Ontgoocheld reden we aan het einde van de middag terug naar huis. Mijn ouders hadden ons het hele verhaal verteld. Hoe het de bedoeling was geweest dat mijn zus anoniem afgestaan zou worden. En hoe ze direct na de geboorte bij m’n moeder weggehaald was om te voorkomen dat m’n moeder zich zou bedenken. Ze kreeg haar dochtertje niet eens te zien. Gelukkig had mijn opa zich ermee bemoeid toen duidelijk werd dat haar kind overleden was. Hij had erop gestaan dat ze haar kindje een naam mocht geven en afscheid van haar mocht nemen. M’n moeder had haar Elise genoemd. Ze was begraven op de gemeentelijke begraafplaats in Duinkerken.
M’n moeder had het er zwaar mee gehad. Vooral omdat Darren en opa door die zwangerschap vreselijke ruzie hadden gekregen. Darren was door opa zo ongeveer het huis uitgeschopt. Opa was woedend op hem geweest. Hij had het hem vreselijk kwalijk genomen dat hij zo’n misbruik van de goedheid van zijn dochter had gemaakt en hem verboden nog contact met haar te hebben. Het was des te verdrietiger geweest omdat Darren, toen mijn moeder hem had laten weten dat ze zwanger van hem was, ervan overtuigd was geweest dat zijn stiefvader hen zou helpen. Nou, dat had opa inderdaad gedaan! M’n moeder vertelde dat hij erop had gestaan dat ze het kind af zou staan. Onder geen beding mocht ze het houden. Er kon geen sprake van zijn dat ze het samen zouden opvoeden. Sterker nog, m’n opa wilde beslist niet dat iemand ervan af zou weten… Het zou een schande zijn. Mensen zouden hem erop aankijken, want het was onder zijn dak gebeurd. M’n opa had het m’n moeder zelfs verboden er met haar moeder en stiefvader over te praten. Echt niemand mocht het weten.
Dus was hij afgereisd naar Nederland, had tegen iedereen daar gezegd dat m’n moeder een tijdje bij hem in Amerika kwam wonen en had haar ondertussen ondergebracht in het moederhuis in Gent. En m’n moeder voelde zich schuldig. Ze voelde zich slecht. Want m’n opa wees haar er voortdurend op dat dat wat zij en Darren gedaan hadden, echt niet kon. Hoewel hij Darren het huis uit had geschopt, was hij ook wel degelijk vreselijk kwaad op haar geweest. Toch hielp hij haar tot na de bevalling. Volgens m’n moeder alleen maar omdat het zijn carrière zou schaden als het bekend zou worden. En dat was dan ook precies de reden waarom m’n moeder na de geboorte en het overlijden van Elise niks meer met haar vader te maken wilde hebben.
Om te voorkomen dat uit zou lekken dat zijn dochter ongewenst zwanger was van haar stiefbroer, wilde mijn opa beslist niet dat zijn dochter in contact zou komen met de andere meisjes in het moederhuis. Dus had hij een flinke schenking aan de kloosterorde gedaan zodat m’n moeder niet voor haar kost en inwoning hoefde te werken en in haar kamertje kon blijven.
Darren had heel lang niet eens geweten dat hij een dochtertje had en dat ze was overleden. Pas toen ze elkaar, inderdaad stomtoevallig, via hun werk tegen waren gekomen, had hij gehoord wat er allemaal gebeurd was. Sindsdien zagen ze elkaar regelmatig. Zoals m’n moeder het had uitgelegd, voelden ze zich, door alles wat er was gebeurd, met elkaar verbonden.
“En nu?” vroeg Sjors ineens. “Wat gaan wij nu doen?”
“Geen idee jongen. Ik moet het allemaal nog even op me in laten werken. Wat een rare middag… Ik snap nog steeds niet helemaal hoe het nou precies in elkaar zit. Hebben we ons dan echt zo blindgestaard op, laten we maar zeggen, betrokkenheid van mijn familie bij jouw adoptie terwijl het blijkbaar louter toeval was dat mijn opa in Gent was ten tijde van jouw geboorte? Ik vind dat nog steeds moeilijk te geloven…”
“Tja schat, het is toch zo. Je moeder zal daar heus niet om liegen, lijkt me.”
