6 januari 2022

Familie? Familie! – 5 Robin

Woensdag 31 augustus 2011
Shakira – Objection (Tango)

Robin komt Bohling’s binnen en wordt hartelijk begroet door Alexander, voordat hij verder naar binnen kan lopen. Eigenlijk zoekt hij Charlie en ziet haar aan een tafel in de eetzaal zitten met haar broer Lars en zijn broer Sascha. Ze zijn in het gezelschap van een oudere dame met grijs haar en een man in een zwart pak. Sascha en Charlie kijken heimelijk naar hem en Alexander. Hij vermoedt, dat hij Alexander afhoudt van een belangrijke vergadering.

„Het is vanavond een zakelijke bijeenkomst en het kan wel een tijdje duren. Ik bel je, wanneer we klaar zijn. Waarom ga je niet naar huis en wacht je op mij? Misschien kunnen we vanavond nog ergens anders uitgaan.“
„Dat klinkt goed, maar ga jij nu naar Charlie en Sascha? Het lijkt, alsof ze op je wachten.“

Alexander buigt zich iets naar voren en ze geven elkaar een snelle zoen, waarna Alexander naar de grote tafel loopt. De grijze dame aan de tafel fronst haar wenkbrauwen en schudt afkeurend haar hoofd naar de jongens. Robin geeft haar een aangename glimlach en draait zich om om te vertrekken. Zijn maag rommelt en hij kijkt op zijn horloge. Het is al na zeven uur in de avond. Zijn laatste maaltijd was op zijn werk, tijdens de middagpauze. Hij draait zich nog een keer om en loopt naar de bar. Als hij geluk heeft, dan is de bijeenkomst van Alexander afgelopen tegen de tijd, dat hij klaar is met eten en kunnen ze direct verder uitgaan.

„Dag Robin, alles goed?“
„Prima, Niklas, mag ik een menukaart van je?“

Robin glimlacht, terwijl hij aan de bar gaat zitten. Niklas brengt hem een menukaart en zijn gebruikelijke bier in een groot glas. Na een slok begint hij de menukaart door te bladeren, al kent hij hem bijna uit zijn hoofd. Robin en Alexander eten hier vaak genoeg en zijn keuze is meestal erg voorspelbaar, een van dezelfde vijf variaties op de gewone Duitse keuken. Robin wil eens wat anders proberen, vooral met het vooruitzicht op een avontuurlijke avond.

Opeens krijgt hij een ongemakkelijk gevoel, alsof hij wordt geobserveerd. Hij schudt het gevoel van zich af, slaat de pagina om en zucht. Vis zal vandaag zijn honger niet stillen en hij bladert verder om te zien of er een nieuw vleesmenu is, dat hij kan uitproberen. Het enige probleem is zijn voorkeur voor hartige bijgerechten. Bohling’s heeft in het algemeen niet de bijgerechten, die hij bij zijn vlees lekker vindt. Het ongemakkelijke gevoel komt weer terug.

„Neem me niet kwalijk.“

Robin draait zijn barkruk naar het geluid en knikt naar de jongen, die hem aanspreekt en tegelijk over zijn borst wrijft.

„Ben jij Robin Krone? De basketballer?“
„Ja.“
„Ik dacht het al. Sinds de kampioenschapswedstrijd vorig jaar, heb ik opgelet of je team nog meer titels heeft gewonnen, maar sindsdien heb ik geen nieuws meer over je gezien.“

Basketballen, sport in het algemeen is de laatste tijd een pijnlijk onderwerp. Daarom reageert Robin met een grote glimlach.

„Ik heb sindsdien aan weinig wedstrijden meegedaan.“
„Dat is jammer. Veel jongens. die ik ken, kijken echt naar je op. Ik bedoel, de moed hebben om je vriend te kussen op het podium na de wijdstrijd, dat is geweldig. Er zijn te weinig mensen zoals wij in de sport.“

Robin zucht naar de jongen, die alleen aan de bar zit en zijn diner opeet. Hij vind het leuk om herkend te worden als basketballer, maar kan niet genieten van zijn bekendheid als de ‘homobasketballer’.

„Doe jij nog mee aan nieuwe kampioenschappen of speel je nog in een competitie? Mijn vrienden zouden het echt geweldig vinden om te horen, wanneer je weer …“
„Het spijt me. Ik heb al een tijdje geen wedstrijden meer gedaan.“
„Dat is jammer. Ik hoop niet, dat discriminatie de reden is.“
„Nee, dat is het niet. Ik heb mijn training moeten terugschroeven … van de artsen.“
„Artsen? Wat is er mis? Was je gewond? Wat is er gebeurd met je vriend, nadat die andere basketballer hem in elkaar had geslagen? Is hij in orde?“

Robin probeert zijn glimlach vast te houden. Hij weet niet, hoe hij dit gesprek kan sturen. Gewoonlijk vertelt hij al weinig aan zijn vrienden en voelt zich nooit genoeg op zijn gemak om vreemden meer te vertellen. Ergens verwacht hij, dat details van dit willekeurige gesprek op internet of in een krant terechtkomen.

