Krijtwit hang ik op. Mijn slapen bonzen, het bloed suist in mijn oren. Heel even sluit ik mijn ogen.
“Wat is er?” Bezorgd kijkt Ciska me aan. “Toch niks met je vader, hè?”
“Nee, niet m’n vader. Manuel… Hij…”, hijg ik overstuur. “Het was zijn moeder. Hij ligt… in het ziekenhuis.”
“Zijn moeder? Waarom belt die jou? Jij geeft hem toch geen les meer?”
Verdwaasd schud ik mijn hoofd. “Hij vroeg naar me.”
Ineens lichten mijn ogen op. Hij vroeg naar me! Shit man, hij vroeg naar me! Betekent dat… Zou hij me…?
“Ik moet erheen, Ciska. Sorry. Kunnen we straks verder praten?” Gehaast grijp ik mijn autosleutels en wil weglopen.
“Wacht, ik ga mee”, pakt ze de babyfoon van de tafel. “Sylvia kan wel even oppassen.”
“Nee”, hou ik haar tegen. “Dat hoeft niet, blijf jij maar thuis.”
“Niks ervan, jij zit met je kop ergens anders. Zo kun je niet rijden. Of wou je straks naast hem liggen?”
Acuut verschiet ik van kleur.
“Ik ben zo terug”, loopt ze de achterdeur uit voor ik verder kan protesteren.
Nerveus ijsbeer ik door de kamer. Moet ik haar niet vertellen hoe het tussen ons zit?
Abrupt sta ik stil. Hoe het tussen ons zit? We hebben toch helemaal niks meer? Wie zegt dat hij me terug wil?
Maar waarom vroeg hij dan naar me? Zou hij mij net zo missen als ik hem? Hoopt hij dat…
“Ga je mee?”, duwt Ciska de achterdeur weer open. “Sylvia haalt Amy uit bed als ze wakker wordt. We kunnen gaan.”
“Ciska… Manuel… Hij… Ik…”, hakkel ik.
“Kom nou maar”, trekt ze me ongeduldig aan mijn arm. “Hoe eerder we er zijn, hoe eerder jij gerust bent.”
***
“Mevrouw Mulder?” Aarzelend loop ik op de vrouw af die, met haar rug naar me toe, bij de koffiemachine staat.
“Victor!”, draait ze zich om. “Wat ben ik blij jou te zien!” Vriendelijk lachend komt ze naar ons toe lopen. “Je vrouw?”, kijkt ze Ciska aan.
Ik knik kort.
“Ciska Bos”, schudt ze Manuel’s moeder de hand.
“Hoe is het met hem? Het is toch niet ernstig, hè?”, vraag ik bezorgd.
“Het valt mee, gelukkig. Hij heeft zijn arm gebroken en een flinke hersenschudding”, stelt ze me gerust.
Opgelucht haal ik adem. “Wat is er precies gebeurd?”
“Geen idee”, haalt ze haar schouders op. “De politie zei dat hij ineens tussen twee geparkeerde auto’s vandaan kwam. Hij was uit geweest gisteravond, zou bij zijn nieuwe vriend blijven slapen. Geen idee waarom hij…”
“Zijn nieuwe vriend? Zegt u nu… Is Manuel homo?”, valt Ciska haar in de rede. “Wist jij dat, Vic?”, draait ze zich verbaasd naar me toe.
Zijn nieuwe vriend? Wat zegt ze nou? Het koude zweet breekt me uit. Shit, zie je wel! Zit ik mezelf van alles in m’n kop te halen terwijl hij allang verder is gegaan. Hoe kan ik zo stom zijn! Tranen prikken achter mijn ogen.
“Hé?”, stoot Ciska me aan. “Wist jij dat Manuel homo is?”
“Ik… Eh…”, slik ik moeizaam. ‘Ik ben te laat, ik ben te laat’, hamert het in m’n hoofd terwijl ik haar vertwijfeld aanstaar.
