Zaterdagavond. De telefoon gaat. Diede neemt op. Zijn moeder. Haar stem klinkt heel zachtjes, bijna gebroken.
“Diede”, stamelt ze overstuur. “Eddy… Hij…”
Diede hoort zijn moeder huilen aan de andere kant van de lijn. Van het één op het andere moment bonkt zijn hart in zijn keel.
“Wat is er mam?”, vraagt hij gespannen. Het klamme zweet staat in zijn handen. De haren op zijn armen staan overeind.
Het blijft stil aan de andere kant van de lijn.
“Mam?”, dringt hij aan. “Zeg eens wat…”
“Eddy heeft zijn polsen doorgesneden…”, fluistert ze. Haar stem trilt.
“Wat zeg je nou?”, reageert hij. Het dringt niet tot hem door wat ze zegt.
“Eddy…”, stamelt ze opnieuw. “Hij…”
“Oh mijn God, mam!”
Als een lappenpop zakt Diede op de bank neer. Hij hapt naar adem.
“Is hij…?”, hijgt hij met overslaande stem. Hij durft de vraag niet af te maken.
“Hij is hier, jongen. Het is gelukkig niet gelukt…” Ze huilt.
“Ik kom eraan.”
Verdoofd hangt Diede op. “Oh Eddy”, fluistert hij gesmoord. “Wat heb je gedaan…” Tranen wellen op in zijn ogen. Hij doet zijn best om na te denken maar het lukt niet. Zijn handen trillen, hij zit te klappertanden terwijl het zweet hem uitbreekt.
“Kom op Diede, hou je kop erbij”, spreekt hij zichzelf streng toe. “Hij heeft je nodig.”
Verdwaasd staart hij voor zich uit, het lukt hem niet om helder te denken.
“Eddy…” kreunt hij terwijl hij in elkaar krimpt.. “Ik kom naar je toe. Nog even geduld.”
Snel grijpt hij zijn autosleutels. Maar in plaats van weg te gaan, blijft hij apathisch staan. Opnieuw pakt hij zijn telefoon.
“Merel…”, zegt hij, met moeite het trillen van zijn stem in bedwang houdend.
“Diede?”, klinkt het ongerust aan de andere kant van de lijn. “Wat is er?”
Diede krijgt geen woord meer over zijn lippen. Tranen druppen over zijn wangen. Af en toe haalt hij zijn neus op.
“Ik kom eraan”, hoort hij Merel vaag in de verte zeggen.
“Ja…”, brengt hij met moeite uit.
Lamgeslagen kruipt hij in een hoekje op de bank, trekt zijn knieën op en slaat zijn armen er omheen. Zijn handen trillen, hij kan het niet stoppen. Hij heeft het warm en koud tegelijkertijd. Zijn hart bonkt in zijn keel, zijn hoofd knalt bijna uit elkaar.
***
“Eindelijk”, mopperde Wim toen Remco zijn fiets naast het kleine tentje op de grond gooide. “Wij gaan hier kapot van de honger, man. Kon je niet een beetje opschieten?”
“Commentaar? Je mag ook zelf gaan, hoor…”, ketste Remco terug.
“Ja, doei… ‘k Heb wel wat beters te doen”, lachte zijn broertje.
“Oh ja? Wat dan?”, reageerde Remco spottend.
Wim trok veelzeggend een wenkbrauw omhoog en knikte met zijn hoofd schuin naar rechts. Remco volgde zijn hoofdbeweging. Aan de andere kant van het pad zaten twee meiden in bikini voor een tentje.
“Aha, ik zie het al”, lachte hij geamuseerd. “Jullie bewonderen de mooie natuur hier…”
“Precies”, grijnsde Wim. “Dat moet ook gebeuren, toch?”
“Jammer dat ze maar met z’n tweeën zijn”, zuchtte Jeffrey teleurgesteld.
“Ach, joh”, merkte Jorick, zijn tweelingbroer, op. “Doen we toch gewoon om beurten. Valt ze waarschijnlijk toch niet op…”
De drie jongens schoten in de lach. Maar weinig mensen konden de broers uit elkaar houden, hoewel ze toch heel verschillend in hun doen en laten waren.
“En ik dan? Laten jullie mij dan zomaar achter?”, vroeg Remco quasi teleurgesteld.
“Man, zeur niet. D’r loopt hier vast ook wel ergens een leuke homo voor jou rond”, plaagde Jorick.
Prompt vlogen Remco’s gedachten terug naar de supermarkt.
Dat hij homo was, wisten zijn vrienden al ruim een jaar, Wim zelfs al langer. Geen van zijn vrienden deed er moeilijk over. Zijn ouders hadden wel even moeten slikken. Inmiddels waren ze er helemaal aan gewend en maakten ook zij er geen probleem meer van. Maar een vriendje, nee, die had hij nog niet gehad.
Glimlachend staarde hij voor zich uit.
