2 april 2021

Aan de andere kant … – 3 Met een beetje hulp van boven

“Vic! Goed dat je er al bent. Kan ik je even spreken?”, Met een bezorgde blik in zijn ogen komt Harro me tegemoet lopen.
“Tuurlijk. Consistoriekamer?” Zonder zijn antwoord af te wachten, loop ik , voor hem uit, richting de deur naast de preekstoel.
Ondanks het tijdstip is er al behoorlijk wat bedrijvigheid in de kerk. Geluidstechnici zijn druk bezig met het opstellen van opnameapparatuur. Ze plaatsen microfoons op lange telescoopstatieven voor het orgel om, net als elk jaar, opnames te maken.
Gespannen kijk ik rond. Geen Manuel. Logisch, het is nog veel te vroeg voor de deelnemers om hier al te zijn. Toch haal ik opgelucht adem. Ik mag dan gisteravond de knoop wel doorgehakt hebben, dat wil niet zeggen dat ik er niet tegenop zie hem onder ogen te komen. Wat als hij wil weten waarom? Ik kan toch moeilijk zeggen dat ik bang ben dat ik geile fantasieën over hem krijg omdat hij gisteravond ineens in mijn gedachten verscheen toen ik seks met mijn vrouw had?
Ik zucht, het is maar goed dat niemand weet wat er in mij omgaat…

In gedachten verzonken, loop ik de consistoriekamer binnen en neem plaats aan de grote, eikenhouten tafel in het midden. Harro volgt me en doet de deur achter zich dicht.
“Koffie?”, vraagt hij.
“Lekker.”
Peinzend kijk ik toe hoe hij twee mokken vol schenkt en tegenover me gaat zitten. Eigenlijk is het zijn schuld. Als hij gisteren niet eerder weg had gemoeten… Oh, shit!
“Hoe is het met Marco?”, vraag ik snel.
“Het viel mee, gelukkig”, zucht Harro. “Lichte hersenschudding, da’s alles.” Ongemakkelijk schuift hij op zijn stoel heen en weer.
“Maar?” Vragend kijk ik hem aan.
“Ik maak me zorgen, Vic. Om Wendy”, begint hij aarzelend. “Ik heb je toch verteld dat ze zich al een tijdje zo moe en neerslachtig voelt?”
Ik knik.
“Het wordt steeds erger”, gaat hij verder. “Gistermiddag is ze van vermoeidheid op de bank in slaap gevallen. Ze heeft niet eens gemerkt dat Marco de trap op was geklommen. Tot hij onderaan lag.”
“Dat meen je niet!”, roep ik geschrokken.
“Dat meen ik wel. Ik durf haar nauwelijks nog met hem alleen te laten.”
“Jeetje, Harro. En nu?”
“Een vriendin van haar komt een tijdje helpen.”
“Da’s goed toch?”
Harro knikt. “Voor overdag wel, ja. Maar ’s avonds en ’s nachts, als ze loopt te spoken… Dat is waar ik je over wilde spreken.” Schuldbewust kijkt hij me aan. “De tournee volgende maand… Ik kan niet mee, Vic. Ik kan haar echt geen drie weken alleen laten. Hulp of niet, ik wil er voor haar zijn. Sorry.”
“Natuurlijk, man, dat snap ik toch!”, leef ik met hem mee terwijl ik mijn opkomende paniek onderdruk. “Maak je niet druk om mij, je vrouw is belangrijker.”
Verdorie, waar haal ik zo snel een andere registrant vandaan? Harro en ik zijn zo op elkaar ingespeeld!
Opgelucht kijkt hij me aan. “Fijn dat je het begrijpt, Vic. Ik maakte me best druk om die tournee.”
“Nergens voor nodig, iedereen is vervangbaar”, wuif ik zijn zorgen weg.
Ondertussen denk ik razendsnel na. Vacature plaatsen, sollicitatiegesprekken voeren, extra repetities… Waar haal ik de tijd vandaan? Straks moet ik noodgedwongen gebruikmaken van plaatselijke registranten, dat komt mijn concerten beslist niet ten goede!

“Hoe ging het eigenlijk met die Manuel Mulder?”, gaat Harro over op de orde van de dag. Hij schuift zijn stoel achteruit en staat op. “Ga je mee? De eerste deelnemers zullen zo wel komen.”
Ik knik en sta op.
“Goed. Je moet hem alleen wel even helpen met de registratie, daar bakt hij niks van”, vertel ik hem als we samen de kerk inlopen.
“Is zijn leraar er niet bij?”
Ik schud mijn hoofd. “Hij is grotendeels autodidact.”
“Gevalletje hopeloos, dus”, grinnikt Harro.
“Helemaal niet!”, flap ik er, voor ik er erg in heb, verontwaardigd uit. “Hij heeft talent”, voeg ik er snel aan toe als ik hem verbaasd zie kijken. “Alleen zijn techniek is zwak. Ik heb aangeboden hem les te geven, maar…”
“Jij? Lesgeven?”, onderbreekt hij me. “Heb jij daar tijd voor dan?” Zijn ogen puilen uit van verbazing.
“Niet nu jij niet meegaat naar Duitsland, nee”, reageer ik gevat, me ineens realiserend dat Harro me wel een hele goeie reden in de schoot geworpen heeft om die lessen af te blazen.
Beteuterd kijkt hij me aan.
Ik schiet in de lach. “Ach man, trek het je niet aan, hij vindt wel iemand anders”, klop ik hem bemoedigend op zijn schouder. “Ik zou het alleen wel fijn vinden als je er nog niks over zegt. Laat hem eerst maar spelen, daarna praat ik wel met hem.”
“Is goed”, knikt Harro. “Maar ik moet aan de slag, Vic”, wijst hij naar een jongen die, samen met zijn ouders, de kerk binnenloopt. “Ik zie je bij de lunch wel weer.”

