6 april 2021

Aan de andere kant … – 7 Vlucht!

Zoekend kijk ik om me heen. Behalve de dames van de bloemencommissie die druk in de weer zijn de diverse bloemstukken water te geven, lijkt de kerk uitgestorven.
“Hebben jullie dominee Brouwer gezien?”, vraag ik ze.
“Misschien in de consistoriekamer?”, oppert één van de dames. “Hier is hij in ieder geval niet.”
“Oké, bedankt. Fijne zondag nog”, wens ik ze toe en loop door.
“Martin?”, steek ik mijn hoofd om de deur van de consistoriekamer.
In plaats van Martin tref ik Harro aan, druk bezig met het tellen van het collectegeld.
“Hé, Victor! Jij nog hier?” Verrast kijkt hij op.
“Heb jij Martin ergens gezien?”, vraag ik terwijl ik naar binnen loop.
“Die is allang weg”, antwoordt hij. “Misschien in ‘het Baken’?”
“Lijkt me sterk, daar kom ik net vandaan.”
“Dan weet ik het ook niet”, haalt hij zijn schouders op en wil verder gaan met tellen.
“Ciska vertelde dat er steeds minder binnenkomt”, knik ik richting het kleine stapeltje papiergeld en de vele muntjes die voor hem op tafel liggen.
“Klopt. De crisis hè? Mensen houden de vinger op de knip.”
“Kunnen wij niet wat doen om extra geld in te zamelen? Voor het nieuwe project, bijvoorbeeld. Een benefietconcert, of zo.”
“Of rondleidingen bij het orgel”, stelt Harro enthousiast voor. “Tegen een vrijwillige bijdrage.”
“Jammer dat ik het de komende tijd zo druk heb, anders zou ik het wel zien zitten”, zucht ik.
Harro’s ogen lichten op. “Als ik het nu eens doe? Ik bedoel, als jij in Duitsland zit, heb ik tijd zat. Bovendien ken ik het orgel en de geschiedenis van haver tot gort.”
“En Wendy dan? Moet jij niet thuis zijn?”
“Overdag kan ik wel weg hoor, dan is Frieda toch meestal bij haar.”
“Frieda?”
“Onze oude buurvrouw. Je weet wel, die vorig jaar gescheiden is.”
“Aha! Dan zou ik zeggen, regel het maar met de kerkenraad.” Grijnzend klop ik hem op zijn schouder. “Maar ik moet verder nu. Fijne zondag nog!”

