“Help eens even, ik krijg die stomme dingen er niet in.”
“Kom maar, dan doe ik het voor je”, lacht Ciska terwijl ze de manchetknopen uit mijn handen pakt. “Je moet ook niet alles op het laatste moment willen doen.”
“Ik kan toch moeilijk in mijn zondagse pak aan het ontbijt verschijnen. Met die twee knoeipotten van ons zit ik zo onder de aardbeienjam”, grinnik ik terwijl mijn vrouw de manchetknopen door de knoopsgaten van mijn donkergrijze overhemd steekt.
“Klaar!” Snel hangt ze mijn stropdas recht en plukt nog een pluisje van mijn mouw. Keurend bekijkt ze het eindresultaat. “Je ziet er goed uit, schat”, lacht ze. “Alleen die schoenen! Moet je die niet even poetsen?”
Ik zucht. Waarom maakt Ciska zich altijd druk om dit soort dingen? Geen mens die mij ziet zitten achter het orgel. Wat maakt het dan uit of mijn schoenen gepoetst zijn of niet? Als ze maar lekker spelen, dan vind ik het best.
“Kun jij dat niet voor me doen?”, maak ik me er vanaf. “Dan pak ik ondertussen mijn liedboek even.”
Ciska lacht. “Trek maar uit.”
Op sokken loop ik mijn studeerkamer in en pak de bundel psalmen en gezangen van mijn orgel. Op mijn bureau staan nog de koffiemokken van de vorige avond. Ik glimlach bij de herinnering.
Wat was hij enthousiast geweest over Hauptwerk en wat had ik ervan genoten hem op mijn orgel te zien spelen!
Tijdens het eten kon ik een brede grijns niet onderdrukken toen Ciska haar enthousiasme over zijn spel niet onder stoelen of banken stak. Ik voelde me trots, hoewel ik niet echt kan zeggen of ik nu trots op mijn vrouw was omdat ze zo hartelijk tegen hem was of omdat ik trots op zijn prestatie was. Misschien allebei wel een beetje…
Na het eten trokken we ons opnieuw terug in mijn studeerkamer. Ik liet hem spelen en kon mijn ogen niet van hem afhouden! Zo geconcentreerd, zo gepassioneerd… Hij ontroerde me diep, ik kreeg het er helemaal warm van. Als het aan mij had gelegen, had hij nog uren door mogen gaan.
Jammer genoeg gooide Ciska roet in het eten toen ze om een uur of tien kwam vragen of we nog iets te drinken wilden. Geschrokken omdat het al zo laat was, bedankte hij vriendelijk en zei dat hij naar huis moest. Het was nog zeker een uur met de bus voor hij thuis zou zijn, zei hij.
Prompt stelde Ciska voor dat ik hem wel thuis kon brengen. Met de auto was het nog geen twintig minuten als ik over de ring ging, zei ze.
Tja, toen kon ik natuurlijk moeilijk ‘nee’ zeggen.
In de beslotenheid van mijn auto genoot ik van zijn warme, diepe stem, hoewel nog niet de helft van wat hij zei, tot me doordrong. Toch luisterde ik geboeid, stelde vragen en lachte om zijn verhalen. Hij vertelde me over zijn voorliefde voor Franse symfonische orgelmuziek. Widor, Saint Saëns, Boëllmann, Vierne en natuurlijk César Franck. Hij kon er zijn gevoel in kwijt, zei hij.
“Vic?”, schrik ik op uit mijn gedachten. “Waar blijf je nu?”
Ciska steekt haar hoofd om de deur.
“Sorry, ik kom al.” Snel pak ik de beide mokken van mijn bureau en loop haar achterna.
“Heb je zin om na de dienst bij mijn ouders koffie te gaan drinken?”, vraagt ze terwijl ik mijn liedboek in mijn tas stop.
“Is wel gezellig, of niet? Wachten jullie na afloop op me?”
Ze knikt en kijkt op haar horloge. “Ze zullen zo wel hier zijn. Schiet nu maar op, je komt nog te laat! Straks zit iedereen op de organist te wachten”, grinnikt ze.
“Ja, ja, ik ga al. Ik zie jullie zo wel in de kerk”, lach ik terwijl ik de deur uit wil lopen.
“Zou je je schoenen niet eerst aantrekken?” gniffelt Ciska.
“Oh shit, ja”, grijns ik.