“Oh, sorry”, verontschuldigt Manuel’s moeder zich als ze onze verbijsterde gezichten ziet. “Ik had er even niet bij stil gestaan dat jullie dat natuurlijk maar niks vinden, vanwege jullie geloof. Stom, had ik moeten weten, dat was per slot van rekening waarom zijn eerste vriend het uitmaakte.”
“Pardon? Zijn vriend maakte het uit vanwege zijn geloof?” Ciska’s mond zakt open van verbazing.
“Ik heb hem nog zo gewaarschuwd toen hij het vertelde”, knikt Manuel’s moeder. “Zo’n gelovige man, dat is natuurlijk vragen om problemen. Homoseksuele relaties mogen gewoon niet in die strenge kerken. En Manuel maar denken dat die man echt voor hem zou kie…”
“Was die man soms getrouwd?”, onderbreekt Ciska haar ineens terwijl ze mij strak aankijkt.
“Niet nu, Ciska”, kreun ik getergd. “Alsjeblieft… Mag dat straks?”
“Ja”, knikt Manuel’s moeder. “Inderdaad, hoe raad je het zo? Ik vond het zo sneu voor Manuel, hij was zo gek op die man. Vreselijk toch, als je je verplicht voelt bij je gezin te blijven terwijl je homo bent? Hij wilde het zijn vrouw wel vertellen maar…”
“…hij kon het niet”, maakt Ciska haar zin fluisterend af.
“Ciska… ik…”, hakkel ik schuldbewust.
“Laat maar, Vic. Ik geloof dat ik het al snap”, zucht ze berustend. “Ik ga maar, jij hebt mij hier niet meer nodig. Heb je geld bij je? Voor de bus?”
Ik knik. “Sorry”, fluister ik timide. “Ik wilde het je thuis al zeggen.”
Geruststellend legt ze haar hand tegen mijn wang. “Het is goed, jongen. Ga maar naar hem toe. Praten doen we later wel.”
“Wat was dat?” Verbaasd kijkt Manuel’s moeder Ciska na.
“Ik denk dat zojuist tot haar doorgedrongen is dat ons huwelijk echt voorbij is”, zucht ik met tranen in mijn ogen.
“Jullie gaan scheiden? Ach, wat spijt me dat nou”, legt ze troostend een hand op mijn arm.
“Omdat ik homo ben”, zeg ik zachtjes.
“Omdat jij homo bent?”, herhaalt ze niet begrijpend. “Hoezo?” Ineens lichten haar ogen op. “Wacht eens even, je wil toch niet zeggen dat jij…?”
Ongemakkelijk kijk ik haar aan. “Het spijt me zo”, verontschuldig ik me met een brok in mijn keel. “Het is nooit mijn bedoeling geweest hem verdriet te doen, maar ik kon het niet. Ciska… de kinderen…” Tranen stromen plotseling over mijn wangen.
“Och, jongen toch”, slaat ze een arm om me heen. “Laten we eerst maar eens naar hem toegaan, de rest komt later wel.”
“Mevrouw Mulder”, aarzel ik. “U zei…”
Dapper slik ik mijn tranen weg. Ik moet het weten voor ik hem zie. “Hoelang heeft hij al een nieuwe vriend?”
“Maak je daar maar niet druk om, hij vroeg naar jou, niet naar die vriend.” Bemoedigend knijpt ze in mijn arm. “Ik vond het al zo vreemd”, glimlacht ze hoofdschuddend.
Stijf van de zenuwen loop ik naar binnen. Opgelucht stel ik vast dat hij er best goed uitziet. Zijn rechterarm zit in het gips, maar verder lijkt hij in orde.
Stilletjes ga ik naast hem zitten. Voorzichtig pak ik zijn linkerhand en druk er een kus op.
“Hij is heel even wakker geweest”, vertelt zijn moeder. “Hij was zo in de war, dacht dat ik jou was. Daarom dacht ik, ik bel je maar.”
Ik knik. Zachtjes streel ik zijn hand.
