2 februari 2021

Weekendje Wadden – 13

“Hoe is het?”, is het eerste wat Merel Diede vraagt als ze haar telefoon opneemt.
“Geen idee. Hij slaapt weer. We hebben wat gepraat maar hij heeft nog niks losgelaten.”
“En wat zegt je gevoel?”
“Ik ben er niet gerust op. Hij heeft me gevraagd naar zijn flat te gaan. Zei dat alles daar onder het bloed zit. Of ik het voor hem wil schoonmaken en wat kleren en z’n telefoon voor hem wil halen.”
“Jezus, Diede…”
“Hij wil niet dat papa en mama het zien. Snap ik wel, maar toch…”
“Wil je d’r heen?”
“Liever niet, maar iemand moet het toch doen nietwaar. Kan jij naar huis komen? Ik durf hem niet alleen te laten.”
“Ik ga het meteen regelen. Misschien kan ik maar beter de rest van de week vrij nemen. Wat denk jij?”
“Ik weet het niet. Hij kent je eigenlijk helemaal niet. Misschien vindt hij het wel helemaal niet prettig als jij er bent, wordt het daardoor juist extra moeilijk voor hem te vertellen wat er aan de hand is.”
“Misschien heb je wel gelijk… Ok, dan alleen vandaag. Ik ben er zo.”

***

Een beetje zenuwachtig drukt Marieke op de bel. Gisteravond heeft ze nog eens over de hele situatie nagedacht. Diede thuis… Dat is misschien nog wel het meest vreemde aan alles. Ze kent het verhaal van Diede, haar buurvrouw heeft er wel eens over verteld, hoewel ze dat liever niet doet. Maar ja, soms zit het haar zo hoog, dan moet ze het toch even kwijt. Want ze heeft het er moeilijk mee, al vanaf het begin dat Diede het huis uit is. Haar buurvrouw heeft verteld dat Diede een moeilijke jongen is die thuis niet meer te handhaven was, maar Marieke heeft daar zo haar vraagtekens bij.
Ze kent Diede weliswaar minder goed dan Eddy, want Eddy is bevriend met haar dochter en komt daardoor regelmatig bij hun over de vloer. Of liever gezegd, kwam regelmatig bij hun over de vloer, want sinds Hannah en Eddy op kamers wonen, heeft ze hem niet meer gezien.
Toch heeft ze altijd te doen gehad met Diede. Ze kent haar buurman en vraagt zich al jaren af wie van de twee de moeilijkste is, Diede of zijn vader… En haar buurvrouw en Eddy zitten er midden tussenin.

“Marieke”, klinkt het verbaasd als de deur opengaat.
“Lea”, reageert Marieke. “Ik dacht, laat ik weer eens een keer koffie bij je drinken. Het is al zo lang geleden.” Ze tovert een lach op haar gezicht.
Haar buurvrouw ziet er slecht uit. Dikke wallen onder haar ogen, alsof ze al een paar dagen nauwelijks heeft geslapen.
“Komt het gelegen?”
Lea doet een stap opzij om haar binnen te laten. “Kom binnen”, zegt ze gelaten. “Alfons is er niet. Hij heeft een optreden met het koor.”
Marieke kijkt haar bezorgd aan. Het liefste zou ze met de deur in huis vallen en haar rechtstreeks vragen wat er aan de hand is. Want dat er iets mis is, dat is haar wel duidelijk. Maar ze houdt zich in, weet dat het niet verstandig is. Lea is niet zo’n prater.

