Kerstavond was voor ons tweeën. De dagen ervoor hadden we overal gezocht naar een latijnse nachtmis om erachter te komen dat zo’n nachtmis in Nederland niet meer bestaat. Na afloop van de mis even binnenlopen bij de ‘buren’. Een café op vijf minuten van mijn huis waar het nog redelijk druk was voor kerstavond. Een paar glazen wijn later vinden we het mooi geweest, morgen niet te laat opstaan omdat we de eerste trein willen halen.
Thuisgekomen nog even wat rondzappen. Er wordt aan de voordeur getrokken en geduwd. Gelukkig had ik hem al op slot gedaan met de sleutels nog in het slot. Een diepdonkere stem roept wat scheldwoorden door de brievenbus. Het is de bovenbuurman die wel vaker dit gedrag laat zien. We negeren hem vanavond, geen zin in gedoe.
Een half uur later opnieuw, wij willen net gaan slapen. Mijn lief kijkt mij aan, ziet angst in mijn ogen en loopt boos, heel boos naar de voordeur, haalt de voordeur van het slot en komt niet verder dan dat. Buurman heeft de deur al opengeduwd en wil weten waar het geluid vandaan komt. Knap dat hij geluiden kan horen die wij niet horen.
Ik overwin mijzelf en loop naar de voordeur. Met mijn voet kan ik de deur een eind dichtdoen, buurman heeft er nog arm tussen. Even mijn tenen omhoog doen is voldoende voor hem om zijn arm er tussenuit te halen. Kleng. Deur dicht, direct op slot. Ieder aan de goede kant van de deur.
Mijn lief kijkt mij met wijdopen ogen aan en kan niets zeggen. Ik snap het niet. Een ogenblik later snap ik het wel. De rode vlek op de buik wordt steeds groter. We weten nog terug de woonkamer in te lopen. Op de bank gaan liggen, ik bel het alarmnummer. Ondertussen wasgoed uit de emmer en de wasgoedemmer naast de bank.
Godzijdank is het kerstmis en doodstil op straat, direct doorverbonden. Ambulance nodig? Mijn huis is tegenover het ziekenhuis, nee, eerst politie, misschien redden we nog de tweehonderd meter naar de eerste hulp. Een minuut later opnieuw gebeld voor een ambulance. We redden die korte afstand niet.
Gordijnen open gedaan. Zwaailicht in de verte. Nog een minuut later stopt de eerste politeauto. Dat is niet raar, het hoofdbureau van politie is ongeveer vijf minuten lopen. De eerste agenten komen binnen. Mijn lief wordt steeds witter. Ik kan heel kort het verhaal doen voordat de volgende agenten binnenkomen. Daarna gaat het snel.
Ik moet mee naar het bureau. Liever niet, maar er staan inmiddels acht agenten in mijn woonkamer, dus desnoods kunnen die mijn lief naar de overkant toe brengen. Toch direct mee. Een laatste kus. Twee andere agenten bellen bij de buurman aan, met getrokken pistool na mijn opmerking dat meneer niet alles op de rij heeft. Andere agenten schijnen met zaklampen in de vuilcontainers, op zoek naar een mes of wapen.
Op straat dringt de schrik pas echt door. Er staan twaalf politiewagens, allemaal met zwaailicht aan zonder geluid. “Ja, u heeft goed alarm geslagen”, is het droge commentaar. Er zijn nu dus vierentwintig agenten in en rond mijn huis bezig. Gelukkig heb ik vandaag opgeruimd en het huis al aan kant gemaakt.
Op het politiebureau begint het wachten. Koffie, graag, met extra suiker want dit zal wel een lange nacht worden. Waar kan ik roken? De eerste kop koffie kan ik niet vasthouden. Ik kan helemaal niets meer vasthouden. Ik kan niet eens meer staan. Alles trilt.
De centrale huisartsenpost wordt gebeld. Weer geluk, die ligt tussen het ziekenhuis en het politiebureau. Vijf minuten wachten op een dokter, die mij iets inspuit waardoor mijn spieren slap worden, van hun slot afgaan. Eindelijk weer controle over mijn spieren. Daarna word ik alleen gelaten met een tweede kop koffie.
In de verte klinkt de te bekende diepdonkere stem opnieuw. Weer trillen. Het lukt om op te staan en met een stoel de deur te blokkeren. Geen idee hoe lang ik in de wacht heb gezeten. Een agente komt mij ophalen en is verbaasd over de geblokkeerde deur. ‘Sorry, ik hoorde de stem van’ is voldoende om mij naar een andere verdieping te brengen.
Het is anderhalf uur later inmiddels. Eindelijk kan ik het verhaal doen. Welk verhaal eigenlijk, het is voor mijn ogen gebeurd en ik heb niets gezien. De agenten laten mij een mes zien in een plastic zak. Twaalf centimeter roodbruin verkleurd, het lemmet is twintig centimeter lang en twee centimeter breed. Slik. Dat kon er ook bij.
