Met stijgende verbazing las ik de inhoud van de brief. Al snel zakte mijn mond, net zoals vijf minuten geleden die van mijn man, open…
“Dit kan toch helemaal niet?” vroeg ik ontzet toen ik de brief uit had.
Vol ongeloof staarde ik hem aan. Sjors reageerde niet. Hij leek wel in shock.
“Schat?”
Zachtjes schudde ik aan zijn arm.
“Ja sorry,” mompelde hij. “Ik moet dit even op me laten inwerken.”
“Dat snap ik ja.”
“Wat moet ik hier nou mee? Hoe kan dit nou? Waarom hebben ze me dit nooit eerder verteld?” vroeg hij ontsteld. “Mijn God Bas, hoe kunnen ze nou niet mijn ouders zijn?”
Tranen welden op in zijn ogen. Ik trok hem tegen me aan.
“Jongen, ik snap er net zo weinig van als jij,” zuchtte ik.
“Ze hebben me gewoon in de waan gelaten dat ik hun eigen kind was,” bracht hij met moeite uit. “Dat kan toch niet? Dat moet toch iemand gemerkt hebben?”
Zwijgend staarden we elkaar aan.
“Whisky?” vroeg ik ineens.
Ik had het idee dat we wel wat sterkers konden gebruiken dan de cappuccino die nog steeds onaangeroerd voor ons stond.
“Doe maar een dubbele…”
“En nu?” vroeg ik terwijl ik voor ons beide een flink glas inschonk.
Stomme vraag natuurlijk. Maar ja, ik wist ook even niet meer wat ik moest zeggen.
“Ik weet het werkelijk niet. Waarom hebben ze dit niet gewoon voor zichzelf gehouden? Ik was er nooit achter gekomen…”
Hij schudde zijn hoofd. Niet begrijpend.
“Shit man. Als mijn ouders niet mijn echte ouders zijn… Wie ben ik dan?” ging hij verder.
“Schat, je bent nog steeds dezelfde man hoor,” zei ik snel terwijl ik een slok nam.
“Ja hallo… Dat snap ik zelf ook wel. Ik bedoel meer, wie zijn dan wel mijn ouders? Heb ik broers of zussen? Waar kom ik oorspronkelijk vandaan?”
Hij keek me wanhopig aan. Ik pakte de brief nog een keer op. Er stond iets in over waar hij geboren was.
“Hier,” wees ik. “Hier staat dat je in een ziekenhuis in de buurt van Duinkerken bent geboren.”
“Ja, dat wist ik. Ik heb een Franse geboorteakte, weet je nog? Daar moest ik toen nog speciaal voor naar de Franse ambassade toen we trouwden.”
Ik knikte. Nu hij dat zo zei, kon ik het me herinneren. Hij had me verteld dat hij tijdens een vakantie was geboren. Ik had er toentertijd verder weinig aandacht aan besteed.
“Maar hoe kan dat dan?” vroeg ik. “Als je geadopteerd bent, moet er dan niet ergens een adoptieakte of zoiets zijn?”
“Geen idee. Ik heb echt geen flauw idee hoe zoiets gaat. Shit man. Waarom komen ze hier nu mee? Nu ze er niet meer zijn. Nou kan ik niet eens meer vragen hoe het zit. Mijn God… Ze hebben me gewoon m’n hele leven voorgelogen. Waarom?”
Vertwijfeling stond op zijn gezicht te lezen.
“Ik mag toch aannemen dat ze daar een goeie reden voor hadden,” merkte ik op.
“Wat ik uit die brief opmaak, is dat mijn biologische moeder absoluut onbekend wilde blijven en dat ze me gewoon aan mijn ouders heeft gegeven. Maar dat hadden ze me toch wel kunnen vertellen? Ik vind het een raar verhaal,” voegde hij eraan toe.
“Geloof je het niet?”
“Ik weet niet meer wat ik moet geloven. M’n hele leven lijkt ineens wel een leugen. Wie zegt dat m’n ouders in die brief de waarheid vertellen? Bijna veertig jaar lang hebben ze me voorgelogen. Hoe kan ik nou weten of dat wat er in die brief staat, klopt? Misschien hebben ze me wel gestolen!”
“Schat! Je hebt het wel over de mensen die je met veel liefde hebben grootgebracht. Je denkt toch niet werkelijk dat die jou gestolen hebben? Nou zie je volgens mij spoken…”
“Ja sorry hoor. Ik weet het even niet meer. Dit voelt gewoon heel erg raar. Wat moet ik nou?”
“Misschien moet je het even laten bezinken jongen. Dit komt je natuurlijk wel heel erg koud op je dak vallen,” merkte ik op.
Hij zuchtte.
“Moeten we eigenlijk niet eens wat eten? Zal ik snel wat in elkaar flansen?” vroeg ik.
Ik begon toch best trek te krijgen en die dubbele whisky op een bijna nuchtere maag, dat knalde er goed in…
“Doe maar een paar boterhammen. Ik heb niet echt veel zin in wat.”
Ik stond op en ging naar de keuken om voor ons beide een paar eitjes in de pan te gooien.
“Ok,” begon ik toen ik weer naast hem ging zitten en hem een bord roerei met spek en toast aanreikte. “Wat staat er nou eigenlijk precies? Zoals je ouders het beschrijven, heeft jouw biologische moeder blijkbaar een tijd in een klooster in België gewoond omdat ze ongewenst zwanger was en niemand er vanaf mocht weten.”