In gedachten verzonken, loop ik naar de jurytafel waar mijn collega’s al druk bezig zijn met het doornemen van het programma.

***

Langzaam ebt het slotakkoord van René Louis Becker’s ‘Toccata’ weg. Nerveus kijk ik op mijn horloge. Kwart over elf al! Waar blijft hij toch? Nog één deelnemer, dan is het zijn beurt. Hij zal toch niet opgegeven hebben omdat ik gisteren zoveel op hem aan te merken had?
Terwijl de ogen van het publiek gericht zijn op de jongen die op het balkon verschijnt om het applaus in ontvangst te nemen, hou ik de ingang van de kerk in de gaten.
‘Wat als hij niet komt? Dan zie ik hem nooit meer terug!’, flitst er ineens door mijn hoofd.
‘Victor!’, roep ik mezelf streng tot de orde. ‘Stel je niet zo aan! Je wil hem toch nooit meer zien? Nou dan! Wees blij dat hij er de brui aan heeft gegeven!’

Met een dubbel gevoel sta ik op, pak de microfoon en bedank de jongen op het balkon voor zijn bijdrage. “Dames en heren”, ga ik over op de aankondiging van de volgende deelnemer. “Dan vraag ik nu uw aandacht voor Pieter Schelvis. Hij zal voor u de beroemde ‘Cantilena’ van Joseph Gabriël Rheinberger ten gehore brengen.”
Een kort moment is het doodstil, dan vult de kerk zich opnieuw met de klanken van het monumentale orgel en heb ik alleen nog maar aandacht voor de muziek.

Plotseling zie ik vanuit mijn ooghoek iets bewegen. De zware, houten deur van de kerk gaat open. Stilletjes sluipt iemand naar binnen, loopt richting de trap naar het balkon en verdwijnt uit mijn blikveld.
Ik glimlach opgelucht als ik hem herken.
Hij ziet er een stuk verzorgder uit dan gisteren, gelukkig. Geen versleten spijkerbroek, maar een nette, zwarte pantalon. Onder zijn openvallende jas zag ik zelfs een wit overhemd! Weliswaar de bovenste knoopjes los in plaats van een stropdas, maar goed.
‘Zou hij borsthaar hebben?’, flitst het ineens door mijn hoofd. ‘Van die kleine, blonde krulletjes die dan, heel sexy, net boven de knoopjes van zijn overhemd uitkomen?’
Prompt voel ik mijn hoofd gloeien. ‘Victor!’, spreek ik mezelf in gedachten streng toe. ‘Kappen hiermee!’

***

“En dan nu, dames en heren, de laatste deelnemer voor de pauze”, begin ik, nadat Pieter met een diepe buiging afscheid van het publiek heeft genomen, mijn aankondiging. “Om twee uur vanmiddag gaan we verder met de volgende zes kandidaten, in de leeftijdscategorie veertien tot en met achttien jaar. U bent allen uiteraard weer van harte welkom. Maar voor het zover is, speelt Manuel Mulder voor u de ‘Danse Macabre’ van Camille Saint-Säens. Oorspronkelijk geschreven voor orkest en gebaseerd op het gelijknamige gedicht van Henri Cazalis, voor orgel bewerkt door Edwin Henry Lemare. Iedereen die wel eens in de ‘Efteling’ is geweest, kent het beslist van het ‘Spookslot’. Dames en heren, Manuel Mulder!”

Nerveus ga ik zitten. Zal hij me net zo weten te raken als gistermiddag? Wat zullen mijn collega’s van hem denken? Heeft hij echt talent of heb ik het me, om de één of andere reden, ingebeeld?
Voor ik er echt over na kan denken, klinken de eerste voorzichtige klanken van de ‘Danse Macabre’ door de kerk. Onmiddellijk lopen de rillingen weer over mijn rug.
Overmand door emoties sluit ik mijn ogen, laat de muziek over me heenkomen en droom weg bij de gedachte aan zijn lange, slanke vingers die over de toetsen dansen.
Zijn vingers… Als die mij toch eens zouden strelen… Ik kreun, voel het bloed naar mijn kruis stromen.
“Wat is er met jou aan de hand”, fluistert Marc, mijn collega jurylid rechts van me, bezorgd terwijl hij me aanstoot.
Wendel, mijn collega aan de andere kant, kijkt me onderzoekend aan. “Je ziet er een beetje verhit uit, gaat het wel goed met je?”, fluistert hij.
“Sorry… ik eh… ik voel me niet zo lekker”, stamel ik geschrokken.
Het zweet breekt me uit. Ik moet hem zo snel mogelijk zeggen dat die lessen niet doorgaan, voor het helemaal uit de hand loopt! Maar goed dat ik echt geen tijd heb, nu kan ik me tenminste niet bedenken.

