Toen Cas helemaal naar voren reed bij de spoedeisende hulp vroeg Sjeng zich af of dit eigenlijk wel mocht. Snel liet hij die vraag ook weer los, want het was tenslotte niet zijn probleem als er iets van zou komen. Het portier werd geopend. ‘Dat heb ik van mevrouw Beerenbroeck gekregen,’ wees hij naar het geld en het kaartje. ‘Ik heb er echt niet om gevraagd of zo hoor!’
‘Zij weet heus wel wat ze doet, Sjeng! Zal ik het bij me steken, of stop ik het in jouw portemonnee.’
‘Doe maar het eerste.’
‘Je krijgt het echt van me terug.’
‘Ga ik vanuit. Anders was dit wel een heel erg duur ritje!’
Cas vond het leuk dat de jongen een grapje maakte en ging erop door met: ‘Maar jij weet niet wat mijn tarief is!’
Het uit de auto komen was wat lastig. Voorzichtig draaide hij zijn lijf en bracht zijn benen naar buiten. Het in de in staande positie komen kostte de meeste moeite. Deed ook enorm veel pijn. Alles deed zeer. Zou Cas het merken?
Lopen zou moeilijk worden, zo begreep Cas al snel. ‘Rustig blijven staan. Probeer je elleboog rechts te ondersteunen met je linkerhand. En als je moe of zo wordt, of als het te pijnlijk is weer gaan zitten.’
‘Ben blij dat ik sta, man!’ Sjeng probeerde de tip over het ondersteunen uit. Het werkte. Het was meteen iets minder pijnlijk.
‘Ik ga een rolstoel halen.’
‘Ben jij gek!’
‘Misschien. Maar naar binnen lopen gaat jou echt niet lukken!’
‘Echt wel! Kijk maar!’ En meteen zette Sjeng zijn eerste stap. Het lukte … maar … gemakkelijk was het niet. Toch zou hij doorzetten. Het was zijn eigen schuld en dus verdiende hij dat hij overal pijn voelde.
‘Flink eigenwijs, hè!’ mopperde Cas terwijl hij het portier van de auto dichtdeed en afsloot.
‘Goede eigenschap, volgens mij.’
‘Zolang er maar niet het woordje “te” voor staat.’ Bij de spoedeisende hulp aangekomen meldde Cas zich bij de balie en noemde hij de naam van Trees.
‘Volgens mij gaat het niet om uzelf maar om deze jongen.’ werd door de jonge vrouw achter de balie vastgesteld.
‘Ja. Helemaal juist.’ Marleen, zo heette de baliemedewerkster volgens het kaartje op haar uniformjasje, vroeg om een identiteitsbewijs en een bewijs van verzekering. Hij wendde zich tot Sjeng die aangaf dat hij beide bij zich had. Cas zag hoe de jongen met zijn linkerhand zijn portemonnee uit zijn linker kontzak haalde. Hulp was niet nodig. Was hij linkshandig? Het openen van de portemonnee was wel een probleem. ‘Zal ik helpen?’
‘Graag. Handel het maar af, als je wilt.’
Cas haalde de gevraagde documenten tevoorschijn en legde ze op de balie voor Marleen. Zij tikte wat gegevens in op haar computer en gaf daarna de kaartjes weer terug.
‘Bent u de vader?’ informeerde ze.
‘Nee.’
‘Maar hij gaat mee naar binnen en niemand anders!’ maakte Sjeng duidelijk.
Even was Marleen van haar stuk gebracht.
Cas stopte de spullen weer terug en stak toen ook meteen het geld – drie briefjes van vijftig – en het kaartje van mevrouw Beerenbroeck in de portemonnee. ‘Gezien?’
‘Dank je,’ reageerde Sjeng. ‘Geef nog maar niet terug. Onhandig misschien. O ja, en mijn telefoon,’ die haalde hij uit een broekzak voor. ‘Wil je die ook bij je houden voor mij?’
Cas vond het prima en stopte alles in het kleine, zwarte rugzakje dat hij bij zich had.
‘Trees is geïnformeerd en komt jullie zo halen. Jullie kunnen beiden daar even plaatsnemen.’ Zelf stond Marleen op van haar bureaustoel en liep weg.
Ze liepen naar de stoelen, waar ze op gewezen waren, maar Sjeng koos ervoor om te blijven staan. Het gaan zitten zou misschien wel lukken, maar het opnieuw in de benen komen niet, was zijn verwachting. ‘Waarom, denk je, heeft ze mij dat geld gegeven? Zie ik er armoedig uit of zo?’