Onverrichter zake loop ik terug naar buiten.
“Martin!”, roep ik ineens als ik hem in de verte de straat over zie steken. “Wacht even!”
Martin draait zich om en wijst vragend op zichzelf.
Ik knik en loop op een drafje naar hem toe.
“Ik wil je wat vragen”, begin ik, plotseling vreselijk nerveus. “Naar aanleiding van de preek.”
Hij knikt. “Kom, loop ondertussen mee naar de auto, ik heb niet zoveel tijd vandaag.”
Naast elkaar lopen we het parkeerterrein op.
“Wat vond je van de preek?”, vraagt hij nieuwsgierig.
“Lastig”, antwoord ik naar waarheid. “Ik vroeg me af… Paulus zegt dat er tegen vechten en het onderdrukken niet genoeg is en dat je ervoor moet vluchten.”
“Dat klopt.”
“Dat doe ik ook wel, hoor. Sinds vorig jaar hebben we internet van KlikSafe dus porno komt er niet meer in huis”, lach ik wat ongemakkelijk.
Martin glimlacht. “Goed zo”, complimenteert hij me.
“Maar het blijft moeilijk”, ga ik schoorvoetend verder. “Het is precies zoals jij zegt. Overal ligt de verleiding op de loer. Vluchten is gewoon onmogelijk en dan gebeurt het me toch wel eens dat ik… nou ja… Je snapt me wel, of niet?”
“Dat je opgewonden wordt en aan mannen denkt, bedoel je?”, vult hij ten overvloede aan.
“Het gaat gewoon niet over”, zucht ik. “Wat ik ook doe, telkens is er wel weer een nieuwe aanleiding.”
“Maar je zoekt het toch niet op en je doet er toch niks mee, of wel?”, vraagt hij bezorgd.
Ik schud mijn hoofd. “Nee. Zodra ik het merk, ga ik het uit de weg, alleen is dat niet altijd makkelijk. Als die gedachten er eenmaal zijn… Snap je?”
“Dan doe je toch precies wat Paulus zegt? Je vlucht zodra je je ervan bewust bent en je vecht als het nodig is. Dat is goed, Victor”, glimlacht hij. “Vraag je de Heere ook om hulp als je het moeilijk hebt?”
“Natuurlijk”, zeg ik, bijna verontwaardigd.
Inmiddels staan we bij zijn auto.
“Kom anders van de week een keer langs”, nodigt hij me uit terwijl hij het portier opent. “Dan kunnen we er eens rustig over praten.”
“Nee, dat hoeft niet. Ik wil alleen graag weten… Vind jij dat ik het elke keer tegen Ciska moet zeggen als ik… nou ja… Als ik er weer last van krijg, zal ik maar zeggen?”
“Wat vind je zelf?”, stelt hij een tegenvraag.
“Ik wil haar niet steeds ongerust maken”, antwoord ik aarzelend. “Omdat ik toch niet van plan ben er iets mee te doen en dan maakt ze zich druk om niks. Maar ik wil haar ook niet buitensluiten”, voeg ik eraan toe. “Wat vind jij?”
“Ik begrijp wat je bedoelt”, knikt hij bedachtzaam. Hij legt zijn hand op mijn schouder en knijpt er even bemoedigend in. “Het is een zwaar kruis dat je draagt, Victor. Satan kent jouw zwakke plek en hij zal er niet voor terugdeinzen die keer op keer op te zoeken. Weet je zeker dat je dat zonder de hulp van je vrouw aankunt?”
“Heel zeker”, antwoord ik beslist. “Je denkt toch niet dat ik alles wat Ciska en ik samen hebben op het spel ga zetten voor een beetje seks? Nee, Martin, er is meer in het leven dan seks. Geloof me, ik weet waar ik mee bezig ben.”
Hij glimlacht. “Dan lijkt het mij niet nodig dat je vrouw alles weet wat er in je omgaat. Maar pas op dat begeerte je niet weer in zijn macht krijgt”, waarschuwt hij. “Satan ligt op de loer en de grens tussen goed en kwaad is flinterdun!”
“Daar ben ik me heel goed van bewust”, knik ik.
“Beloof me één ding, Victor. Betrek haar er wel bij als het echt moeilijk wordt. Samen bidden is nog altijd de beste manier om Satan op afstand te houden.”
“Doe ik! Bedankt voor je advies, Martin. Ik neem het ter harte.”
“Fijn dat ik wat voor je kon doen, Vic. En je weet het, hè? Als je eens wilt praten, ben je altijd welkom!”