“Hé! Waar zit jij ineens met je gedachten?” Wim stootte hem aan.
“Huh? Oh… Eh… Niks hoor”, hakkelde Remco.
Onderzoekend keek Wim zijn broer aan. “Hmm… Ik zou bijna denken dat je d’r al één tegen bent gekomen”, grinnikte hij.
Remco voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Verdorie, waarom kreeg hij nou zo’n boei? Wat was er nou helemaal gebeurd? Die jongen had hem alleen maar aangestoten. Ze hadden nauwelijks een woord met elkaar gewisseld. Hij wist niet eens waar hij ergens zat…
“Nou?”, drong Wim aan. “Heb ik gelijk?”
Remco zei niks.
“Jaahhh”, vielen Jorick en Jeffrey Wim bij. “Remco heeft een oogje op iemand”, plaagden ze hem.
“Geef het maar toe”, voegde Wim er grijnzend aan toe.
“Kom op… vertel…”, moedigde Jeffrey hem aan.
“Ach jongens, d’r is echt niks”, reageerde Remco luchtig.
“Waarom krijg je dan zo’n rooie kop? Kom op, man… Doe niet zo flauw. Je kunt het ons toch wel vertellen?”, zeurde Jorick door.
Remco zuchtte eens diep. “Echt jongens, er is niks. Gewoon een jongen in de rij bij de kassa. Ik weet niet eens wie hij is… waar hij zit… Of hij überhaupt wel homo is.”
“En?”, vroeg Wim nieuwsgierig, zich niks aantrekkend van Remco’s commentaar. “Is hij leuk?”
“Jij houdt ook nooit op hè?”, grinnikte Remco.
“Niet als het om belangrijke dingen gaat”, reageerde Wim prompt.
“Ja, kom op Remco, hoe ziet hij er uit?”, wilde Jeffrey nu ook weten.
“Weet ik veel. Ik heb hem echt maar heel even gezien”, probeerde Remco zich er vanaf te maken.
“Ik geloof er niks van”, hield Wim voet bij stuk.
Remco zag de jongen weer voor zich. Kort blond, bijna wit haar, blauwe ogen. Eigenlijk niks bijzonders. Wat was het dan dat hem geraakt had? Behalve zijn arm dan… Hij glimlachte opnieuw. Hij was gewoon leuk…
“Letten jullie nou maar op die meiden”, probeerde hij zijn vrienden af te leiden.
En het werkte. Meteen was hun aandacht weer gevestigd op de twee meiden aan de overkant.
***
Op ‘de Appelhof’ werden steeds meer mensen wakker. De rits van Eddy’s en Ton’s tent werd opengetrokken. Ton stak zijn hoofd naar buiten.
“Goeiemorgen”, gaapte hij. Hij kneep z’n ogen tot spleetjes. “Iemand een aspirientje voor me?
Anika viste een strip paracetamol uit haar tas. “Hier, vang!”, riep ze terwijl ze de strip naar hem toegooide.
Met een duffe kop kroop Ton de tent uit. “Wat een licht, man”, mopperde hij terwijl hij zijn zonnebril opzette. Vergenoegd liet hij zijn ogen over de gedekte picknicktafel gaan. “Zo! Wie heeft er voor dit ontbijt gezorgd?”, vroeg hij verbaasd.
“Eddy natuurlijk”, wees Hannah in Eddy’s richting. “Dankzij jou, blijkbaar”, voegde ze eraan toe.
“Hoezo, dankzij mij?”, reageerde Ton.
“Jij moest mij zonodig wakker maken, gek”, antwoordde Eddy voor Hannah dat kon doen. “Mij een beetje liggen porren…”
“Moet je maar niet zo dicht tegen me aankruipen, homo”, lachte Ton terwijl hij een arm om Eddy’s nek sloeg en hem spontaan een kus op z’n wang gaf.
Geïrriteerd duwde Eddy hem van zich af. Ton ging tegenover hem zitten, schonk een beker sinaasappelsap in en werkte twee paracetamolletjes naar binnen.
“Lekker man”, merkte hij grinnikend op. “Moet je ook eens proberen…”
“Laat maar”, reageerde Eddy. “Ik hou m’n kop liever helder. Moet je ook eens proberen”, voegde hij er cynisch aan toe.
Peinzend keek hij naar Ton. Wat zag die gast er toch in om zichzelf elke keer zo vol te laten lopen? Soms vroeg hij zich wel eens af of dat echt wel alleen maar voor de lol was. Hoe goed kende hij Ton nou? Eigenlijk was hij een vriend van Jan Willem, die twee kenden elkaar al jaren. Gek, dat Jan Willem er nooit iets van zei dat Ton zo veel dronk.
“Waar zijn die andere twee?”, vroeg Ton aan Hannah en Anika.
“Wat denk je?”, antwoordde de eerste. “In dromenland natuurlijk.”
“Nee hoor”, klonk het slaperig uit de tent. “Wij zijn allang wakker…”
“Ja, ja… Dat zal wel”, reageerde Hannah vrolijk.
