Donderdag 11 augustus 2011
Amethystium – Ethereal (Wenn Engel Tränen Weinen)
Henriette reageert op de deurbel. Een koerier staat voor de deur met een grote doos.
„Bent u mevrouw Kaiser-Bohling?“
„Ja.“
„Wilt u dan hier even tekenen voor ontvangst?“
Wanneer de koerier is vertrokken, blijft Henriette alleen achter met een loodzware doos, die makkeijk opengaat. Haar ogen inspecteren vluchtig de inhoud. Boeken en een grote envelop. Na een moment van twijfel brengt ze de doos naar boven, de envelop neemt ze mee naar beneden. Nadat ze een kopje rooibosthee heeft ingeschonken, gaat ze in haar woonkamer aan de eettafel zitten om de envelop in alle rust open te maken.
Uit de envelop komt een hele stapel papieren tevoorschijn. Langzaam bladert ze er doorheen. Schoolrapporten van allerlei verschillende scholen. Door de jaren heen worden de cijfers steeds slechter, de opmerkingen van de onderwijzers over zijn gedrag zijn elk volgend rapport juist positiever. Daarna brieven van de jongen aan zijn moeder. Ze moet glimlachen als ze er snel doorheen leest. Afgezien van die ene karaktertrek, is het toch een lieverd, die langzaam maar zeker een eigen plek in haar hart heeft veroverd.
Een foto en een geboorteakte vragen nu haar aandacht. Haar ogen vernauwen zich als ze de geboorteakte goed bekijkt. Na lang nadenken pakt Henriette de telefoon en begint te bellen. Ze wil overleggen met haar schoonzus, die op het gemeentehuis van Lingen werkt. Het duurt even, voordat ze met Christel is doorverbonden.
„Henny hier, excuses dat ik je stoor op je werk, zou je mij kunnen helpen? Kun jij in het bevolkingsregister kijken? … Fijn … “
Ze legt uit wat ze wil weten en leest de gegevens van de geboorteakte hardop voor. Daarna moet ze even wachten op haar schoonzus.
„Niet bekend? … Hoe zou ik daarachter kunnen komen? … Ja, het zou mooi als de jongen toch meer familie heeft … Kan Lars dat? … Goed, ik zal het proberen … Nee, ik heb ook niets gehoord van Silke. Heb jij nog iets van Bastian gehoord? … Ik hou me vast aan het idee dat het ze waarschijnlijk wel goed gaat … Ja, je hebt gelijk, zal ik doen. Bedankt, Christel.“
Henriette moet even zuchten nadat ze het gesprek heeft beëindigd. Ergens lijkt er een vloek op de familie Bohling te rusten. Zij en Max hebben geen contact meer met hun zonen Bastian en Alexander. Haar broer Thomas en zijn vrouw Christel zijn het contact met hun dochter Silke kortgeleden kwijtgeraakt. Ze probeert alle verdrietige gedachten van zich af te zetten en bekijkt de papieren nog een keer. Misschien zijn er meer aanwijzingen, voordat ze het volgende gesprek voert. Ze ontdekt nu ook een uittreksel uit het kerkregister.
Christel raadde haar net aan om haar broer Lars te bellen. Iets waar ze zich altijd op voorbereiden moet. Lars is de jongste van de kinderen Bohling en staat heel anders in het leven dan zij. Het is vreselijk dat haar jongste broer een vriendin heeft geholpen zwanger te worden en niet met die vriendin wil trouwen. Gelukkig heeft hij zijn dochter wel erkend. Aan de andere kant is Lars wel een advocaat en kan hij helpen om gegevens los te weken van instanties. Gegevens, die ze nu graag wil hebben om meer zekerheid te krijgen. Ze overwint haar weerstand en zoekt het telefoonnummer op. Opnieuw moet ze kort wachten, voordat ze hem aan de lijn krijgt.
„Alles goed? … Ja, ik weet het, het is een tijd geleden … Stoor ik? … Kan jij iemand voor mij nazoeken?“
Voor de tweede keer legt ze uit, waarom ze de informatie nodig heeft, voordat ze alle gegevens voorleest van de geboorteakte in de verwachting, dat ze daarna mag wachten.
„Ja, dat zei ik … Wat zei je nu? … Je kent de naam? …“
Henriette snakt naar adem. Dit heeft ze niet verwacht.
„… Mag ik vragen wat hij heeft gedaan? … O, je kent de naam uit je tijd in Köln? Hij is dus geen cliënt van jou? … Dat is geen rare vraag, je bent toch advocaat? … Nee, het is een prima jongen en zijn slechte gewoontes leer ik hem wel af. … Je kent me toch? … Wat is nu verstandig om te doen, Lars? … Meen je dit serieus? … Denk je echt dat Charlotte mij wil helpen? … Goed, dank je. Kom je trouwens nog een keer langs binnenkort? … Ben je met Kerstmis in Lingen? … We zouden het fijn vinden als jij hier Kerstmis wil meevieren met ons. … Heb jij nog iets gehoord van Silke of Bastian? … Niets? … Nee, daar kun jij ook niets aan doen. Christel en ik zijn gewoon nieuwsgierig en bezorgd … Zal ik doen. Bedankt voor je hulp, Lars.“
Henriette staart met een verbijsterd gezicht naar de telefoon. Charlotte. Dat is lang geleden. Ze besluit pastoor Rudolf te bellen voor zijn hulp en advies. Rudolf belooft haar het kerkregister te laten raadplegen en luistert met belangstelling naar wat ze al weet. Henriette is nu gelukkig, dat de pastoor al op de hoogte van de omstandigheden in haar familie en neemt zijn voorstel aan om persoonlijk bij Charlotte op bezoek te gaan. Tenslotte is haar zus Charlotte nog wilder dan Lars.