“Sorry”, verontschuldig ik me als mijn maag rommelt. “Ik moet zo even ergens wat eten. Ik zat in Duitsland vanochtend. Ben halsoverkop naar huis gegaan, heb de hele dag nog niks gegeten.”
“Blijf jij maar zitten”, glimlacht zijn moeder als ik op wil staan. “Ik haal wel een broodje voor je. Ze hebben hier vast wel een restaurant.”
En dan is het stil. Het enige geluid in de kamer is zijn rustige ademhaling. Ik sluit mijn ogen en haal een paar keer diep adem. Langzaam trekt de spanning uit m’n schouders en glijden de zorgen van de afgelopen tijd van me af.
Glimlachend open ik mijn ogen en kijk naar de rustig slapende man waar mijn hart zo naar verlangt. Voorzichtig druk ik een kus op zijn lippen en leg mijn hoofd tegen zijn schouder.
Voor het eerst in maanden voel ik me gelukkig. Hij is weer bij me, het gaat goed komen, ik voel het! Straks zitten we weer samen achter het orgel, kunnen we weer samen lachen, samen praten, huilen, vrijen… Alles! Nergens hoef ik me voor te schamen bij hem, hij begrijpt me zonder woorden.
‘En Ciska dan? Je zult toch het één en ander netjes af moeten ronden’, probeert mijn geweten mijn gelukzalige stemming te verpesten. En met succes. Langzaam glijdt er een traan over mijn wang. Waarom doet iedereen toch zo moeilijk? Is het nou werkelijk zo erg? Met Jesse ja, dat is niet goed. Maar Manuel?
Ik zucht diep.
“Vic…” klinkt het ineens.
Abrupt schiet ik omhoog. M’n hart bonkt in m’n keel. “Manuel? Oh mijn God, Manuel!”, grijns ik van pure opluchting terwijl ik mijn ogen droog wrijf. “Jongen, wat ben ik blij dat je er weer bent.” Voorzichtig geef ik hem een knuffel.
“Waar ben ik? Wat doe jij hier?”, fluistert hij schor terwijl hij omhoog probeert te komen. “Ahhhh”, grijpt hij naar z’n hoofd.
“Rustig”, schiet ik overeind. Voorzichtig schud ik zijn kussen wat op. “Wacht, laat me iemand roepen”, druk ik op het belletje naast zijn bed. “Ze hebben hier vast wel wat tegen hoofdpijn.”
“Dorst”, fluistert hij hees.
“Wil je wat drinken?”, kijk ik om me heen.
“Zoekt u iets?”, komt één van de zusters binnen.
“Een bekertje. Hij heeft dorst. En hoofdpijn.”
“Ik zal een paracetamolletje halen. Bekertjes staan in het kastje boven de wastafel”, wijst ze.
Terwijl de zuster een pilletje haalt, vul ik een bekertje water en ga op de rand van het bed zitten. Behoedzaam sla ik een arm om hem heen en help hem een beetje overeind. Grijzend van oor tot oor laat ik hem een paar slokje drinken. Man, wat voelt dit goed! Eindelijk zijn we weer samen. Nooit, echt nooit laat ik hem nu nog gaan!
“Thanks, Vic”, fluistert hij. “M’n keel leek wel schuurpapier.”
“Kijk eens”, komt de zuster weer binnen. Verbaasd trekt ze haar wenkbrauwen op.
Vlug trek ik mijn arm achter hem vandaan, schuif van het bed op de stoel en pak het kleine pilletje van haar aan. “In één keer of moet ik het voor je oplossen in water?”, doe ik alsof er niks bijzonders aan de hand is.
“Geef maar.” Onhandig leunend op een elleboog probeert hij zelf overeind te komen.
“Zal ik u wat rechtop zetten?”, stelt de zuster voor. Ze loop om het bed heen, pakt de afstandsbediening en laat het hoofdeinde van het bed langzaam omhoog komen.