„Het gaat nu goed. Hij heeft een tijd in het ziekenhuis gelegen, maar alles is weer normaal. Het gaat nu een stuk beter met hem. Dank je.“
„Dat is fijn om te horen. De kranten volgen dit soort dingen nauwelijks. Je leest alleen, dat iemand in elkaar wordt geslagen en in het ziekenhuis terechtkomt, maar je leest nooit wat er daarna gebeurt. Niemand vertelt, of ze herstellen. We weten het niet. Ik bedoel, ik weet, dat hij geen basketballer of zoiets is, maar zelfs onze kranten schreven later niets.“
„In de eerste plaats was het moeilijk genoeg om iets in de kranten te krijgen over de aanval. Gelukkig hebben we vrienden, die aan sommige touwtjes kunnen trekken. Daarom is het nieuws geworden.“

Robin pauzeert even en neemt zijn goed geklede gezelschap aan de bar in zich op.

„Ben je hier alleen?“
„Zo ongeveer. De anderen zijn iets voor zichzelf aan het doen. Ik hoopte, dat ik hier een biertje kon krijgen, maar dat zit er niet in.“
„Bier. Goed. Hoe oud ben je?“
„Bijna zeventien.“
„Dan ben je nog te jong om het zelf te mogen bestellen in dit restaurant.“
„Kijk, ik ben misschien nog jong, maar ik heb al meer meegemaakt, dan je wil weten.“

De ernstige, donkere toon van de jongen verbaast Robin. Hij is inderdaad jong, maar hij gedraagt zich veel ouder. Er is iets aan hem, dat Robin niet kan plaatsen. De jongen doet hem denken aan zijn eigen jeugd, of beter gezegd zijn gestolen jeugd als gevolg van zijn familieomstandigheden. De jongen lijkt ervaren of geraakt door het leven op een manier, die niet bij zijn leeftijd hoort. Ergens is Robin jaloers op de jongen. Hij heeft zijn leven voor zich uitgestippeld, inclusief zijn voorkeuren. Robin is met het laatste veel later begonnen en heeft zijn uitgestippelde pad dit jaar moeten verlaten.

„Sorry, ik heb in een café gewerkt. Het is een standaard antwoord, wanneer kin … minderjarigen binnenkomen en proberen alcohol te bestellen.“
„Geen probleem. Je kon het niet weten.“
„Nee, op geen enkele manier, echt!“
„Nadat je team het kampioenschap heeft gewonnen, heb je nog veel uitnodigingen gekregen om te spelen voor onze doelgroep? Er zijn veel jonge jongens en meiden, die naar je opkijken. Ik ben er zeker van, dat ze graag je verhaal willen horen en je willen zien spelen. Ik zou graag de reportages lezen, maar ik heb niets gevonden, terwijl ik best lang heb rondgezocht op internet.“

De lach van Robin gaat over in een glimlach, tegelijk kijkt de jongen hem afwachtend aan. Het lijkt er bijna op, alsof de jongen met hem flirt. Hij wipt ongemakkelijk op zijn kruk heen en weer en neemt nog een slok bier, voordat hij de menukaart dichtklapt. Een goed antwoord op de vragen van de nieuwsgierige jongen wil hem niet te binnen schieten.

„Na de wedstrijd was het een gekkenhuis. Alle journalisten hebben twee artikelen gepubliceerd. Een klein, kort artikel over de wedstrijd en de teams en meestal direct ernaast een groot artikel over mij en mijn vriend. Dat zegt genoeg. Ze waren alleen geïnteresseerd in de homobasketballer, maar niemand wilde iets schrijven over de aanval. Ik heb veel gespreksaanvragen van journalisten om die reden genegeerd. Ik wil gewoon een basketballer zijn en wij wilden, dat de dader, een speler van de tegenpartij, in de gevangenis zou komen voor wat hij heeft gedaan. Na een tijdje droogden de aanvragen op. Ik ben oud nieuws.“

Hij kijkt toe, hoe de jongen verveeld in zijn eten prikt. Robin merkt de teleurstelling bij de ander op. Hij gelooft niet, dat hij een held voor de jongen is, maar de waardering van de jongen voor hem is beslist minder groot dan een paar minuten eerder. Wanneer de jongen weer spreekt, klinkt een beetje boosheid in zijn stem door.

