19 oktober 2021

Mijn meester, mijn beest!

Als ik nu over je huid lik, proef ik zout.
Je bent zo aan het zweten, trillen, gloeien.
Je weet niet waar je je energie kwijt kan raken.
Te veel.

Het is echt te veel, te snel, te ongecontroleerd.
Ik geniet ervan.
Jij geniet ervan.
Meester.

De stof onder onze knieën is zacht en licht van gewicht, maar wij zijn zo zwaar, zo opgeladen, dat alles onder ons kan breken.
Spanning, koud en volgeladen, in de donkere ruimte.
Jouw ongeduldige lach, dan kreun je, daarna … ja!

Je bent mijn bron van wijsheid.
Je zegt altijd, dat mensen er zijn om elkaar iets te geven, te schenken of iets van elkaar te nemen.
Met dit doel zetten wij onze zintuigen op scherp.
De intensiteit laat ons duizelen.

Een korte aanraking is genoeg om onze lichamen in vuur en vlam te zetten.
Je hebt gelijk.
Ik verlies mijzelf.

Geen tijd voor verlegenheid.
Geen tijd voor schaamte.
Doe het hier, doe het nu, doe het met mij.

Gebruik wat je wilt.
Touw, bijenwas, klemmen, nagels, tanden.
Geen verlossing mogelijk.
Geef mij de zevende hemel.

Jij, smeerlap.
Knijp mij.
Ja, precies goed.
Oh, mijn beest.

Ik wil mij van jou losrukken.
In plaats daarvan schreeuw ik, als je zonder aarzeling mijn arm op mijn rug draait, mijn haren vastgrijpt, trekt, woelt, lacht.
Pijn tot in mijn haarwortels.
Mijn lichaam schokt ineen, verliest langzaam zijn kracht, want je bent onverzadigbaar en ik een opdrogende bron.

Bij zoveel dorst als je hebt, kan ik je nooit genoeg water geven.
Maar je laat mij niet los.
Ik ben gewond en gekloofd.
Mijn huid vol schrammen, rood, geïrriteerd, opengebarsten.

Ik ben jouw enige keus.
Geniet van mij, jong en gewillig, zolang je er bent.
Mijn meester, mijn beest!

Begin alsjeblieft nu.
Ja, nu!
Je tilt mij op, zet mij tegen de koude muur.
Het bed kraakt, ik kreun.

Je houdt zoveel van mij, dat het voor ons tweeën meer dan genoeg is.
Ik verslik mij in mijn ademhaling.
Mijn longen hebben lucht nodig.
Het is echt te veel, te snel, te … ongecontroleerd.

Het fysieke is niet genoeg.
Je hebt alles nodig.
Je handen zijn sterk, krachtig, overheersend.
Mijn huid is zo zacht en hulpeloos.

Een keer stoten is genoeg.
Ik vlieg met mijn rug tegen de betonnen kou.
Je pakt mijn hals vast, tilt mijn kin omhoog, likt over mijn adamsappel.

Ik schud, de kramp komt in golven.
Mijn lichaam trilt, opgewonden en heet.
Meer kan het niet hebben, meer laat het uit elkaar vallen.

Je zegt altijd, dat de wil telt en opnieuw heb je gelijk.
Want ik wil.
Ik ben getraind, geconditioneerd.
Ik heb geleerd de grenzen te negeren en te overschrijden.

Je hebt van mij een supermens gemaakt, een pleziermachine, een aantrekkelijk model.
Ik ben er om te gebruiken, wij zijn er om elkaar te gebruiken.

Een beet.
Ik hijg, span mijn spieren.
De spieren overstrekken zich.
Het speeksel druipt.

Je mond is gulzig, hongerig alsof je melk uit mijn tepels verwacht.
Meester, ik kan alleen mijzelf geven, dat weet je toch.
Overschat mij niet.
Alsjeblieft.

Je schijnheilige blonde haren zijn natuurlijk bedrog.
Je schijnheilige blauwe ogen zijn natuurlijk onbetrouwbaar.
Je schijnheilige witte tanden zijn natuurlijk gevaarlijk.
Je schijnheilige gevoelige vingers zijn natuurlijk toneelspel.

Mijn meester, je bent de zonde voor iedereen, van iedereen.
Je herbergt het zwarte van elke ziel, het plezier van ieder leeghoofd, de seksuele kracht van alle lichamen.
Mijn meester, mijn beest!

Ik geniet van jou, van jouw dominantie en superioriteit, van jouw macht over mij, van je scherpte, van je zwakte.
Mijn meester, je bent eerlijk, je liegt mij niets voor.
Nooit.
Mijn ademhaling wordt rustiger, mijn lichaam verstart terwijl het beweegt, mijn knieën trillen, mijn tenen verkrampen.

Mijn dank is groot, mijn meester.

Morgen ben ik jouw meester, jouw beest.