“Gaat het weer?
“Ja. Dank je.” Henri had de stem gehoord en een bedankje geantwoord maar wist niet wie er tegen hem had gesproken. Het was of Jacob of Jem. Hun stemmen leken precies op elkaar. Beiden brachten ze hetzelfde donkere geluid voort. Hij draaide zich om en herkende in het duister van de tuin het gezicht van Jacob. “Het gaat weer. Ik had even wat frisse lucht nodig. Als ik jullie aan het schrikken heb gemaakt, dan spijt me dat.”
“Het geeft niet. Je hebt gehandeld zoals het voor jou goed voelde en dat moet je doen. Onder alle omstandigheden.”
“Altijd?”
“Ja. Eigenlijk wel.”
“Maar … dan zou ik continue op ramkoers liggen.”
“Met je ouders?”
“Ja.”
“Waarover?”
“Waarover niet kun je beter vragen want dan is het lijstje een stuk korter.” Henri moest gniffelen om zijn eigen opmerking. “Stom hè, dat ik om zoiets kan lachen.”
“Nee, ik denk dat het heel goed is. Voor mij is het een teken dat je het ook weer kunt relativeren.”
“Maar het maakt het er niet minder erg om.”
“Dat bedoelde ik ook niet te zeggen. Ik denk … nou ja … ik weet het eigenlijk ook niet. Ik … nee, wij hebben volgens mij nog veel te weinig van jou gehoord om een goed beeld te krijgen van wat er bij jou thuis speelt.”
Henri begreep het. Hij had alleen maar iets aangestipt en niet echt duidelijkheid verschaft. Hij zou meer moeten laten zien. Het duidelijker maken voor de anderen om … Ja, waarom eigenlijk? Wat had het voor zin om erover te praten. Praten hielp niet.
“Maar het is wel heel goed dat je ons laat merken dat er iets is. Tenminste … dat is mijn mening.”
“Helpt het me als ik praat?”
“Dat weet ik niet. Soms kan het praten alleen al een soort van opluchting zijn. Of het je helpt … dat weet ik echt niet. Ik weet namelijk niet of er iets is dat wij voor je kunnen doen … zolang ik niet precies weet wat er aan de hand is. Voorlopig kunnen wij je alleen maar eten, drinken en een bed geven.”
“Nee. Dat zie je verkeerd. Jullie hebben al veel meer gedaan dan alleen dat. Jullie hebben me laten voelen dat ik er toe doe. Dat ik, ook ik, recht heb op een leuke kerst. Alleen al door me hier mee naar toe te nemen, samen met mij te eten hebben jullie mij iets gegeven dat ik nog nooit eerder heb gekregen: aandacht. En ja … verdomme … ik heb aandacht nodig. Ik heb het nodig dat iemand naar me om ziet en dan heb ik het niet over het ingehuurde kamermeisje, de gouvernante, de … noem maar op wat. Allemaal mensen die op mij gepast hebben terwijl mijn ouders dat verdomden te doen! Ik … ik wil dat niet meer. Ik trek dat niet meer! Ik wil … liefde … ja ook dat wil ik. Ik wil voelen dat mensen om mij geven.”
“Daar heb je ook recht op,” liet Tinie haar stem een eindje dichter bij het huis horen. Zij kwam, met Jem in haar kielzog, naar het tweetal toegelopen. “Iedereen heeft daar recht op, Henri.” Ze sloeg haar armen om de jongen heen en trok hem dicht tegen zich aan.
Toen kon Henri zich niet meer groot houden. Ook iets dat hij al jaren lang deed. Nooit had hij gehuild om zijn verdriet maar nu ineens … nu moest hij huilen. Zoveel aandacht, zoveel liefde … en het deed hem goed … maar het bracht ook de pijn van jaren naar boven. Maar … al naar gelang de tranen bleven komen, kwam er ook een stuk gevoel in zijn lijf. Een gevoel van dat hij er hier wel toe deed. Dat hij er hier wel mocht zijn met zijn eigen mening, zijn eigen manier van doen. Dat hij hier zichzelf kon en mocht zijn. “Dank je,” zei hij toen hij voelde dat hij rustiger werd, “dat had ik even nodig. Het spijt me dat ik me zo st… ”
“Waag het niet dat te zeggen!” sprak Tinie moederlijk. “Jouw gedrag is niet stom. Je laat heel normaal menselijke gevoelens zien. En ja … net als Jacob wil ik graag meer van jou horen. Stort je hart uit bij ons. Laat ons zien wie je bent. En … vergeet dat niet … de komende dagen … Wanneer komen je ouders weer terug?”