„Voor wie ben je oud nieuws? Besef je niet, hoe weinig echte helden er zijn? Overal sporten homo’s, maar jij hebt wel de moed om met je vriend op een podium te staan en hem te zoenen. Dat soort dingen zie je niet bij voetbal. Geloof me, er zijn veel van die jongens, die we graag bij ons team willen hebben, maar ze zijn vaak te bang om iemand iets te vertellen. Jongens van mijn leeftijd hebben helden nodig zoals jij. We hebben mensen nodig, die ons zeggen dat het goed is, dat we zijn, wie we zijn en we nog steeds onze dromen kunnen realiseren. Maar we hebben niet veel meer dan slechte rollen in televisieseries, die worden gespeeld door gewone acteurs. We hebben behoefte aan meer jongens zoals jij, die altijd eerlijk zijn.“
„Het is minder makkelijk, dan jij het laat klinken. Hoe komt het trouwens, dat je zo wijs erover praat?“
„Eh … omdat … ik weet hoe het is, als er geen helden zijn. Ik ben wees, meneer Krone. Ik kan je niet vertellen bij hoeveel verschillende gezinnen ik ben geplaatst en daarna weer weggehaald alleen … omdat ik met jongens zoen. Ik ben door opvanggezinnen weggestuurd, alleen omdat ze mij met een andere jongen zagen. We moeten weten, hoe we kunnen zijn wie we zijn, zonder bang te zijn voor wat andere mensen van ons vinden.“

Robin merkt, dat zijn emoties naar boven komen. Het verhaal van de jongen raakt hem meer, dan hij wil laten merken. Tegelijk voelt hij zich schuldig over sommige beslissingen, die hij eerder in zijn leven heeft genomen. In de woorden van de jongen ligt een terechte beschuldiging verborgen.

„Ik wil er allereerst voor zorgen, dat mijn vriend veilig is en blijft. Verder heb ik mijn werk, mijn opleiding en de training. Na die wedstrijd stond mijn leven op zijn kop en ik heb veel dingen gezegd, waar ik achteraf spijt van heb. De mensen, waarmee ik omga, hebben allemaal verwachtingen van mij, nog afgezien van mijn eigen dromen. Ik denk niet, dat zelfs ik een voorbeeld, een held voor anderen kan zijn. Ik weet niet eens, hoe ik dat zou kunnen doen. Tot nu toe wil ik het liefst gewoon een basketballer zijn. Het is iets, wat mijn vader graag wilde voor mij. Momenteel weet ik niet eens, of ik dat ooit opnieuw kan doen.“
„Waarom? Waarom kun je niet sporten?“
„Mijn arts zegt, dat ik het rustig aan moet doen. Ik ben ziek geweest en dat ging bijna mis. Nu moet ik kalm aan doen, totdat de arts zegt, dat ik weer mag beginnen met trainen. Ik ben al blij, dat hij mij weer naar de sporthal laat gaan om de andere jongens te helpen met hun training.“
„Het spijt me. Dat wist ik niet.“
„Het is niet iets, wat ik snel aan vreemde mensen vertel. Ik heb het je alleen verteld, zodat je begrijpt, waarom ik niet … Ik weet het niet. Ik denk, dat ik daarom er ook niet mee bezig ben of ik een … held voor anderen ben. Waarschijnlijk mag ik niet eens verder gaan met mijn sportopleiding.“
„Dat is balen.“
„Klopt. Heel erg zelfs. Ik word al boos, wanneer ik een basketbalwedstrijd op televisie zie, terwijl ik weet, dat ik misschien nooit meer mag basketballen.“
„Dat spijt me. Maar als het je ergens troost, er zijn veel jongeren die bewondering hebben voor mensen zoals jij. Zelfs als je niet meer sport, meneer Krone. Je was al ouder, toen je ervoor uitkwam. Er zijn mensen jonger dan ik bezig om erachter te komen, wie ze zijn. We hebben behoefte aan sterke mensen zoals jij, die hun verhaal durven te vertellen, zodat anderen weten, dat het goed is om jezelf te zijn.“
„Is dat wat je nu doet, andere jongens helpen uit te vinden, wie ze zijn?“

Robin vraagt het met oprechte belangstelling. Met een maskerende glimlach denkt hij terug aan een anonieme vreemdeling met de naam Dackel, die hem heeft geholpen zich een aantal dingen over zichzelf onder ogen te zien op een chatsite. Zijn glimlach wordt een grijns, wanneer hij terugdenkt, hoe hij ontdekte, dat Dackel niemand anders was dan Alexander. De jongen reageert met een lachend gezicht.