***

“Lusten jullie een kopje thee, jongens?”, vroeg Eddy’s moeder vriendelijk toen de jongens de keuken weer binnen stapten.
“Dank u wel, maar ik moet echt gaan”, antwoordde Remco. “Morgen weer vroeg eruit… werken”, voegde hij eraan toe.
Eddy’s ouders volgden de jongens naar de voordeur.
“Bedankt voor alles.” Remco gaf Eddy’s moeder een hand. “Tot ziens, meneer”, knikte hij naar Eddy’s vader.
“Goeie reis, jongen”, wenste Lea hem toe.
“Dank u”, antwoordde Remco beleefd. “Het was gezellig Eddy”, richtte hij zich tot Eddy. “Tot wo…”
“Wacht, ik loop even met je mee”, onderbrak Eddy hem. Vlug stapte hij de deur uit en trok Remco mee naar buiten.
“Even zonder m’n ouders”, fluisterde hij.
Remco grinnikte. “Kom maar gauw bij mij, daar hoeven we niet zo geheimzinnig te doen”, fluisterde hij terug.
Remco stapte in zijn auto en draaide het raampje open.
Eddy boog voorover. Hem kussen, dat kon niet, zijn ouders stonden te kijken. Hij legde zijn hand op Remco’s arm en kneep even. “Tot woensdag”, lachte hij verliefd. “Doeg…”
Remco keek hem lang aan. “Eddy…,” zei hij zachtjes, “ik vind je echt leuk…”
“Ik jou ook”, fluisterde Eddy.
“Woensdag…”, lachte Remco veelbelovend. “Doei…”
Hij draaide het raampje dicht en startte de auto.
Eddy keek hem na tot hij op de rotonde uit het zicht verdween. Toen liep hij terug naar binnen.

***

“Ik weet niet of het zo’n goed idee is dat jij die jongen nog vaker ziet, Eddy”, begon zijn vader vrijwel meteen nadat Remco vertrokken was.
“Hoezo niet? Remco is toch hartstikke aardig?”, reageerde Eddy verontwaardigd.
Zijn vader schudde zijn hoofd. “Die jongen is heel anders dan jij… Hij doet maar waar hij zin in heeft… In plaats van dat hij nou probeert wat te bereiken in zijn leven, staat hij achter de kassa in een winkel. Dat is toch geen vriend voor jou, jongen”, stelde zijn vader beslist.
“Remco staat niet a…”, begon Eddy, maar zijn vader liet hem niet uitpraten.
“Daar wil jij toch niet mee omgaan?”, ging zijn vader stug verder. “Straks word jij net zo’n nietsnut als je broer… Wil je dat dan? Bereid jij je nou maar op je studie voor, daar bereik je veel meer mee.”
“Maar ik heb vaka…”
“Wees nou verstandig”, onderbrak zijn vader hem opnieuw. “Die jongen is echt niks voor jou.”
“Maar pap…”
“Voor de laatste keer, Eddy”, viel zijn vader hem, inmiddels behoorlijk geïrriteerd, in de rede. “Luister naar je vader. Wat weet jij er nou van? Ik zeg je, aan die jongen heb jij niks. Je heb toch genoeg leuke vrienden hier? Wat moet jij nou met iemand die zo ver weg woont? Dat heeft toch geen zin?”
Beteuterd keek Eddy zijn vader aan. Hij wist dat het geen zin had tegen hem in te gaan. Zijn vader zou zich alleen maar opwinden en hij wilde beslist geen ruzie. Koortsachtig pijnigde hij zijn hersenen. Hoe kon hij nou woensdag zonder problemen wegkomen? Als zijn vader zou weten dat hij toch naar Remco ging, kon hij het wel vergeten, dan kwam hij de deur niet uit. Hij zuchtte diep.
“Je hebt wel gelijk misschien. Hij woont inderdaad wel ver weg”, antwoordde hij gelaten, met moeite zijn teleurstelling verbergend.

Lea zag de teleurstelling op het gezicht van haar zoon. Eerlijk gezegd begreep ze er niks van waarom Alfons het niet goed vond dat de jongens met elkaar omgingen. Zij had een prima indruk van Remco gekregen. Oké, hij woonde wat ver uit de buurt. Maar wat maakte dat nou uit? Eddy had toch vakantie.