“28 december.”
“Blijf de komende dagen bij ons alsjeblieft. Je bent hier meer dan welkom.” Tinie merkte dat er opnieuw tranen kwamen bij de jongen. Ze liet ze toe en streelde met haar handen over zijn rug om hem te troosten. “Toe maar, huil maar.”
Jem stond erbij en voelde zich hopeloos. Hij beet op zijn onderlip en hield het niet droog. Het verdriet van een leeftijdgenoot bracht hem aan het huilen en langzaam liepen de tranen uit zijn ogen en over zijn wangen. En dan heb ik het rot gehad, zo zei hij bij zichzelf. Dat wat ik heb meegemaakt stelt helemaal niets voor als ik deze ellende van Henri merk en zie. Toen waren er ineens ook armen om hem heen. Hij voelde de kracht van zijn oom en liet zijn verdriet gaan door zachtjes te huilen.
Toen Jacob zag dat Tinie haar armen om Henri sloot, had hij heel goed zijn neef in de gaten gehouden. Hij wist van het ene dat hij had opgebiecht aan zijn moeder maar nog niet van het andere dat zij hadden besproken. Desondanks kon hij zich heel goed voorstellen dat de jongen het moeilijk had. Daarom was hij zachtjes naar hem toegelopen en toen hij dacht dat het nodig was zijn armen om hem heen geslagen. En dat het nodig was, bleek maar al te zeer. “Rustig aan, Jem, alles komt goed.”
“Denk je dat echt of zeg het zomaar,” klonk het snikkend.
“Ken je mij op die manier? Nou?”
“Nee. Het spij… ”
“Niet zeggen. Dat is niet nodig tussen ons.”
* * *
Toen de rust weergekeerd was, gingen ze naar binnen. Tinie stelde voor om wat anders te drinken en nam de bestelling op. Jem zei dat hij toe was aan een pilsje en keek zijn moeder met hoog opgetrokken wenkbrauwen aan.
“Oké, niets mis mee. En wat wil jij, Henri?”
“Mag ik ook een biertje?”
“Van mij wel. Jij appelsap, Jacob?”
Henri zag Jacob knikken en vroeg: “Vind je dat lekker of mag je vanwege je medicijnen geen alcolhol?”
“Ja en ja. Ik vind het lekker en ik mag geen alcohol vanwege mijn medicatie.”
“Vind je het niet rot dat je dat niet mag?”
Jacob had die vraag nog niet vaak hoeven te beantwoorden. Bijna niemand wist dat hij medicijnen gebruikte en nam rustig de tijd om over de vraag van Henri na te denken. Hij antwoordde pas toen Tinie de kamer weer binnenkwam. “Nee. Ik vind het niet rot. Ik kan heel goed zonder. Legio mensen vinden dat alcohol sfeer maakt en ik vind dat grote flauwekul. Misschien ken je het wel van vrienden of zo: ‘Drink gezellig een pilsje mee, man!’ En dat soort uitspraken. Flauwekul. De mensen, jij en je vrienden maken de gezelligheid en niet de drank.”
“Helemaal mee eens,” reageerde Jem. “Ik heb met m’n moeder afgesproken dat ik buitenshuis niet drink tot ik achttien ben. En als ik dat volhoud, krijg ik van haar vijfhonderd euro.”
“Controleer je hem?”
“Nee. Is een kwestie van vertrouwen.”
“Ik houd me heus wel aan mijn afspraken hoor! Wat denk jij nou, gast!”
Henri schoot in de lach. Het was een grapje geweest dat hij had willen lanceren om te kijken hoe Jem zou reageren en … wat hij verwacht had was gebeurd: de jongen had het serieus opgenomen. “Sorry, Jem, ik plaagde je maar wat.”
“Oh. Niet zo netjes van je. Ik … nou ja … ik kan dat verschil vaak niet aanvoelen en reageer dan altijd alsof mensen het serieus bedoelen.”
“Niets mis mee, lieverd.”
“Euh … hoe oud ben je eigenlijk, Henri?” wilde Jem weten.
“Ik ben zestien. Jij?”
Jem vertelde dat hij in maart zestien geworden was en in de uitwisseling van geboortedata bleek dat Henri op de dag af een maand ouder was.