‘Ik weet het niet, Sjeng.’
‘Komt het door mijn haren?’
‘Echt niet!’
‘Ik moet al tijden naar de kapper, maar … ‘
‘Maak je er maar geen zorgen over. Ik ken haar. Soms doet ze heel spontaan iets, maar altijd met een goede bedoeling.’
Marleen werkte hier nog maar vier weken. Natuurlijk had ze een opleiding gehad, maar die was algemeen van aard. Ook was ze ingewerkt, maar dat was erg kort geweest. Elke werkplek had zo zijn eigen werkwijze, zo wist ze inmiddels uit eerdere werkkringen. Hier hadden ze haar de raad gegeven om het iemand te vragen als ze iets niet wist, of ergens aan twijfelde en dat had ze al heel vaak moeten doen. Ook nu was haar iets niet helemaal duidelijk. Daarom liep ze meteen door naar achteren en ging ze op zoek naar Trees. Ze vond de verpleegkundige spoedeisende hulp al snel. ‘Trees, mag ik je iets vragen?’
‘Altijd! Zeg het maar!’ antwoordde Trees.
‘Die cliënt waarover jij mij had geïnformeerd is binnen. Het is een minderjarige, maar hij heeft geen begeleidende ouder bij zich. Dan moet volgens het protocol één van de ouders meteen op de hoogte gebracht worden, maar … misschien een stomme vraag …’
‘Dat soort vragen bestaat niet, Marleen! Het zou alleen maar stom zijn als je zomaar iets doet, zonder dat je precies weet wat. Want alles kan gevolgen hebben. En daarom ben ik blij dat je het mij komt vragen. Laten we eens in de computer kijken. Je hebt hem inmiddels aangemeld, neem ik aan?’
‘Ja.’
Trees pakte er een C.O.W. (computer on wheels) bij en keek mee, terwijl Marleen het een en ander intikte. ‘Ach gut …’ luidde haar reactie toen ze een naam op het scherm zag verschijnen. Een beeld van vijf jaar geleden kwam Trees weer voor ogen. Ze was samen met Hugo bij de afscheidsdienst geweest. Ze kende de zoon van Else Soet. Had hem gezien bij een kraamvisite, als zij bij Else op visite was geweest en Hugo en Sjeng samen – op de geheel eigen wijze van kleine kinderen die in leeftijd van elkaar verschilden – met elkaar hadden gespeeld, als de jongen bezoekjes aan zijn moeder had gebracht in het ziekenhuis af en toe, op momenten dat Else even geen oppas had kunnen vinden en ze hem mee had genomen naar haar afdeling, en op heel veel foto’s. Maar die laatste keer had de meeste indruk gemaakt: een joch van elf jaar oud, klein, te netjes naar haar idee in een pak met stropdas, en lijkbleek. Heel bewust had ze haar eigen zoon van dertien toen meegenomen, omdat Else veel meer was dan alleen maar een collega. Zij was ook de behandelend arts van haar zoon geweest, gedurende een aantal jaren. De aanpak van Else had haar zoon goed gedaan. En toen zij zelf uitgedokterd was, had zij haar en Hugo verwezen naar een paar andere collega’s. Het eindresultaat mocht er zijn en daar was Trees haar eeuwig dankbaar voor.
‘Maar ik zie dus twee telefoonnummers staan. Moet ik nu zelf één van die twee kiezen om te bellen?’
‘Nee. Doe nog maar even niet.’
‘Maar het proto… ‘
‘Sorry, dat ik je onderbreek, maar ik moet nog even beter kijken. Eén ogenblik, alsjeblieft.’ Trees keek naar de twee telefoonnummers. Het ene was een vast nummer in Maastricht. Het tweede een 06-nummer. Ze was blij dat ze Anne had gewaarschuwd na het tweede telefoontje van Cas. Het was hier in het ziekenhuis gebruikelijk dat bij een dergelijke melding naast de arts spoedeisende hulp nog een andere arts ingeschakeld moest worden en dan koos ze bij voorkeur iemand die zij goed kende: Anne was zo iemand. ‘Ik probeer eerst dat nummer,’ zo gaf ze Marleen aan, pakte haar eigen mobiele telefoon – niet die van het ziekenhuis – en tikte het nummer in. Het was even wachten. Toen hoorde ze de stem op een antwoordapparaat. Het was een bericht van Truu Soet: de moeder van Else, wist ze, en de oma van Sjeng dus. Die bleek er even niet te zijn en vroeg om later terug te bellen. In geval het echt nodig was, was ze te bereiken op haar mobiele telefoon. Trees noteerde het nummer. Je kon nooit weten. Toen probeerde ze het tweede nummer.
