Dinsdag 29 november 2011
Andrea Razzauti (featuring Patti Austin) – Not Just Another Love
„Hier is het.“
Een oudere en een jongere dame klimmen de besneeuwde trappen van het oude gebouw op. Binnen vult de sterke geur van naaldbomen in enkele seconden hun neuzen. Het kalmeert haar na hun hectische ochtend. Ze merkt de kerstversiering op, die aan de bogen is opgehangen en automatisch jeugdherinneringen oproepen. Haar metgezel kijkt bewonderend rond.
„Het is een mooi gebouw.“
„Het is mooi gerestaureerd. Ik kwam hier vroeger graag, toen ik klein was.“
De Bonifatiuskerk is deze winderige winterdag een rustig toevluchtsoord voor de dreigende storm. De dames blijven stil, terwijl ze door het middenpad lopen. Net als vroeger laat ze hand langs elke gepolijste houten bank glijden. Ze weet niet meer, hoe vaak ze hier is geweest.
De vlammen van twee grote kaarsen verlichten een groene krans bij het altaar. Ze vermoedt, dat de kaarsen nog branden na een bijeenkomst vanmorgen, een begrafenis of een trouwerij. Vandaag zijn er geen kerkdiensten. Ze ziet de kaarsen als een warm welkom. Het piepende geluid van rubber zolen over de betegelde vloer laat de beide dames opschrikken.
„Hallo?“
Ze vraagt het een oude man, die uit een zijdeur komt aangeschuifeld. Haar metgezel herkent zijn postuur, maar kan nog niet op de naam komen en tuurt naar de man, die dichterbij komt.
„Meneer Berger?“
„Ja?“
„Het is goed om u te zien.“
Haar opluchting klinkt door in haar stem. De inmiddels oude man hoort bij dit gebouw, zolang haar herinnering teruggaat in de tijd.
„Wie bent u?“
Hij kijkt nauwelijks naar de dames en loopt door naar de kaarsen om de dover achter de kaarsen te pakken en hem boven de vlammen te houden.
„Charlotte Bohling, meneer. Mijn ouders waren Thomas en Silke. Ik ben hier opgegroeid.“
Meneer Berger kijkt met een schuin oog aan, knikt bij wijze van herkenning en schuifelt verder door de kerk.
„Weet u waar ik Pastoor Rudolf kan vinden?“
De man knikt opnieuw en wijst met de kaarsendover eerst naar hen en daarna naar achteren als antwoord op Charlie’s vraag. De jongere dame kijkt verward.
„Ik weet niet wat u bedoelt, meneer.“
„Hij is in het koor, mevrouw.“
De dames kijken verder door de kerk en zien iemand op een verhoging aan een tafel zitten. Charlie glimlacht.
„Dank u wel. Goede feestdagen.“
Het geluid van hun voetstappen op de krakende houten trap naar de verhoging kondigt hun aanwezigheid aan, voordat ze het lachende gezicht van Rudolf zien. Hij is verbaasd.
„Charlie … Astrid … Wat een prettige verrassing. Wat brengt jullie naar dit Huis van God?“
„We zijn eigenlijk op zoek naar Henriette.“
„Ze zijn niet thuis. Het huis ziet eruit, alsof ze weg zijn. We zijn naar mijn broer Thomas gegaan maar ook daar is niemand thuis.“
Astrid’s antwoord en Charlie’s aanvulling verleiden Rudolf tot hardop nadenken.
„Thomas en Christel zijn weg voor een korte vakantie, al weet ik nu niet waarheen. Henriette en Max heb ik al langer niet gezien, ze waren zondag niet bij de mis. Ik denk, dat ze in Köln op bezoek zijn.“
„Nee.“
Charlie spreekt de ontkenning met schrik in haar stem uit. Rudolf zucht.
„Is er weer een situatie?“
Charlie knikt.
„Robin ligt in het ziekenhuis en Alexander is in het weekend ook opgenomen, maar nu weer thuis.“
„Wat is er gebeurd?“
„Te veel. Robin heeft een hartaanval gehad. We willen de Kaisers vinden, zodat Wolfgang hem nog kan zien.“
De priester kijkt met serieus, bezorgd gezicht naar de dames na Astrid’s snelle antwoord.