Eddy stond op. “Ik ga naar boven”, zei hij kortaf.
Zijn moeder liep hem achterna. “Eddy”, zei ze zachtjes toen hij de trap op wilde lopen.
Eddy draaide zich om en keek haar aan.
“Het spijt me, jongen”, zei ze. “Ik snap ook niet waarom papa het niet goed vindt.”
Eddy knikte en wilde doorlopen.
“Waarom bel je Ton niet op? Die is toch ook niet met vakantie?”, ging zijn moeder verder. “Misschien vindt hij het wel leuk om samen op te trekken.”
Eddy deed zijn mond al open om te zeggen dat dat wel het laatste was waar hij zin in had, toen hij zich ineens bedacht. Een lach brak door op zijn gezicht.
“Dat is een goed idee! Ik ga hem straks even bellen”, reageerde hij, ineens weer opgewekt.
“Doe dat maar, jongen”, spoorde zijn moeder hem aan.

Vrolijk liep Eddy naar zijn kamer. Glimlachend keek Lea haar jongste zoon na. Verstandige jongen. Tegen zijn vader ingaan, had toch geen zin. Had Diede dat destijds maar begrepen…

***

“Was het leuk, jongen?” Vera keek haar zoon, die net de achterdeur binnenstapte aan.
“Kei gezellig”, antwoordde Remco vrolijk. “We hebben gevliegerd,” lachte hij, “en Eddy heeft vogelspinnen…”
“Hij heeft wat???”, vroeg Wim stomverbaasd. Hij had zijn broer aan horen komen en kwam nu de keuken binnen. “Gadverdamme… Wie heeft er nou vogelspinnen!”
Remco grinnikte. “Bang voor spinnen?” Hij kriebelde zijn broertje in zijn nek. “Whah… d’r zit een spin in je nek!”, plaagde hij.
“Hou op gek!” Wim draaide zich onder Remco’s hand uit.
Vera keek haar twee jongste zonen lachend aan.
“Heb je met hem gezoend?”, vroeg Wim nieuwsgierig verder.
“Wim!”, riep Vera hem tot de orde. “Laat Remco, je hoeft niet alles te weten…”
Remco stak zijn tong tegen zijn broertje uit. “Gaat je lekker niks aan. Ik ga naar boven.” Grinnikend liep hij de keuken uit.

Nog geen twee minuten later stond Wim in zijn kamer. “Vertel Remco, kom op… Is hij echt zo leuk als je dacht?”, vroeg Wim ongeduldig.
Remco lachte. “Nog veel leuker…”
“Hebben jullie gezoend?”, vroeg Wim opnieuw. Hij keek zijn broer grijnzend aan.
“Hm hm…” knikte Remco.
“En?”
“Wat, en?”, reageerde Remco droog.
“Hoe zoent hij?”
“Ja hallo, dat vraag ik jou toch ook niet als je een vriendinnetje hebt?”, antwoordde Remco lachend.
“Lekker dus”, grinnikte Wim. “Hebben jullie nou verkering?”, ging hij nieuwsgierig verder.
“Geen idee… Daar hebben we het eigenlijk helemaal niet over gehad”, reageerde Remco bedachtzaam. “Ik denk het eigenlijk wel”, voegde hij er glimlachend aan toe. “Hij komt woensdag hier.”
“Goed man!” Wim stompte zijn broer tegen zijn schouder.

***

Eddy kon de slaap niet vatten. Telkens weer gleden zijn gedachten terug naar de middag. Samen vliegeren… Remco’s armen om hem heen… Zijn lippen in zijn nek… Onvoorstelbaar hoe lekker hij rook… Hij was echt leuk… Glimlachend dacht hij terug aan het moment waarop Remco hem gekust had. Woensdag meer, had hij gezegd. Hij zuchtte diep. Was het maar vast zover…