Niet veel later later zaten ook Jan Willem en André aan het ontbijt.
“Wat gaan we doen, jongens?”, vroeg Jan Willem.
“Naar het strand”, zei Eddy vlug, voor iemand met een ander voorstel kon komen.
“Strak plan”, reageerde André.
Jan Willem en Ton knikten instemmend.
Tegen de middag waren ze eindelijk zo ver dat ze konden vertrekken. Ongeduldig stond Eddy bij de fietsen te wachten. Waarom waren ze nou zo traag? Hij wilde weg. Hoe langer ze wachtten, hoe kleiner de kans dat hij die jongen uit de Jumbo tegen zouden komen, want die bleef natuurlijk ook niet stilzitten.
“Wat heb jij man?”, vroeg Hannah.
“Hoezo? Ik wil gewoon naar het strand…”, reageerde Eddy onverschillig.
“Ja, ja… De dag is nog lang hoor. Tijd zat…”
Ze keek hem onderzoekend aan. Hij deed vreemd. Normaal gesproken was Eddy de meest relaxte van het stel, liet zich nergens door opjutten, ging gewoon zijn eigen gang. Eigenlijk vond hij alles altijd wel best. Waarom was hij nu dan zo onrustig?
Vrolijk kletsend fietsten ze even later richting Formerum aan Zee. Eddy reed achteraan, hij had geen zin in slap geouwehoer. Stiekem hoopte hij de jongen uit de Jumbo tegen te komen. Vanuit zijn ooghoeken hield hij de omgeving nauwlettend in de gaten.
Nadat ze hun fietsen tegen het hek hadden gezet, liepen ze met z’n zessen de strandovergang bij Formerum aan Zee over. Onopvallend liet Eddy zijn ogen over het strand gaan. Geen spoor van de jongen… Hij zuchtte teleurgesteld.
“Gelijk maar zwemmen?”, vroeg Jan Willem. Hij was een waterrat, net als Ton. Ze speelden beiden al jaren waterpolo.
Anika keek Hannah aan. “Jij?”, vroeg ze.
Hannah keek om zich heen. Er waren niet veel mensen op het strand. Langs de vloedlijn liepen een man en een vrouw met twee honden. Hier en daar lagen wat mensen te zonnen. Slechts een enkeling waagde zich in zee.
Ze schudde haar hoofd. “Mij te koud. Ik ga liever lekker in de zon liggen.”
“Mijn idee”, reageerde Anika lachend.
“Watjes!”, plaagde Ton. “Kom jongens, wij zullen de dames eens laten zien dat wij niet bang zijn voor een beetje water!” riep hij enthousiast. “Wie het eerste door is!” Hij begon zich meteen uit te kleden.
Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en niet veel later renden de vier jongens lachend en schreeuwend de zee in. Hannah en Anika zochten een plekje vlakbij de strandovergang, spreidden hun handdoeken uit en maakte het zich gemakkelijk.
“Stelletje idioten”, lachte Hannah. “Moet je ze nou zien, het lijkt wel een stel uitgelaten honden!”
Ton dook meteen bovenop Jan Willem en trok hem kopje onder. Eddy en André hadden meer moeite met het koude water, maar kregen weinig kans om rustig te wennen. Voor ze het in de gaten hadden, werden ze door Ton en Jan Willem nat gespetterd en waren ze in een flinke stoeipartij verwikkeld.
Tegen de tijd dat ze uit gestoeid waren, lagen de beide meiden met gesloten ogen te genieten van de zon. Jan Willem trok André aan zijn arm en legde een vinger tegen zijn lippen. Grinnikend slopen ze, zo stil ze konden, naar hun vriendinnen. Ton en Eddy keken grijnzend toe hoe Jan Willem en André plotseling hun natte haren boven de meiden uitschudden. Verschrikt schoten Hannah en Anika overeind.
“Hé! Kappen daarmee!”, riep Anika met pretlichtjes in haar ogen.
Hannah trok André naast zich op haar handdoek en gaf hem lachend een kus.
“Waarom komen jullie er ook niet in?”, vroeg Jan Willem. “Het Is best lekker als je eenmaal door bent”, voegde hij eraan toe.
“Misschien straks”, reageerde Anika niet echt enthousiast.
Eddy’s ogen dwaalden af naar de strandovergang. Langzaam werd het drukker. Twee meiden sjokten door het mulle zand het strand op, maar nog steeds geen spoor van die roodharige jongen… Wat zou hij doen als hij ineens zou verschijnen? Zou hij hem durven aanspreken? Wat zouden zijn vrienden dan denken? Zouden ze er iets achter zoeken? Waarschijnlijk niet, ze hadden immers geen flauw idee dat hij op jongens viel. Zelfs André wist dat niet, dus waarom zouden ze er iets achter zoeken?
Hij glimlachte. Misschien kwam hij nog wel…