‘Johannes Wilhems!’
Dat was duidelijk. ‘Oh … neemt u mij niet kwalijk,’ reageerde Trees. ‘Heb ik waarschijnlijk een verkeerd nummer ingetoetst.
‘Geen probleem.’
‘Het spij… ‘ Maar de verbinding was al verbroken. Ook dit nummer schreef ze op. Toen ze opkeek, zag Trees het onthutste gezicht van de baliemedewerkster.
‘Maar … je vertelde hem helemaal nie… ‘
‘Even doe ik het op mijn manier, Marleen! Ik heb daar mijn redenen voor en dat leg ik je later allemaal uit.’
‘En dus lap je het protocol aan je laars?’
‘Ja. Voor dit moment wel.’
‘Maar ik wil daar geen last mee krijgen, hoor! Ik werk hier met heel veel plezier en wil niet ontslagen worden omdat ik het pro… ‘
‘Hè! Niet overdrijven, zeg!’ Het had iets te bits geklonken. Ze moest ervoor zorgen dat Marleen gerustgesteld werd. ‘Ik garandeer je dat dit absoluut geen gevolgen zal hebben voor jou. Ik heb, als oudere medewerker, de verantwoordelijkheid op me genomen. En … hoe kom je er trouwens bij dat jij dan meteen ontslag zult krijgen?
‘Mijn onzekerheid,’ antwoordde Marleen met een gebogen hoofd. ‘Ik heb rotervaringen elders gehad.’
‘Wij willen jou niet kwijt, Marleen! Jij voldoet uitstekend! Hoor alleen maar lovende berichten over jou van mijn collega’s en iedereen vindt het heel erg fijn dat jij ons dingen vraagt als het jou niet helemaal duidelijk is. Een enorm pluspunt vergeleken met eerdere collega’s die wij wel eens hadden hier.’
‘Echt?’
‘Ja! Van vragen word je wijs! En dat geldt in jouw functie, maar ook in die van mij. Geloof me, Marleen,’ zo deed Trees haar uiterste best om de baliemedewerkster gerust te stellen, ‘jij wordt absoluut niet ontslagen! Jij doet het uitstekend hier! Je bent een kracht die wij absoluut niet kwijt willen!’ Het was gelukkig overtuigend genoeg, want Marleen nam het met een “Oké, doen we het zoals jij zegt.” voor lief dat de regels van het protocol even gebogen werden. Trees ging meteen verder. ‘Bij welke SEH-arts heb je Sjeng aangemeld?’
‘Rinze Wiltinghe. Die was het meest snel beschikbaar. En die telefoonnummers?’
‘Laat ze beide maar staan voorlopig. Ik ga Sjeng en Cas ophalen.’
* * *
De deur in de hoek van de wachtruimte ging open en Sjeng zag een forse vrouw met lang rood haar in een paardenstaart binnen komen. “Jij moet Sjeng zijn,” hoorde hij haar zeggen toen zij op hem af kwam. Ze stak hem haar rechter hand toe.
‘Dat gaat niet lukken. Doen we het met links.’ Trees had zich snel hersteld. De rechterhand geven was nou eenmaal gewoon, maar in het geval van deze cliënt niet te doen. Dat het om een schouder uit de kom ging, was – zelfs met jas aan – duidelijk te zien bij hem. Verder zag ze een schaafwond links op zijn gezicht. ‘Hè, Cas! Leuk je weer eens te zien. Lopen jullie mee?’
‘Heb ik je erg aan het schrikken gemaakt?’ vroeg Cas toen de deur naar de wachtkamer achter hen dichtgevallen was.
‘Eventjes. Maar gelukkig ging je snel genoeg verder. Mijn zorgzame instinct, weet ik.’
‘Sorry.’
‘Tussen ons niet nodig, Cas.’
‘Je hebt gelijk.’
‘Kijk,’ zei Trees terwijl ze een gordijn opentrok, ‘hier gaan we even bivakkeren. Euh … ik zag dat je net stond. Is zitten lastig?’
‘Zitten gaan is niet lastig, maar het overeind komen wel, mevrouw.’