„Niet echt. Er zijn niet veel jongens zoals ik, waar ik woon. Ik klets meestal via internet met andere jongens.“
„Je komt hier niet vandaan? Waar woon je?“
„In een stadje in het Emsland. Ik woon bij een keurig echtpaar, maar er is bijna niemand daar, waar ik mee kan praten. Het maakt me eenzaam.“
„Dat geloof ik.“
„Met hoeveel jongens van je basketbalteam kun je praten over je vriend? Met hoeveel jongens kun je praten over de details?“

Robin’s gezicht laat geen emotie zien. Het antwoord op de vraag is één, al ligt dat meer aan zijn eigen geslotenheid dan aan anderen. Hij zwijgt, zucht even en probeert het gesprek in een andere richting te duwen. De jongen heeft een vrolijke glimlach op zijn gezicht.

„Dus je begrijpt, hoe het voor mij thuis is.“
„Als ik wist wie je ouders waren, zou ik hen vertellen, dat je een glas bier verdient.“
„Meneer Krone …“
„Alsjeblieft, mijn naam is Robin.“
„Bedankt, Robin. Sorry, het was niet mijn bedoeling je humeur te verpesten. Nu ik je echt spreek, merk ik dat achter een paar krantenartikelen veel meer zit, dan ik dacht. Het spijt me, dat ik anders over je dacht.“
„Nee, dat zit wel goed. Wil je me wel een plezier doen?“
„Wat voor?“
„Zet alsjeblieft niets hiervan op internet of iets dergelijks. Ik praat normaal niet over persoonlijke dingen. Er zijn een aantal dingen, die ik graag privé wil houden.“
„Je doet niet aan berichten om je vrienden te laten weten, dat je in je neus peutert?“
„Precies!“
„Op een voorwaarde.“
„Welke?“
„Mag ik een foto met jou erop? Mijn vrienden zullen jaloers zijn.“
„Als ze jaloers op mij zijn, dan moeten ze meer uitgaan.“

Robin lacht weer. De jongen zoekt in zijn tas naar een apparaat om daarna even zijn hoofd te schudden en naar hem te glimlachen. Robin gebaart naar Niklas en vraagt hem de foto’s te nemen. Eentje springt eruit, Robin vindt hem mooi en goed gelukt. Hij staat achter de jongen met zijn armen op zijn schouders en ze lachen allebei. Ze herhalen deze pose voor een foto op zijn eigen apparaat.

Tevreden merkt hij op, dat de jongen nog steeds vrolijk is na hun ongewone serieuze gesprek. In een ooghoek ziet hij Charlie aankomen en zwaait even naar haar. Hij wil haar nog vragen om hem te helpen met iets speciaals, maar het lukt hem al dagen niet om haar onder vier ogen te spreken. Ze kijkt bezorgd en wijst naar de jongen.

„Dag Charlie, heb je straks even tijd voor mij?“
„Hallo, Robin. Sorry, maar ik kom voor de jongen naast je … De anderen zijn op zoek naar jou.“
„Ik kom er zo aan.“

De eigenaresse glimlacht en verlaat de bar richting de eetzaal. De jongen moppert.

„Sorry, ik moet nu gaan. De anderen willen met mij praten.“
„Geen probleem. Het was echt fijn om je te ontmoeten. Ik hoop, dat alles goed uitpakt.“
„Ik ook. Ik heb geen idee, waarom we naar Köln zijn gekomen, maar ik verwacht, dat ik het zometeen te horen krijg.“
„Dat moet wel een mooie verrassing zijn dan.“

De jongen glimlacht. Robin houdt hem tegen, wanneer hij weg wil lopen.

„Het spijt me. Ik weet je naam niet.“
„Wolfgang. Wolfgang Ewers.“
„Ik denk, dat ik dat kan onthouden. Mijn vader heette Wolfgang.“
„De mijne ook, tenminste, dat is wat ze me vertellen. Ik heb hem nooit gekend. Bedankt, dat ik met je mocht praten, Robin, ik vond het leuk.“
„Geen probleem. Dank je wel.“

Robin kijkt de lachende Wolfgang na, terwijl die van de bar wegloopt en kelner Luca met zijn half opgegeten diner achter hem aan loopt. Niklas leunt op de bar en praat verder tegen Robin.

„Wil je nog een bier na je spreekuur voor fans?“
„Graag en wat eten, alsjeblieft.“

Robin geeft zijn bestelling op en denkt verder na over de jongen. Ze hebben alletwee een lastige jeugd … gehad. Gelukkig hoeft deze jongen niet dezelfde beslissingen te nemen, die hij heeft genomen, zoals de schuld op zich nemen voor de dingen, die zijn vader heeft gedaan. De jongen kent zijn vader niet en dat is misschien beter dan de manier, waarop hij zijn zijn vader heeft gekend. Zeker als hij nu bij een goed burgerlijke familie woont.