***
“Gemeente, vorige week vierden we het Pinksterfeest. De dag waarop God’s Geest neerdaalde en bezit van ons nam”, begint Martin, onze dominee, zijn preek. “Maar wat betekent dat nu eigenlijk in uw dagelijks leven? Laten we eens kijken wat Paulus daarover zegt in zijn eerste brief aan de Korinthiërs. We lezen hoofdstuk 6, vers 19 en 20.”
Geroezemoes in de kerk. Mensen slaan hun bijbel open en zoeken de betreffende tekst op.
“Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest die in u is, die gij van God hebt en dat gij uw zelfs niet zijt? Want gij zijt duur gekocht, zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn”, buldert hij vanaf de kansel.
“Vaak zeggen we, mijn geest is voor de Heere”, begint hij uit te leggen. “Nee, zegt Paulus, Uw lichaam is de tempel van de Heilige Geest, oftewel, uw lichaam is ook voor de Heere. Uw lichaam is niet bedoeld voor uw eigen zondig plezier, maar om God’s Geest te huisvesten. En daarom moet u Hem verheerlijken in uw geest én in uw lichaam. Maar hoe dan, zult u zich afvragen. Het antwoord vinden we in vers 9 en 10.”
“Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven?”, zwelt zijn stem opnieuw aan. “Dwaalt niet. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigen, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.”
Ik schiet overeind. Shit, mannen die bij mannen liggen… Hij heeft het over mij! Waarom heeft hij uitgerekend nú deze tekst gekozen als basis voor zijn preek? Alsof hij weet dat ik weer last van verkeerde gedachten heb…
“Hoererij”, legt Martin uit. “In het Grieks letterlijk ‘porneia’. U herkent het woord ‘porno’ vast wel. Zelfs in ons eigen huis komen we er mee in aanraking. Via de computer of uw mobieltje, op TV, in tijdschriften en in boeken, in liedjes op de radio of verstopt in pakkende reclameboodschappen, niemand kijkt er meer vreemd van op. Overspel, ontucht, sodomie, het lijkt tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld!”
Verscholen achter het rugwerk van het orgel luister ik, met bonkend hart, naar de preek. Hij heeft zó gelijk! Wat ik ook doe, waar ik ook ben, overal word ik ermee geconfronteerd. Telkens weer dringt het zich op.
Onwillekeurig dwalen mijn gedachten terug naar bijna een jaar geleden. Naar het moment waarop Ciska thuis radicaal een einde maakte aan de vele verleidingen die ik niet kon weerstaan.
Ik grinnik. Hoe ernstig de situatie ook was, het had toch ook iets komisch gehad.
Ineens stond Ciska in mijn studeerkamer. Ik schrok me kapot, greep de muis, probeerde snel het filmpje weg te klikken en tegelijkertijd m’n boeltje op te bergen maar het was te laat, ze had het al gezien.
Daar zat ik dan, met m’n broek open, m’n pik in m’n hand en op het scherm twee lekkere jongens die elkaar pijpten!
Met wijd opengesperde ogen van schrik keek ze me aan. ‘Wat voor de duivel ben jij aan het doen?’, riep ze uit. Helemaal overstuur, vloog ze terug naar de kamer.
Ik schaamde me kapot, uiteraard. Struikelend over mijn broek, die ik in alle haast omhoog probeerde te trekken, ging ik haar achterna en bezwoer haar dat het niks voorstelde.
Ondertussen schoot er maar één gedachte door mijn hoofd: ’Waarom heb ik haar niet horen aankomen?’
Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik niet beter opgelet had!
“Maar een christen behoort te vluchten voor seksuele zonden”, dringt Martin’s stem weer tot me door. “’Vliedt de hoererij’, zegt Paulus. Niet ‘vecht ertegen’ of ‘onderdruk het’. Nee, vlucht! Ook al denkt u, er is nog helemaal niks gebeurd, maak dat u weg komt! ‘Want alle zonde die de mens doet, is buiten het lichaam, maar die hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam’, lezen we in vers 18.”
Onrustig schuiven mensen heen en weer op hun stoel. Geritsel van papier en geschraap van kelen geeft aan dat ik niet de enige ben die zich ongemakkelijk voelt door Martin’s preek.
“Seksuele relaties voor, of buiten de band van het huwelijk, seks met iemand van uw eigen geslacht of betaalde seks. Niemand weet het misschien van u, niemand ziet het. Maar wie zo leeft, zegt Paulus, wie ermee doorgaat en wie zijn zonden niet belijdt, zal in het Koninkrijk der hemelen niet toegelaten worden. Tevergeefs zult u aan de hemelpoort kloppen, want het is echt niet om het even hoe u hier op aarde leeft!”, waarschuwt Martin met luide stem. “Vlucht voor hoererij, voor ontucht, overspel en sodomie, leert Paulus ons. Mijd plaatsen waar het mis kan gaan, mijd situaties die u in verleiding brengen. Bedenk dat naast alle andere zonden de seksuele zonde de grootste is van allemaal! Want wie zich met de Heer verenigd heeft, is één met Hem. Wie tegen zijn lichaam zondigt, zondigt dus ook tegen de Heer!”