“Henri, wil je nu verder praten of wil je daar liever mee wachten?” vroeg Jacob.
Henri zuchtte diep.
“Het hoeft echt niet hoor,” was Tinie van mening. “Je hoeft niet te praten als je dat niet wilt. We kunnen gerust een spelletje spelen of straks met z’n allen naar de nachtmis.”
“Als jullie naar de kerk willen, moeten jullie dat gewoon doen hoor. Ik zag de crucifix hangen en dacht al dat jullie Rooms waren.”
“Zijn we niet,” liet Jem kort en duidelijk weten.
“Maar … ”
“Die nachtmis is een stuk traditie. Iedereen in het dorp, of hij nou bij de kerk is of niet, gaat daar heen in het dorp. Maar we slaan ook wel eens over.”
“Ma… ”
“Nee,” onderbrak Jacob de jongen, “vanavond kies jij. Jij bent het belangrijkst voor ons. Als jij wilt praten, ons iets wilt vertellen over jezelf en je leven, dan nemen we daar alle tijd voor.”
Opnieuw volgde er een diepe zucht. Henri vond het moeilijk. Hij was het niet gewend om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Nou ja … toen hij klein geweest was wel. Toen was hij de oogappel van zijn vaste verzorgster en … leek het er voor hem op alsof zij er altijd voor hem was. Dat was natuurlijk ook zo. Hij onderbrak zijn eigen gedachtestroom door te zeggen: “Ik weet niet waar ik moet beginnen.”
Tinie voelde heel goed aan dat Henri het er moeilijk mee had. Echter, een niet praten omdat hij niet wist waar hij zou moeten beginnen vond ze moeilijk te accepteren. Ze kon hem helpen, zo wist ze maar of hij dat wilde was de vraag. En die vraag stelde ze hem nadat de stilte haar te lang had geduurd.
“Ja. Probeer het maar,” klonk het met een heel klein stemmetje.
“Dank je, Henri. Ik begrijp, corrigeer me maar als ik het fout heb, dat er bij jou thuis dingen anders gaan dan jij graag zou willen.” Tinie hoopte dat haar manier van inkleden voldoende was en keek naar Henri. Ze zag de bevestiging toen hij knikte. “Kun je terughalen wanneer je dat voor het eerst merkte?”
Lang nadenken hoefde Henri niet. Het voorval lag vers in zijn geheugen. “De laatste schooldag voor moederdag. Ik ben niet meteen met m’n vierde naar de basisschool gegaan. Ik heet Van Houthem van mijn achternaam. Mijn ouders woonden eerst in België omdat het hoofdkantoor van mijn vaders bedrijf gevestigd was bij Brussel. In de zomervakantie na mijn vierde verjaardag zijn we verhuisd naar Nederland. Die verhuizing ging gepaard met het verplaatsten van dat hoofdkantoor naar Maastricht. Maar … ik denk dat de aanleiding was dat ik naar school moest en dat zij een voorkeur hadden voor het Nederlands onderwijs maar dat weet ik niet zeker natuurlijk. Ik had iets gemaakt voor mijn moeder net als alle andere kinderen en die laatste schooldag kreeg ik dat mee voor mijn moeder. Ik ging met de andere kinderen naar buiten en gaf het aan mevrouw Winter, mijn verzorgster, met de woorden: ‘Dit is voor jou.’ Zij was voor mij mijn moeder. De juffrouw hoorde het en corrigeerde me en zei dat het voor mijn moeder was. Ja? En? Mevrouw Winter was mijn moeder toch?”
Jems gezicht was vertrokken. Had Henri niet eens geweten wie zijn echte moeder was? Wat was dat voor een mens!
“Op Moederdag zorgde mevrouw Winter er keurig voor dat ik het kunstwerk aan mijn moeder gaf. Oké, zij was dus mijn moeder. De vrouw met wie ik af en toe tussen de middag at als zij er was. De meeste keren at ik met mevrouw Winter. ’s Avonds at ik bijna nooit met de man en vrouw die dus mijn vader en moeder waren. Gewoon omdat ze altijd laat aten en ik al op tijd omdat ik als kleuter natuurlijk ook op tijd naar bed ging. Dat was voor mij de eerste keer dat ik merkte dat er iets vreemds was thuis.” Henri beet op zijn lippen.