De hele avond nadat Remco weg was gegaan, had hij op zijn kamer gezeten. Zijn moeder had hem op een geweldig idee gebracht. Zou hij het durven? Wat als zijn vader er ooit achter zou komen dat hij naar Remco ging als hij zei dat hij met Ton afgesproken had? Hoe groot was die kans?
Onwillekeurig dacht hij terug aan de tijd dat zijn broer nog thuis woonde. Hoe vaak had Diede niet gezegd dat hij ergens anders was als waar hij werkelijk was? En elke keer had zijn vader hem betrapt. Was ook wel een beetje Diede’s eigen schuld. Hij kwam rustig midden in de nacht thuis, terwijl hij wist dat zijn vader hem opwachtte. Zo stom was hijzelf toch niet van plan te zijn.
Tot nu toe was hij er goed doorheen gerold. Hij paste wel op geen dingen te doen die hem echt in de problemen konden brengen. Zijn vader vertrouwde zijn vrienden, zolang hij met hen optrok, was er niks aan de hand. En wat hij met zijn vrienden deed, hoefde hij toch niet altijd te vertellen?
Maar nu zou het anders zijn. Nu zou hij alleen maar zéggen dat hij naar Ton ging… Ach, zolang hij maar niks deed wat zijn vaders wantrouwen kon opwekken, was er niks aan de hand, dan zou hij niks merken, stelde hij zichzelf gerust.

Hij had geld nodig, bedacht hij zich. Elke keer met de trein naar Remco, was een duur grapje. En Remco nog een keer thuis uitnodigen, dat leek hem niet verstandig, daar zou hij een hoop gedonder mee krijgen, dat was nu wel zeker.
Van Terschelling had hij nog veertig euro over. Hij had het goed weggestopt in een oud snoepblikje. Je wist maar nooit wanneer hij het nodig had. Diede en hij hadden nooit zakgeld gehad. ‘Als je iets nodig hebt, hoef je het maar te vragen’, zei zijn vader altijd. Ja, ja, als hij vond dat ze iets nodig hadden, bedoelde hij. Want als zijn vader het onzin vond, kregen ze gewoon geen geld. Diede was er altijd boos om geweest, vooral toen hij een baantje wilde zoeken en dat ook niet mocht omdat hij volgens zijn vader die tijd beter aan schoolwerk kon besteden. Eddy niet, hij was er gewoon creatief mee omgegaan. Zijn moeder vroeg nooit wat iets precies gekost had. Alles wat hij over hield, stopte hij weg in het snoepblikje. Zo had hij altijd wat achter de hand.

Naar Terschelling had hij honderd euro meegekregen. Meer dan zat, zoveel hadden ze daar niet gedaan. Het geld wat hij over had, kwam nu mooi van pas. Voor één keer was dat wel genoeg, maar dan? Hij zou kunnen zeggen dat hij met Ton ging zwemmen, dan kreeg hij vast wel geld mee. Maar of zijn moeder dat elke keer zou geloven? Voor de eerste keer kon het wel… Daarna zou hij wel verder zien. Tevreden draaide hij zich om. Nog een paar dagen…

***

“Mam, ik ga!”, riep Eddy naar zijn moeder terwijl hij zijn tas met zwemspullen over zijn schouder hing.
“Eet je vanavond hier?”, vroeg ze.
“Reken er maar niet op, we gaan zwemmen. Ik denk dat we daar een frietje pakken, of zo”, antwoordde Eddy. “Mag ik geld?”
“Hoeveel heb je nodig?”, wilde zijn moeder weten. Voor hij antwoord kon geven, haalde ze haar portemonnee al tevoorschijn. “Is tien euro genoeg?”
“Denk het niet.” Eddy schudde zijn hoofd
“Hoeveel dan?”, vroeg zijn moeder.
“Even denken, kaartje voor het zwembad, wat te drinken, een ijsje, frietje met wat erbij…”, somde hij met een uitgestreken gezicht op.
“Hier…” Ze gaf hem een briefje van twintig.
“Bedankt mam. Daar red ik het wel mee. Tot vanavond!”
”Maak het niet te laat hè?
Zonder antwoord te geven, liep hij de deur uit.
“Veel plezier, jongen!”, riep ze hem lachend na. “Doe Ton de groeten.”