‘Mijd situaties die u in verleiding brengen’, dreunt het na in mijn hoofd. Nerveus trommel ik met mijn vingers op de orgelbank.
Had ik dan toch voet bij stuk moeten houden? Had ik me niet door Harro over moeten laten halen? Ik maak het mezelf natuurlijk wel moeilijk op deze manier. Maar ja, ik heb geen keuze, of wel?
Aan de andere kant… Wat kan er nu helemaal gebeuren? Niks toch?
Oké, ik zal vast wel eens over hem fantaseren, maar meer zal het niet worden. Het is toch niet zo erg in stilte een beetje van hem te genieten? Ik pas heus wel op dat het niet weer uit de hand loopt.
“Troost u”, gaat Martin op geruststellende toon verder. “Er is genade bij God voor de allerslechtsten, er is genade bij God voor uw vergooide en verloren leven. Het enige dat Hij van u vraagt, is dat u ermee breekt! Vandaag nog! Dwaalt niet, laat u niks wijsmaken. Belijdt uw zonde en breekt ermee! Want de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere. Amen.”
Opnieuw geroezemoes in de kerk. Mensen stoppen hun bijbel weg en gaan verzitten om hun stijve spieren, na dertig minuten stilzitten tijdens de preek, even te ontspannen.
Het rode lampje boven het orgel, dat aangeeft wanneer er gezongen gaat worden, springt aan.
“En dan zingen wij nu Gezang 247, vers 1 tot en met 3”, hoor ik Martin zeggen. “Tijdens het voorspel wordt er gecollecteerd voor de diaconie.”
Ik leg mijn handen op de toetsen en begin een eenvoudige improvisatie op de melodie. Het kost me moeite mijn aandacht bij de muziek te houden. Telkens
weer dwalen mijn gedachten af naar de preek.
‘Breekt er mee en belijdt uw zonden…’ Die is gek! Ik ga Ciska echt niet vertellen dat Manuel mijn hoofd op hol brengt. Als ze dat weet, vindt ze het nooit goed dat ik drie weken samen met hem in een hotel zit! Nee, daar ken ik haar goed genoeg voor, dat vertrouwt ze nooit! Dan kan Manuel honderd keer hetero zijn en kan ik haar duizend keer verzekeren dat er echt niks gebeurt, ze zal geen rustig moment hebben tot ik weer thuis ben. Dat kan ik haar niet aan doen. Toch?
Opnieuw springt het rode lampje boven het orgel aan, dit keer ten teken dat de collecte klaar is. Ik stop met de improvisatie en geef de begintoon van het lied aan, waarna de gemeente uit volle borst meezingt.
***
“Mooi gespeeld, Vic”, complimenteert mijn vrouw me als ik me na afloop van de dienst bij haar en haar ouders voeg. “Hoe vond je de preek?”, vraagt ze, met duidelijk meer dan gewone interesse.
“Paulus was een wijs man”, knik ik, mijn gezicht strak in de plooi houdend. “Hij heeft gelijk, we moeten ons verre van verleidingen houden, dan kan er niks misgaan.”
Glimlachend knijpt ze even in mijn hand en richt zich dan tot haar ouders. “Victor heeft een nieuwe registrant”, vertelt ze. “Manuel. Jonge knul, maar zo getalenteerd! Ik heb hem gisteren bij ons thuis horen spelen.”
“Ik dacht dat Harro Victor’s registrant was”, reageert mijn schoonvader verbaasd.
Terwijl Ciska haar ouders vertelt dat Harro niet mee gaat naar Duitsland, pikken we de kinderen op bij de oppasdienst in ‘het Baken’, het verenigingsgebouw naast de kerk. In gedachten verzonken, loop ik achter mijn familie aan naar de parkeerplaats.
Zou het toch niet verstandig zijn er eens met Martin over te praten? Om zeker te weten dat ik niks verkeerd doe…
Abrupt sta ik stil. “Sorry”, zeg ik ineens. “Ik moet terug, ik ben mijn liedboek vergeten.”
“Warhoofd”, lacht Ciska, “Ga maar gauw, we zien je zo wel bij paps en mams.”