“Is er nog iets dat je kwijt wilt?”
“Toen ik bij het oud papier een krant moest halen die kon dienen als onderlegger toen ik wilde tekenen een paar dagen later, lag de tekening voor mijn moeder tussen het oud papier.”
Toen Tinie merkte dat Henri brak, want de laatste woorden waren er huilend uitgekomen, zat ze meteen naast hem. Ze trok hem tegen zich aan en liet hem huilen. Opnieuw liet ze hem toe dat hij zijn tranen bij haar plengde. Dat hij zijn verdriet kon uit. Ze moedigde hem met woorden aan om alles er uit te gooien en zich vooral niet groot te houden.
“Mijn ouders … ” zei Henri met verstikte stem tussen zijn tranen door, “zijn er bijna nooit voor me. Ze … Ik weet gewoon niet waarom ze een kind gewild hebben. Ze … hebben … zich nooit bemoeid met mijn opvoeding. De eerste zes jaren was mevrouw Winter er. Ze woonde bij ons in en zorgde vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week voor me. Daarna … kwamen er gouvernantes, kindermeisjes of hoe je ze ook maar wilt noemen. Ik heb nu een persoonlijke begeleider. Eén van zijn taken is ervoor te zorgen dat ik mijn afspraken na kom.”
Jem had het relaas van Henri vreselijk gevonden maar een persoonlijk begeleider, daar kon hij zich helemaal niets bij voorstellen en dat bracht hij dan ook zo onder woorden.
“Ik heb verplichtingen en dan bedoel ik niet het naar school gaan. Natuurlijk, dat moet ook maar dat is ook niet erg. Hij houdt in de gaten wanneer ik ergens moet verschijnen met mijn vader of met mijn moeder. Als er bijvoorbeeld ergens een nieuwe afdeling in een fabriek van mijn vader of zo wordt geopend. Dan moet ik daar bij zijn. Of tijdens het een of andere liefdadigheidsconcert dat mijn moeder heeft georganiseerd. Ook dan moet ik opdraven en daar zorgt Lodewijk dan voor. Hij ziet er op toe dat ik me netjes kleed en op tijd daar aanwezig ben. Haalt me van school af zelfs.”
“Dus tijdens schooluren ga je naar dat soort dingen?” vroeg Jem verbaasd maar wel met een vrolijke twinkeling in zijn ogen want zoiets leek hem ook wel wat.
“Ja. Dat kan omdat mijn vader supporter van de school is.”
“Huh?”
Ineens moest Henri lachen. De verbaasde uitroep van Jem en het gezicht dat hij er bij trok werkten op zijn lachspieren. Meteen kwam het ook echter in hem op dat het niet kon. Hij moest niet lachen om Jem want misschien … “Ik lach je niet uit hoor, Jem! Ik moest gewoon lachen om de manier waarop je het zei en het gezicht dat je erbij trok. Zo vol van verbazing?”
“Ja, vind je het een wonder. Supporter van school? Daar snap ik dus niets van.”
“Mijn vader is eigenaar van een farmaceutisch bedrijf. We komen om in het geld, om het grof te zeggen. En hij heeft bijvoorbeeld vorig jaar de school geld gegeven zodat zij een nieuw computerlokaal konden inrichten?”
“Oké! Gul, zeg!”
“Dat trekt hij af van de winst van zijn zaak, Jem!” Meende Jacob een toelichting te moeten geven. “En dat levert hem dus belastingvoordeel op.”
“Ja. Zo werkt dat. Liefdadigheid met een achterliggende bedoeling,” klonk het scherp uit Henri’s mond.
“Oh. Dan is het minder oprecht, lijkt me.”
“Dat vind ik ook. Maar het zorgt er wel voor dat hij in een goed blaadje komt bij de schoolleiding en dus kan hij een tegenprestatie vragen en dus mag ik af en toe bij iets bijzonders weg van school.”
“Terwijl je dat eigenlijk helemaal niet wilt?” Jem dacht dat hij de spijker op zijn kop sloeg en kreeg gelijk.
“Ik baal van dat soort dingen! Ik heb er een enorme hekel aan!” klonk het woest.
“Neem wat te drinken, Henri,” spoorde Tinie de jongen aan. “Het is goed, zo lijkt me, om even wat tot rust te komen.”