***

“We mogen het verenigingsgebouw van de kerk gebruiken, hoewel de keuken daar niet echt groot is. Het kan allemaal maar net”, hoor ik mijn vrouw zeggen als ik de serre binnenstap.
“Hé, Vic!”, begroet ze me als ze me ziet. “Wat ben je laat!”
“Ik liep Harro tegen het lijf, we raakten aan de praat”, verklaar ik mijn late aankomst.
“Koffie, jongen?”, houdt mijn schoonmoeder de thermoskan omhoog.
“Lekker”, glunder ik vergenoegd terwijl ik naast Ciska plaatsneem.
“Wat is het nu eigenlijk precies voor project?”, pakt mijn schoonmoeder het gesprek met mijn vrouw weer op terwijl ze koffie voor me inschenkt.
“Het heet ‘Samen aan tafel’”, begint Ciska uit te leggen. “We willen Jezus’ liefde voor iedereen zichtbaar maken door dagelijks een gezonde maaltijd te bieden aan mensen die het nodig hebben. Natuurlijk is er ook ruimte voor een goed gesprek. Net als Jezus deed, tijdens het eten met mensen die hij ontmoette, praten over het leven”, lacht ze.
Haar moeder knikt. “Goed initiatief, Cis. Wanneer gaan jullie van start?”
“De bedoeling was volgende week, maar of we dat halen? Er moet nog een hoop gebeuren, vooral nu we minder budget hebben”, zucht ze. “De opbrengst van de collecte voor de diaconie valt de laatste tijd tegen waardoor we veel meer op vrijwillige basis moeten doen en dat kost tijd. Afspraken maken met winkeliers, bijvoorbeeld, zodat ze levensmiddelen ter beschikking stellen.”
“Schandalig!”, bromt Ciska’s vader. “Zodra het wat minder gaat, verzaakt iedereen zijn christenplicht”, moppert hij hoofdschuddend. “Ze moeten zich schamen! Alsof minderbedeelden ineens geen hulp meer nodig hebben…”
“Niet zo hard oordelen, pap”, onderbreekt Ciska haar vader. “Steeds meer mensen verliezen hun werk en raken zelf in de problemen. Ze hebben moeite zat om rond te komen, tegenwoordig. Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld zult worden, weet je nog?”, tikt ze hem fijntjes op zijn vingers. “Maar het komt wel goed hoor”, zegt ze vastberaden. “Gisteren ben ik bij bakker Willemsen geweest. We krijgen voortaan elke dag het overgebleven brood en gebak van de vorige dag.”
“Dat heb je mij ook nog niet verteld!”, meng ik me in het gesprek.
“Wanneer had ik dat moeten doen dan? Jij had het gisteren druk met je nieuwe registrant.”
“Da’s waar”, geef ik lachend toe, terwijl ik mijn best doe niet van kleur te verschieten. “Maar… Ik heb misschien wel goed nieuws voor het project!”, verander ik snel van onderwerp.
“Oh?” Nieuwsgierig kijkt mijn vrouw me aan.
“Ja”, knik ik geheimzinnig. “Ik zei toch dat ik Harro tegenkwam? Hij was in de consistoriekamer bezig het collectegeld te tellen. Zo kwamen we op de teruglopende inkomsten en toen kregen we een idee. Harro wil, als ik op tournee ben, rondleidingen gaan geven bij het orgel!”
“Wat heeft dat met ons project te maken?”, vraagt Ciska niet begrijpend.
“Tegen een vrijwillige bijdrage. Voor het project”, grijns ik als ik haar verbaasde gezicht zie.
“Echt waar? Wat goed, Vic!”, roept ze verrast. “Dan hoeven we ons dus niet meer in allerlei bochten te wringen om genoeg spullen bij elkaar te krijgen!”
“Ho, ho”, grinnik ik. “Je moet de huid niet verkopen voor de beer geschoten is. Eerst maar eens afwachten of het Harro lukt en of het wat oplevert.”