***

Gehaast loop ik naar hem toe als hij na afloop van zijn optreden, druk in gesprek met Harro, de trap afkomt.
“Victor!”, wenkt Harro als hij me in het vizier krijgt. “Kan ik je onder vier ogen spreken?”
“Momentje, Harro, eerst Manuel”, reageer ik nerveus.
“Daar wil ik het juist over hebben”, haast Harro zich te zeggen.
“Ik wil het wel doen”, valt Manuel hem glunderend in de rede. “Leuk!”
“Huh?” Met een ruk draai ik mijn hoofd naar hem toe. “Waar héb jij het over?”
“Harro zei dat je een registrant nodig hebt voor je concerten volgende maand”, lacht hij breeduit. “Lijkt me leuk!”
Overdonderd kijk ik van hem naar Harro en weer terug. “Sorry, Manuel, ik kom zo bij je”, verontschuldig ik me terwijl ik Harro aan zijn mouw meetrek.

“Wat heb je nu gedaan, man?”, bits ik hem toe als we buiten gehoorsafstand van Manuel zijn.
“Ik heb ervoor gezorgd dat je hem toch les kunt geven én je meteen een nieuwe registrant bezorgd”, grijnst Harro, zich niks aantrekkend van mijn boze toon. “Je hebt geen woord teveel gezegd, Vic. Die jongen heeft echt talent, het is eeuwig zonde dat daar niks mee gedaan wordt, dus toen dacht ik…”
“Ben jij gek geworden of zo?”, sis ik, mijn frustratie op hem afreagerend. “Wat moet ik met een registrant die totaal geen ervaring heeft?”
“Rustig, man”, probeert Harro me te kalmeren. “Luister eerst
eens naar me.”
“Ik wil helemaal niet luisteren, het gaat gewoon niet gebeuren. Klaar!”, zeg ik vastberaden.
“Maar dit is toch perfect, Victor? Als je een vacature openzet, ben je zo een paar weken verder voor je iemand hebt en hij is per direct beschikbaar!”
“Nou en? Die jongen weet niks van het orgel. Ik heb gisteren zijn hele registratie voor hem uit moeten werken!” Hoofdschuddend kijk ik hem aan. “Dat wordt niks, Harro, echt niet.”
“Ik kan het hem toch leren?”, dringt hij aan. “Nu ik zelf niet meega naar Duitsland, heb ik daar wel tijd voor.”
Vastberaden schud ik mijn hoofd. “Nee, het lijkt me geen goed idee.”
“Kom op, man, dit is echt de beste oplossing”, probeert Harro nog een keer. “Als hij je registrant wordt, hoef je geen sollicitatiegesprekken te voeren. Heb je tóch tijd om hem les te geven én heb je meteen een nieuwe registrant. Hij blij, jij blij en ik hoef me niet schuldig te voelen”, grijnst hij.
“Maar…”, open ik mijn mond. “Harro… Ik…”

Vertwijfeld kijk ik hem aan. Wat moet ik hier nu tegenin brengen, behalve dat ik die jongen uit mijn buurt wil hebben omdat hij dingen in me losmaakt die ik niet wil? Maar ja, dat kan ik natuurlijk moeilijk zeggen.
Ik zucht, hij heeft makkelijk praten, hij heeft niet van die rare gedachten.
Maar hij heeft wel gelijk. De jongen hééft talent en het ís zonde als daar niks mee gedaan wordt. Bovendien, hij leert snel en het is nog altijd beter dan een plaatselijke registrant waar ik nauwelijks mee heb kunnen repeteren.

Verdorie, waarom moet dit zo ingewikkeld zijn? Ik kan er toch niks aan doen dat ik hem niet uit mijn kop krijg? Zo erg is dat toch niet? Als ik er voor zorg dat ik er niks mee doe en hem niet, zoals gisteravond, tussen Ciska en mij laat komen, is er toch niks aan de hand?
Dat het gisteravond zo fout was gegaan, kwam gewoon omdat ik er niet op bedacht was. Maar nu ik weet wat ik kan verwachten, kan ik me er, met een beetje hulp van boven, toch tegen verzetten?

“Ik meen het, Vic. Ik help je”, hoor ik Harro zeggen. “Als jij hem lesgeeft, leer ik hem alles over het orgel. Kom op, man, ik weet zeker dat hij het snel oppikt.”