“Ja. Dank je.” Hij nam een paar slokken uit het glas en liet het zich goed smaken. “Mijn ouders leiden, zo lijkt het voor mij althans, ieder hun eigen leven. Hij met zijn werk. Zij met alle liefdadigheidsstichtingen en -fondsen waar ze in het bestuur zit in de een of andere functie. We zaten hier vanavond met z’n vieren rond de tafel maar bij ons thuis is de tafel drie meter lang. Mijn vader zit aan het ene eind en mijn moeder aan het ander eind. Als ik met hen eet dan zit ik ergens in het midden. Gezellig hè?”
“Nee! Echt niet!” liett Jem verontwaardigd zijn mening horen.”
Henri wachtte niet op meer bijval maar ging meteen verder. “Ik heb Jacob vanmiddag verteld dat ik op jongens val. Ik heb het mijn ouders verteld maar … mijn vader wilde er niets van weten. Zei dat ik dat niet kon weten omdat ik nog nooit seks met een meisje he… ”
“Dat is stom!”
“Jem!” reageerde Tinie op haar zoon die Henri had onderbroken, “laat Henri eens uitpraten!”
“Nee, niet doen. Gewoon reageren alsjeblieft. Ik wil geen geregisseerd toneelspel. Dat heb ik thuis al veel te vaak. Laat je mening gewoon horen, Jem, en jullie beiden ook, laat weten wat je ervan vindt zodat ik ook weet of mijn gevoelens juist zijn of niet. Ik … ik tast vaak in het duister … weet niet wat ik met mijn gevoelens moet.”
“Hoe reageerde je moeder op je coming out?”
“Zij kreeg een flauwte?”
“Wat is dat?” klonk het opnieuw oprecht verbaasd uit de mond van Jem.
“Als haar iets te veel wordt, zo interpreteer ik het in elk geval,” legde Henri aan Jem uit, “dan krijgt ze het ineens benauwd en lijkt het alsof ze flauw valt.”
“Maar … dat doet ze niet echt?”
“Moeilijk … ik heb vaak het idee dat ze het gebruikt om lastige onderwerpen, zoals mijn coming out, te vermijden. Ze doet het vaker. En … altijd is er dan iets dat haar niet zint en dus valt ze flauw. En toen … toen was mijn vader helemaal in alle staten! Verweet hij mij dat ik voor het onwel worden van mijn moeder had gezorgd! Verdomme! Sorry, ik moet niet vloeken.”
“Hè, gast, je zegt tegen ons dat wij moeten reageren en zo en als je zelf reageert dan corrigeer je jezelf?”
Henri bleef stil. Jem had een punt. Waarom zou hij zelf niet reageren zoals hij het voelde? Het voelde verdomd rot voor hem en daarom had hij dat vloekwoord gebruikt. Maar … hij wist ook waarom hij zich verontschuldigd had. “Ik ze sorry omdat … nou ja … vanwege dat kruisbeeld.” Hij glimlachte. “Ik ben dan wel niet gelovig maar toch voelt het voor mij niet goed om in het bijzijn van zoiets te vloeken.”
“Oké, dan begrijp ik het,” kwam Jem met een tegenreactie.
“Maar blijft onverlet dat je je kan en mag uiten hier, zoals jij dat wilt,” gaf Jacob zijn mening te kennen. “Het is hier, en wij hopen dat jij dat ook zo voelt, een veilige omgeving. En in zo’n veilige omgeving kijken we er elkaar niet op aan hoe je reageert. Dat wat je uit, dat wat jij belangrijk vindt om te zeggen, is belangrijker dan hoe het er uit komt. Begrijp je me?”
Henri knikte en beaamde het. “Zo voelt het voor mij ook. Al vanaf het moment dat ik tegen je aan botste bij de brug in het centrum en … je het voor mij opnam tegenover mijn achtervolgers.”
“Heb je dat gedaan, oom Jacob? ”
“Henri overd… ”
“Nee, echt niet! Hij nam het voor me op tegenover vier anderen en … als ik erop terugkijk denk ik dat als het op matten aangekomen was hij er flink op los geslagen zou hebben.”
“Jacob!” sprak Tinie quasi vermanend.
“Soms moet je je ook op straat uiten zoals dat nodig is. Als de situatie erom vraagt, dan kan ik heus wel wat klappen uitdelen.”
“En incasseren?” wilde Jem weten terwijl hij op het puntje van zijn stoel op en neer wipte.
Er werd gelachen. De spanning van het moment was gebroken.