“Een zus… Shit man. Op de één of andere manier was ik er al helemaal vanuit gegaan dat jij m’n broer was. En dat was goed. Dat voelde vertrouwd. Het klopte gewoon.”
Sjors glimlachte.
“Dus dat had jij ook?” vroeg hij.
Ik knikte.
“Ik weet niet precies hoe ik het moet uitleggen,” probeerde ik onder woorden te brengen wat ik voelde. “Het was net alsof ik me nog sterker met je verbonden voelde toen we dachten dat we broers waren. En nu is het ineens alsof ik weer alleen ben. Terwijl je d’r toch gewoon nog steeds bent. Feitelijk is er niks veranderd en toch voelt het ineens heel anders.”
Hij knikte.
“Dat heb ik precies zo. ‘t Is net alsof ik plotseling in m’n nakie sta. Heel vreemd…”
“Wil je nog verder zoeken?” vroeg ik hem aarzelend.
Eigenlijk wist ik het antwoord al. We zochten een speld in een hooiberg. Waren we er eerder van overtuigd geweest dat we die speld gevonden hadden, nu beseften we des te meer dat we er nog lang niet waren.
“Hebben we nog opties dan?” vroeg Sjors. “Volgens mij is er nu nog maar één mogelijkheid… Dat derde meisje in Gent. Maar komen we daar verder mee? Vera heeft zichzelf gemeld omdat ze haar kind wilde vinden. Jouw moeder was te traceren doordat jouw opa herkend was door Vera. En zelfs toen we wisten dat jouw opa erbij betrokken was, was het nog een hele toer om erachter te komen dat dat meisje dat hij in Gent onder had gebracht jouw moeder was. Hoe in Godsnaam moeten we ooit achterhalen wie dat derde meisje was? Zuster Bernadette weet zich niks te herinneren. Wat voor zin heeft het dan nog om door te gaan?” redeneerde hij.
Ik knikte. Zo’n antwoord had ik al wel een beetje verwacht.
“Ik denk dat we het beter kunnen laten voor wat het is,” zuchtte Sjors berustend. “Misschien kan ik die DNA test nog annuleren. Zonde van het geld,” voegde hij eraan toe.
Zwijgend reden we verder. In gedachten liep ik alles wat we de afgelopen tijd hadden gedaan nog eens na om te kijken of we ergens een fout hadden gemaakt. Of er iets was wat ons ontgaan was. Een aanwijzing die we gemist hadden.
“Toch blijf ik het vreemd vinden,” merkte Sjors ineens op.
“Wat schat?” reageerde ik verstrooid.
“Nou gewoon. Ik lijk zo vreselijk veel op jouw opa, da’s bijna eng. Dat kan toch bijna geen toeval zijn Bas? En dat uitgerekend jouw moeder in Gent was omdat ze ongewenst zwanger was en haar kind anoniem moest afstaan terwijl mijn biologische moeder daar blijkbaar ook was. En dat ik dan ook nog zo sterk op jouw opa lijk… Dat bestaat toch eigenlijk niet?”
Peinzend keek ik hem aan.
“Dat is inderdaad wel heel raar, als je d’r goed over nadenkt. Sterker nog, dat kan eigenlijk gewoon niet… Maar toch is het zo jongen,” zuchtte ik.
Weer viel er een stilte.
“Ik bedenk me ineens iets,” begon Sjors opnieuw. “Stel nou eens dat ik verwisseld bent, gewoon per ongeluk, met de baby van dat derde meisje? Of misschien zelfs wel met die van Vera… Dat jouw overleden zus dus eigenlijk het dochtertje van Vera of dat andere meisje was? En dat ik toch jouw moeder’s zoon ben?”
Sprakeloos keek ik hem aan. Natuurlijk! Dat zou kunnen! Dat ik daar niet aan gedacht had… Dat was in ieder geval een stuk logischer dan dat Sjors’ biologische moeder een kind had gekregen dat sprekend op mijn opa leek terwijl ze geen familie was…
“Dat moet het zijn!” reageerde ik opgetogen. “Sjors, dat is het gewoon, dat kan niet anders!”