„Je hebt geprobeerd te bellen?“
„Eindeloos. Iedereen probeert iedereen te bellen maar nergens gehoor.“
Rudolf’s wenkbrauwen gaan vragend omhoog, waarop Charlie verder praat.
„Thomas en Christel nemen ook niet op, maar als ze op vakantie zijn, dan is dat logisch. Maar Henriette’s telefoon lijkt te zijn uitgeschakeld sinds zaterdagavond.“
„Uit?“
„Ja. Ze waren zaterdag in de stad en ze hebben ruzie met Alexander en Robin gekregen. Wij denken, dat dat de oorzaak is van Robin’s hartaanval. Wanneer er nog meer gebeurt, dan zullen ze het ons niet vergeven, wanneer ze niets ervan weten.“
„Kom met me mee.“
Rudolf reageert plotseling en de dames volgen hem door de kerk naar zijn kantoor. Astrid vraagt verder.
„Weet je waar ze kunnen zijn?“
„Henriette laat het altijd weten, als ze weggaan. Ze vraagt haar buren op het huis te letten. Wanneer de telefoon is uitgeschakeld, dan is er een kans, dat ze in hun vakantiehuis zijn. Daar is geen bereik en geen vaste telefoon. Toen Wolfgang’s moeder deze zomer overleed, waren ze daar. We konden hen niet bereiken. Ik heb daarna ervoor gezorgd, dat we alle adressen en telefoonnummers van hen hebben. Je mag het een voorgevoel noemen.“
Hij knipoogt, terwijl hij na wat zoeken een klein boekje uit zijn bureau tevoorschijn haalt.
„Hetzelfde is gebeurd, toen Sascha en ik er waren. Alexander en Robin hebben ons geprobeerd te bereiken. Pas toen we thuiskwamen, ontdekten we het.“
Astrid’s stem etaleert haar verdriet. Charlie pakt Astrid’s hand troostend vast. Terwijl Rudolf telefoneert, blijven de dames stil wachten. De buren van de Kaisers vertellen, dat Henriette en Max niets hebben gezegd over een paar dagen weggaan. Het laatste gesprek is met mevrouw Redeker.
„Heeft uw zoon de laatste paar dagen Wolfgang gesproken? … Nee? Wolfgang is ziek gemeld? … Als uw zoon Wolfgang weer spreekt op school, wilt u hem vragen een boodschap door te geven? … Het gaat om de familie in Köln en het is belangrijk, dat we hem zo snel mogelijk spreken … Ik denk, dat de familie beter alle details kan vertellen … Ik weet het … Vertelt u alleen, dat Robin in het ziekenhuis is opgenomen … Het is kritiek … kritiek, ja … U mag mij bellen … Dank u wel, mevrouw Redeker … Welk ziekenhuis?“
Pastoor Rudolf’s vragende blik betreft zijn bezoeksters.
„St.Vinzenz in Köln.“
Charlie antwoordt direct. Ze wil dat Rudolf het gesprek afrondt, zodat zij en Astrid met hem verder kunnen praten.
„St.Vinzenz in Köln … Ah. Dat is heel lief van u … Ik weet zeker, dat hij het op prijs stelt … Krone … Dank u wel, mevrouw Redeker.“
Rudolf glimlacht terwijl hij de verbinding verbreekt. Hij zoekt in zijn bureau naar een kaart.
„Mevrouw Redeker zal Peter vragen de boodschap over te brengen. Ze wilde de naam van het ziekenhuis weten, zodat ze bloemen kan sturen. Dat doet ze altijd, ze is een goede, attente vrouw.“
„Ik ben er zeker van, dat Alexander en Robin het waarderen.“
Astrid gebruikt haar diplomatieke intonatie. Rudolf vouwt de kaart open op zijn bureau om de dames aan te geven, waar het vakantiehuis is. Astrid is er weliswaar vier dagen geleden geweest, maar ze vertrouwt niet op haar geheugen om er te komen. De dames maken een routebeschrijving en staan op om te vertrekken.
„Dank je voor alles wat je gedaan hebt.“
Charlie neemt met een charmante glimlach afscheid. Ze is oprecht. Het verblijf in de kerk heeft haar weer hoop gegeven om de Kaisers te vinden. Ze lopen naar buiten, de besneeuwde winterdag tegemoet en hopen, dat de aangekondigde storm nog even uitblijft.