Volgens de verhalen is haar bijna tien jaar jongere zus nog steeds ongetrouwd en heeft ze wisselende verhoudingen met de kelners in haar restaurant. Na een discussie over Alexander is het contact met Charlotte beperkt tot kaarten en af en toe een telefoontje. Waarom kan Charlotte geen gewoon leven leiden? De relatie met haar zus zou dan vast en zeker beter zijn.
Wanneer Henriette haar man met de jongen aan ziet komen, beëindigt ze het gesprek met Rudolf en bergt snel alle papieren op in de envelop. Haar man slaat zijn armen om Henriette heen, terwijl hij haar begroet met een zoen op haar wang, die ze net zo warm op dezelfde manier beantwoordt. De jongen komt met een verdrietige en tegelijk trotse blik in zijn ogen, de kamer in.
„Hoe is het gegaan?“
„Het is gelukt. We hebben een mooie grafsteen voor mijn moeder.“
„Gelukkig. Het spijt ons nog steeds, dat je haar begrafenis hebt gemist.“
„Het is goed zo, mevrouw Kaiser.“
„Terwijl jullie weg waren, heeft een koerier hier de spullen van je moeder bezorgd. Ik heb de doos op je kamer gezet. Het lijkt mij het beste …“
Meer kan Henriette niet zeggen omdat de jongen een snik laat horen en naar boven rent. Henriette kijkt haar man Max met een bezorgd gezicht aan.
„Als dat maar goed gaat. Hij is al zo verdrietig.“
„We hebben net het graf van zijn moeder bezocht. Daar heeft hij zich goed gehouden. Wil jij straks bij hem kijken?“
„Later, Max. Ik heb de doos met de spullen al opengemaakt, het zijn vooral boeken. Deze envelop kwam eruit en je gaat dit niet geloven. Op de geboorteakte van de jongen is de naam van de vader ingevuld!“
Daarna vertelt Henriette haar man, wat ze allemaal al te weten is gekomen tijdens haar belronde van vandaag. Max luistert aandachtig met een mengeling van onzekerheid en verbazing.
„Henny, dit kan niet. Het is te veel toeval.“
„Max, misschien heeft pastoor Rudolf echt als boodschapper van God gehandeld door de jongen juist bij ons onder te brengen. Hij kwam met het idee om bij Charlotte op bezoek te gaan. Wil jij meegaan?“
„Graag, maar het hangt van de datum af of ik mee kan.“
„Of vind je het goed wanneer ik met pastoor Rudolf daarheen ga? Misschien kan hij helpen Alexander de weg naar een fatsoenlijk leven te wijzen.“
„Ik betwijfel dat, Henny. Hoe wil je trouwens dit goed aanpakken?“
De rest van de middag vliegt voorbij, terwijl het echtpaar overlegt wat nu het beste is om te doen. De pastoor komt kort op bezoek en meldt dat de familie niet meer staat ingeschreven in het kerkregister. Op deze manier wordt het een ingewikkelde route om de jongen meer familie te geven, als alles klopt.
Later gaat Henriette naar boven met een beker warme chocolademelk. De jongen ligt op zijn bed en huilt, de doos met boeken staat geopend op dezelfde plek waar ze hem heeft neergezet. Ze gaat op de rand van het bed zitten.
„Ik heb wat chocolademelk voor je.“
„Ga weg!“
Henriette moet zich even inhouden en zet de choclademelk op het nachtkastje om haar hand even op het voorhoofd van de jongen te leggen, die zich direct omdraait. Ze streelt hem nog even door zijn haar, voordat ze weer naar beneden loopt. Beneden sluit ze de woonkamerdeur achter zich.
„Max, het gaat niet goed. Hij wil mij niet zien, wil jij straks nog een keer kijken? Hij is gloeiend heet, misschien koorts. Zullen we een dokter bellen?“
„Later, laat hem nu maar begaan. Het zijn al moeilijke dagen voor hem.“
„Ik weet het, Max. Daarom hoop ik dat we hiermee iets goeds kunnen doen.“
„Stap voor stap, Henny. Je zei dat er boeken in die doos zitten? Hij heeft nog geen boekenkast op zijn kamer, dus laten we daar eerst voor zorgen. Als hij zich weer beter voelt, kan hij mee naar je zus.“
Max gaat nog een keer bij de jongen kijken, die er slecht aan toe is. Hij staart voor zich uit op zijn bed of huilt. Max gelooft niet, dat een dokter hem kan helpen en besluit hem eten te brengen en te laten praten, zodat zijn verdriet minder groot wordt.