Nog geen bericht uit het ziekenhuis. Moet ik alleen verder of redden we het?, vraag ik mij hardop af. De agent verspreekt zich ‘Wordt het moord, doodslag of poging tot doodslag?’ Ik kan er wel om glimlachen, hij is bezig met zijn vak in plaats van een doodsaaie nachtdienst.
Langzaam lukt het om een fatsoenlijke verklaring op te stellen. Het kan mij vannacht niet schelen dat de agent mij de helft van de woorden in de mond legt, dit is er een die weet wat hij doet. We zijn bijna klaar wanneer de eerste agent van de avond zijn hoofd om de deur steekt. Goed nieuws, mijn lief leeft. Details volgen nog.
Verder met verklaring nummer twee. Wat hebben we gegeten en gedronken? Twee flessen rode wijn met zijn tweeën en nog wat meer. Mijn lief heeft nog in huis overgegeven, de politie probeert te bepalen hoe groot het bloedverlies is en waarschuwt mij alvast voor de puinhoop thuis. Het kan me nu niets schelen, vloerbedekking kun je vervangen, mijn lief niet. De agenten moeten er wel om glimlachen.
Verklaring nummer drie over de achtergronden. Wat heb ik allemaal al meegemaakt met deze buurman? Teveel. We werken snel verder aan deze verklaring, meer koffie en ik ben inmiddels klaarwakker. Om drie uur ’s nachts zijn we klaar en ben ik eigenlijk doodmoe. Al eenentwintig uur wakker. Wat te doen? Eerst naar huis of eerst naar het ziekenhuis?
Ziekenhuis ligt op de route. De nachtportier is gebeld en verwacht mij al. Bij de nachtportier zitten mensen van de ambulance. Als ze mij het adres horen noemen, staat er een op. ‘Het is goed gegaan. We hebben in huis al twee zakken plasma gegeven, in de ambulance nog twee.’ Slik, hoeveel bloedverlies kun je overleven? Ik weet niet wat ik hiervan moet denken en bedank ze maar voor hun werk.
Naar boven en weer wachten. Mijn lief moet zo uit de operatiekamers komen en de afdeling worden opgereden. Kwart voor vier. Daar komt een bed aangereden. Een luxe versie met elektromotor. We kijken elkaar heel even aan, de verpleegster vertelt dat de narcose nog werkt. Toch reageert mijn lief op mijn aanraking. De patiënt wordt weggereden, ik regel toestemming dat ik altijd mag binnenlopen en krijg nog het operatieverslag te zien. Zes zakken bloed zijn erin gegaan. Maag twee perforaties. Buikspieren doorgesneden. Rugspieren geraakt. Rest buikholte geïnspecteerd, geen verdere wonden.
Om vier uur sta ik weer voor mijn voordeur. De technische recherche is net aan het inpakken, ik mag overal aanzitten. Dat wil ik nu niet, ik wil nu alleen zijn, rust en wacht totdat de recherche weg is. ‘Prettige Feestdagen’ is het afscheid. Gelukkig ben ik op het politiebureau al gewaarschuwd, want na de voordeur beginnen de roestbruine druppels.
Binnen in de woonkamer een grote rode vlek van een meter doorsnee. Ik besluit toch mijn ouders te bellen, ik weet dat ze een telefoon naast hun bed hebben staan. Ze kunnen het nieuws beter van mij horen dan via de media.
Daarna opruimen en poetsen. Overal sporen, of van de recherche of bloedspetters of … ik wil het ook niet weten. Om zeven uur is de woonkamer en de vloerbedekking min of meer schoon en ben ik nog steeds klaarwakker.
Weer naar de overkant en daar even bij mijn lief op de kamer gezeten tot het ontbijt werd gebracht. Later thuis gaat de telefoon, de politie met wat laatste vragen. Ik zie ondertussen een buurjongen de hond uitlaten. Gelukkig, die heeft een auto. Ik moet naar het huis van mijn lief, alles ophalen.
Onderweg het radionieuws ‘In … is vannacht … neergestoken … ‘ Dat kon er ook nog bij, bericht op maximale lengte in het nieuws. Straks alles thuis dichtmaken voordat de pers op de stoep staat. Een reactie uit reflex, ik ben zoon van een bekend persoon en weet hoe media werken. Eenmaal terug snel alles afgegeven in het ziekenhuis, het personeel op de afdeling instructie gegeven geen pers toe te laten en daarna even napraten bij de buren.
Ze hebben niets gehoord of gezien maar we zijn allemaal wel blij dat deze ene buurman nu is opgesloten. Totdat buurvrouw opmerkt dat de man het op mij moet hebben voorzien. Vloek. Vloek. Als hij mij had geraakt, dan was het dwars door mijn hart gegaan. Tranen. Stilte. Voorzichtig ander onderwerp aansnijden.
De eerste fotograaf loopt al rond, buurvrouw pakt mijn hand en sleept me mee naar de logeerkamer. ‘Hier blijf je nu eerst slapen. Wij regelen de rest wel.’
Dader? Een vorm van gedwongen psychiatrische behandeling. Dat leek ons beter dan een gevangenisstraf en deze mening heeft de rechter overgenomen.