“Thanks”, bedankt Manuel haar terwijl hij het pilletje in zijn mond stopt en een paar flinke slokken water neemt.
“Als u verder nog iets nodig heeft, belt u maar, hoor.”
“Man, wat ben ik blij dat ik je weer zie!”, grijns ik zodra de deur van zijn kamer dichtvalt. Ik pak zijn hand vast en knijp er even flink in.
Hij kijkt me strak aan. “Waarom ben je hier eigenlijk?”
De lach op mijn gezicht verstart als ik de kille ondertoon in zijn stem hoor.
“Je moeder belde me…”
“Mijn moeder? Is die ook hier dan?”
Ik knik. “Ze is een broodje voor me aan het halen. Ik had nog niks gegeten vandaag.”
“Maar dan snap ik nog steeds niet waarom ze jou belde.”
“Omdat zij dacht dat jij dacht dat zij mij was. Ach, laat maar”, wuif ik het weg als ik de verbaasde uitdrukking op zijn gezicht zie. “Ze dacht dat je me wilde zien.”
“Oh,
shit. Sorry Vic”, mompelt hij ineens geschrokken. “Ik dacht dat ik droomde… Ik wil het niet nog…”
“Laat maar, Manuel”, onderbreek ik hem gelaten. “Je moeder zei al dat je een nieuwe vriend hebt”, probeer ik mijn teleurstelling te verbergen. “Ik kan het wel aan.”
“Nieuwe vriend? Bedoel je die jongen van gisteravond? Die had ik op Bullchat leren kennen, dat stelde niks voor”, kleurt hij rood.
“Heb je geen vriend dan?” Hoopvol kijk ik hem aan.
“Doe dit nou niet, Victor”, schudt hij zijn hoofd. “Je weet dat het niet kan. Misschien kun je maar beter gaan.” Demonstratief draait hij zijn hoofd opzij.
“Manuel, luister naar me, alsjeblieft!”
“En dan, Victor?”, draait hij zich weer naar me toe. “Begint het weer van voren af aan? Samen op tournee, doen alsof je vrouw en kinderen niet bestaan en als we thuiskomen, schuif je me weer aan de kant?” Zijn ogen glinsteren verdacht. “Denk je dat ik van steen ben, of zo?”
Mijn hart krimpt samen als ik de gekwetste uitdrukking op zijn gezicht zie.
“Ik ben zo stom geweest”, fluister ik. “Ik had je nooit moeten laten gaan. Ik heb het geprobeerd, je vergeten, maar ik krijg je niet uit m’n kop, mis je zo verschrikkelijk. En toen…”
Van emotie slaat mijn stem over.
“Ik was bij Bernd, gisteravond”, ga ik dapper verder. “We zijn de stad in geweest… Ik… wilde je vergeten… Ik was… zo dronken”, hakkel ik. “Ik werd wakker naast een wildvreemde”, sla ik beschaamd mijn ogen neer. “Toen drong het eindelijk tot me door. Ik kan jou niet vergeten, ik hou van je. Ik heb er zo’n spijt van”, fluister ik gesmoord. “Wil je me alsjeblieft nog een kans geven?” Smekend kijk ik hem aan.
“En Ciska dan?”, klinkt het stuurs.
“Ik wil scheiden. Ik had het haar net verteld toen je moeder belde.”
Weifelend knijpt hij zijn ogen samen. “Ik dacht dat jij niet wilde dat je vrouw en kinderen er de dupe van zouden worden?”
“Dat zijn ze al”, haal ik berustend mijn schouders op. “Ciska en ik leven langs elkaar heen. Ze staat oogluikend toe dat ik contact met mannen heb, maar dat wil ik helemaal niet. De sfeer in huis is om te snijden, bij alles wat ik doe, hoor ik haar denken.”
“Serieus?”
“Ik wil het echt niet meer, Manuel.”
“Hoe is het hier?”, steekt zijn moeder ineens haar hoofd om de deur. “Ha, je bent wakker”, lacht ze als ze Manuel ziet.