“Waarom gaat Harro eigenlijk niet mee naar Duitsland?”, wil mijn schoonmoeder plotseling weten.
In het kort vertel ik mijn schoonouders dat Harro’s vrouw al een tijd niet in orde is en dat hij haar geen drie weken alleen wil laten.
“Het is toch wat”, zucht mijn schoonmoeder zorgelijk. “Zo jong en dan al zoveel ellende. Wees de Heere maar dankbaar dat jullie het zo goed hebben samen.”
Liefdevol knijpt Ciska in mijn been. “Zijn we ook, hè schat?”, glimlacht ze.
“Zeker!”
“Ik wil van de week een keer bij haar langs”, richt mijn vrouw zich weer tot haar moeder. “Kijken of ik wat kan doen. Boodschappen halen misschien, of Marco meenemen zodat ze eventjes rust heeft.”
“Moet je doen, kind. Dat zal ze vast fijn vinden”, knikt mijn schoonmoeder.
“Dus nu valt die, hoe heet hij ook al weer, voor hem in?”, begint mijn schoonvader ineens over wat anders.
“Manuel”, beantwoord ik zijn vraag. “Hij heet Manuel. En hij valt niet alleen in voor Harro, ik ga hem ook lesgeven”, lach ik.
“Lesgeven? Jij? Dan moet hij wel echt talent hebben”, reageert mijn schoonvader spottend. “Voordat jij bereid bent tijd in iemand te steken…”
“Pap!”, roept Ciska hem tot de orde. “Het is heus niet dat hij dat niet wil. Victor
heeft het gewoon veel te druk om er leerlingen bij te nemen, dat weet jij best”, verdedigt ze mij.
“Laat maar, Ciska”, leg ik een hand op haar arm. “Hij heeft gelijk. Ik ben nu eenmaal niet zo sociaal ingesteld als jij en dan heb je al snel geen tijd.”
“Prijzenswaardig dat je het dan toch doet”, knikt mijn schoonmoeder. “Of niet, vader?”
“Hmm”, bromt hij.

***

“Voor we beginnen met de eerste les, is het, denk ik, handig als we vaststellen wat je wilt bereiken”, begin ik op zakelijke toon terwijl ik de elektrische windmotor van het orgel inschakel. “Ik denk dat ik jou binnen een jaar klaar heb voor het toelatingsexamen conservatorium”, ga ik verder. “Of dat ook is wat je wil, weet ik natuurlijk niet, maar het talent heb je!”
Manuel grinnikt. “Niet overdrijven hè? Zo goed ben ik niet.”
“Nu nog niet, misschien”, lach ik veelbelovend. “Maar als we een jaar verder zijn…”
“Meen je dat nu?”
“Als je ook de wilskracht hebt”, beaam ik.
“Nou, ik wil echt wel!”, knikt hij enthousiast.
“Mooi”, stel ik tevreden vast. “Maar ik verwacht wel honderd procent inzet van je, want vanzelf zal het niet gaan. Minimaal twee uur per dag studeren en niet opgeven als het moeilijk wordt.”
“Geen probleem”, knikt hij lachend. “Ik zit nu elke dag ook al minstens twee uur achter mijn orgel.”
“Laten we dan maar geen tijd meer verspillen”, lach ik.

Ongeduldig neemt Manuel plaats achter het orgel. Ik schuif naast hem en zet een boek met pedaaloefeningen tegen de lessenaar.
“Wat me vrijdag bij de repetitie opviel, is dat je moeilijke pedaalpassages vereenvoudigt. Jij beheerst het hakken-tenen spel niet, of wel?” In het kort leg ik uit wat ik bedoel en laat hem een stukje spelen waarbij hij zowel zijn hakken als zijn tenen moet gebruiken. “Herhaal dit nu eens”, spoor ik hem aan. “Eerst langzaam, tot het automatisch gaat en dan sneller.”
Geconcentreerd doet hij wat ik zeg maar het kost hem de grootste moeite de oefening foutloos te spelen.
Nauwkeurig volg ik zijn bewegingen. Ineens snap ik waar de schoen wringt maar voor ik hem erop kan wijzen, voel ik zijn knie tegen mijn bovenbeen duwen. Er gaat een schok door me heen. In een reflex trek ik mijn been opzij en hap naar adem.
‘Vlucht, Vic’, schiet het door mijn hoofd. Met bonkend hart schuif ik naar rechts.
Manuel kijkt opzij. “Is er iets?”
Zenuwen gieren door mijn lijf, mijn mond voelt kurkdroog. Ik slik, krijg nauwelijks een woord over mijn lippen. “Nee, hoor”, breng ik met moeite uit. “Ik geef je alleen wat meer ruimte.”
“Don’t worry, ruimte zat”, grinnikt hij terwijl hij zich weer op zijn voeten richt.