Grijnzend keken we elkaar aan. Van het één op het andere moment was dat gevoel van verbondenheid terug. Hij hoorde wel degelijk bij mij… Hij was wel m’n broer… En dat voelde fantastisch! Ik kreeg er een brok van in m’n keel. Tranen schoten in m’n ogen. Een overweldigend geluksgevoel stroomde door m’n hele lijf… Dit was goed. Dit was perfect!
“Jongen, ik hou zo waanzinnig veel van jou,” fluisterde ik.
Hij kneep even stevig in m’n been.
“En ik van jou schat,” lachte hij. “Wat er ook gebeurt. Hoe het ook in elkaar blijkt te zitten. Wij horen gewoon bij elkaar.”
“Dit kunnen we toch uitzoeken? Als het waar is, moet er toch ergens iets te vinden zijn,” opperde ik opgewonden.
“Misschien moeten we toch maar eens op zoek naar dat ziekenhuis in de buurt van Duinkerken,” reageerde Sjors peinzend. “Uitzoeken of er daar op mijn verjaardag nog andere baby’s geboren zijn.”
“Google maar weer?” stelde ik voor.
Dit ging goed komen. Ik wist het gewoon! Het gekke was dat ‘goed komen’ ineens echt absoluut honderd procent zeker betekende dat we zouden ontdekken dat we broers waren. Nou ja… Halfbroers dan. Elke andere uitkomst zou een teleurstelling zijn…
Eenmaal thuis, doken we opnieuw achter de laptop. Wat moesten we toch zonder internet… Maar ook dit keer leverde het niet veel relevante informatie op. We konden herleiden welk ziekenhuis het geweest moest zijn. Dat was niet eens zo moeilijk. We vonden lange lijsten van mensen die op zoek waren naar hun biologische ouders. Allemaal geboren in datzelfde ziekenhuis. Sjors was beslist niet de enige geweest. We lazen verhalen van vrouwen die onder dwang hun kind hadden moeten afstaan. Vrouwen die wreed van hun kinderen gescheiden werden omdat er al afspraken met adoptieouders waren gemaakt. Het was onvoorstelbaar wat we tegenkwamen. Pure kinderhandel. We werden er stil van… Maar het ziekenhuis waar dit allemaal plaats had gevonden, dat bestond niet meer. Helaas…
Ineens schoot me iets te binnen.
“Shit man. We hadden m’n moeder moeten vragen wanneer Elise geboren is. Als dat op dezelfde dag is als waarop jij geboren bent…”
Triomfantelijk keek ik hem aan.
“Da’s dan toch een duidelijk aanwijzing. Of niet?” vroeg ik opgewonden. “Als zij op een heel andere dag dan jij geboren is, lijkt me de kans op verwisseling niet erg groot. Maar als het wel op dezelfde dag is… En als we dan ook nog kunnen uitvogelen of jullie allebei in hetzelfde ziekenhuis geboren zijn… Dan zijn we d’r toch?”
“Of we doen toch maar gewoon die DNA test,” merkte Sjors droog op. “Hoe je het ook wendt of keert, dat is uiteindelijk toch het enige echte bewijs.
“Hmm… Wel een stuk minder spannend,” pruilde ik gespeeld.
Ondertussen keek ik hem opgetogen aan. Want hij had natuurlijk gelijk! Die DNA test zou het bewijs leveren. Zelfs al kwamen we er nooit helemaal achter wat er nou precies gebeurd was.
“Hou je dat vol? grinnikte hij. “Morgen is het oudejaarsdag. Die testkit komt nooit eerder dan over drie dagen. Dan nog een week wachten op de uitslag… Volgens mij word jij gek van de spanning,” voegde hij er lachend aan toe.
“Jij niet dan?” lachte ik terug.
Ik kroop lekker tegen hem aan. Genoot van zijn nabijheid. Ik wist gewoon dat het niet meer fout kon gaan… We waren broers… Geliefden… Beste vrienden. En vooral, onafscheidelijk…