Hij knikte terwijl hij een hap toast nam.
“De zusters zorgden ervoor dat de kinderen die geboren werden terecht kwamen bij kinderloze echtparen die daar flink voor betaalden,” ging ik verder. “En dat konden ze doen door die moeders in een ziekenhuis in de buurt van Duinkerken anoniem te laten bevallen. Geen naam van de biologische moeder op de geboorteakte maar de naam van de ‘adoptieouders’. Gewoon de baby’s meegeven aan de ‘adoptieouders’ die het kind dan vervolgens als hun eigen kind groot konden brengen. Geen haan die er naar kraaide…”
“Op papier ben ik dus wel degelijk hun eigen kind. Nergens is uit af te leiden dat dat niet zo is. Als ze het me niet verteld hadden, zou ik het nooit geweten hebben,” concludeerde hij.
“Waarom denk je dat ze het voor je verzwegen hebben?” vroeg ik hem.
“Dat lijkt me nogal logisch. Wat ze gedaan hebben was zo illegaal als de pest. Als het bekend zou worden, hadden ze me waarschijnlijk bij hen weggehaald.”
“Maar hoe kan het dan dat jou familie van niks weet?” vroeg ik verbaasd.
Want Sjors had een aantal ooms en tantes en ook die wisten blijkbaar van niks.
“Ik heb geen idee. Dat staat er niet in. Misschien wisten ze het wel maar hadden ze afgesproken dat niemand er iets over zou zeggen…”
“Dat lijkt me sterk. Als ze jou niks wilden vertellen omdat het illegaal was, dan zullen ze dat waarschijnlijk aan helemaal niemand verteld hebben.”
“Daar zit wel wat in, ja.”
Hij dacht na.
“Weet je…” ging hij verder. “Ik neem het ze niet eens kwalijk of zo. Ze zijn altijd hartstikke lief voor me geweest. Maar ik had ze toch graag een aantal vragen gesteld. Waarom moest het op deze manier, bijvoorbeeld… Waarom konden ze niet gewoon adopteren? En heeft mijn biologische moeder me vrijwillig afgestaan? Of werd ze gedwongen? Ik moet er niet aan denken dat er ergens een vrouw rondloopt die al mijn hele leven lang naar me op zoek is…”
“Wil je op zoek naar je echte moeder?” vroeg ik ineens. “Wil je weten waar je vandaan komt?”
“Geen idee. Ik vind het nu allemaal nog maar onwerkelijk. We hebben mijn ouders nog maar net begraven en nu ineens blijken ze helemaal m’n ouders niet te zijn. Ik weet echt nog even niet wat ik ermee moet schat.”
In één teug dronk hij z’n glas leeg en schonk nog een keer bij.
Zwijgend zaten we op de bank. Ik sloeg een arm om hem heen. Hij legde zijn hoofd tegen m’n schouder.
“Jouw echte moeder weet natuurlijk wel dat je bestaat. Dat lijkt me ook vreselijk… Je kind moeten afstaan en niet weten hoe het hem of haar vergaat,” merkte ik op.
Verschrikt schoot hij overeind.
“Shit man. Straks staat ze ineens op de stoep. Is ze naar mij op zoek… Ik weet niet of ik dat wel wil schat.“
“Volgens mij hoef je je daar niet zo druk om te maken. Als ik die brief zo lees, hebben die zusters alles gedaan om te voorkomen dat moeders en kinderen elkaar terug kunnen vinden. Jouw moeder wist niet eens of ze een jongen of een meisje had gekregen. Je werd meteen na de bevalling bij haar weggehaald. Ze heeft je nooit gezien jongen, ze weet niet eens hoe je heet. Sterker nog, jouw echte moeder kan volgens mij niet eens hard maken dat ze überhaupt een kind gebaard heeft. Haar naam staat niet op jouw geboorteakte. Ze weet volgens mij helemaal niks over jou.”
“Raar idee… Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat iemand dat zo doet.”
Ineens stond hij op, nam nog een slok whisky en kroop achter zijn vleugel. Hij zette het glas er bovenop, klapte de deksel open en legde zijn handen op de toetsen. Heel even sloot hij zijn ogen. En toen zette hij de indringende eerste akkoorden van de Prelude in Cis van Rachmaninov in. Weggekropen in de bank keek ik naar hem. De uitdrukking op zijn gezicht sprak boekdelen. Grimmig in het begin. Dat was ook te horen in zijn spel. Feller dan gewoonlijk raakten zijn vingers de toetsen. Langzaam werd hij rustiger, werd zijn spel gevoeliger. De blik in zijn ogen verzachtte, zijn vingers dansten over de toetsen. Ik glimlachte, kroop achter mijn eigen vleugel. Heel even hadden we oogcontact. Hij knikte en schakelde moeiteloos over op de versie voor twee piano’s. Dit hadden we al zo vaak samen gespeeld… We keken elkaar aan. Lachend.
De whisky en het samen spelen leidde niet direct tot muzikale hoogstandjes maar het luchtte wel op. De bedrukte stemming verdween van het één op het ander moment. Zoals altijd als we samen speelden, gingen we er volledig in op.