‘Je mag mij Trees noemen, hoor! De meeste artsen vinden het wel fijn als je ze met u aanspreekt, maar voor een aantal is tutoyeren geen probleem. Stelregel is: als zij zich voorstellen met hun voor- en achternaam mag je hen tutoyeren, hoor je alleen een achternaam dat kun je dat beter niet doen. Oké?’
Sjeng knikte.
‘Goed. Maar als overeind komen een probleem is, lijkt het me beter dat je meteen op het bed gaat zitten.’
‘Betekent dat dat ik hier moet blijven?’
‘Zover zijn we nog lang niet, Sjeng. Maar … als dat wel moet gebeuren, is dat dan een probleem?’
‘Dat niet, maar … ik wil hier niet blijven!’
Heel even zocht ze de blik van Cas. Maar zijn gebaren van achter de jongen waren niet echt duidelijk. Tegen Sjeng zei ze: ‘We hebben liever niet dat cliënten moeten blijven. Kost veel te veel. Dus … duidelijk?’
‘Als je maar weet dat ik echt niet blijf!’
‘En als het voor jou maar duidelijk is, dat ik mijn best daarvoor doe, maar dat niet ik beslis maar de arts. Zullen we verder gaan?’
‘Ja. Sorry.’
‘Het woord bed was niet goed gekozen. Leverde in elk geval verwarring op tussen jou en mij. Ik bedoel meer de behandeltafel,’ ze wees die aan.
‘Oh. Maar het lijkt wel enorm veel op een bed.’
‘Mee eens. Het ligt elk geval veel beter dan onze oude behandeltafels. Die waren veel harder en lagen ongemakkelijk, zeker als je wat langer moest wachten tot je geholpen werd.’
‘Duurt het lang dan?’
‘Ik kan je een A4’tje geven waarop dat precies uitgelegd wor… ‘
‘Doe maar niet.’
‘Lijkt me ook beter. Maar dan ga ik je wel eerst ontdoen van je jas en andere bovenkleding.’
‘Waarom?’
‘Ik kan zien dat je schouder uit de kom is.’
Het was hem eerder gezegd.
‘En dat je een wond op je jukbeen hebt.’ Ze wees er met haar vinger naar zonder hem aan te raken. ‘Het lijkt erop dat die behandeld is. Klopt dat?’
‘Ja,’ nam Cas het woord. ‘Er is eerste hulp verleend.’
‘Heel goed. Maar vanwege die schouder moet er straks waarschijnlijk een foto gemaakt worden.’
‘Kan dat niet gewoon teruggezet worden?’
‘De arts zal je straks willen onderzoeken. Kom, laten we beginnen met je jas. Ik doe het werk en geef je instructies.’
Het ging kundig, zo had Sjeng het idee. Eerst deed ze de knopen van zijn winterjas los en daarna de rits naar beneden. Toen eerst de linkerarm eruit en daarna liet ze heel voorzichtig de jas als het ware over zijn rechter naar beneden glijden. Met zijn overhemd precies hetzelfde. Restte nog zijn T-shirt.
Trees merkte iets op aan de hals van de jongen. Alsof iemand hem gekrabd had. Ze besloot er niets over de zeggen. Iets anders benoemde ze wel. ‘Je polsen en armen zijn aan beide kanten flink beurs. Komt dat ook van die val? Een val van een muur toch?’
Sjeng slikte. Straks zou zijn T-shirt helemaal uit gaan en dan … ‘Eerder vanochtend ben ik van de trap gevallen.’
Eerst was er schrik bij Cas. Heel bewust schudde hij het van zich af. Zou dat die schaafwond links ook veroorzaakt kunnen hebben? Maar … waarom had hij dat niet tegen mevrouw Beerenbroeck en hem gezegd?
‘Thuis?’
‘Ja.’
‘Heb je niet echt je dag!’
‘Nee. Niet echt.’
‘Je T-shirt uitdoen wordt een probleem. Maar … voor elk probleem hebben we een oplossing.’
‘Kan die foto niet met T-shirt aan?’
‘Beter van niet. Ik zal de behandeltafel even goed zetten, dan kun jij alvast gaan zitten. Ik zet hem niet te laag, zodat jij makkelijk overeind kunt komen.’ Trees stelde het goed af en zorgde ervoor dat Sjeng makkelijk kon gaan zitten. ‘Dan ga ik nu even weg.’
Van de benen af zijn voelde goed, zo bemerkte Sjeng. Hij haalde rustig adem en sloot even de ogen. Heel snel deed hij ze ook weer open. Dat was niet prettig geweest.
‘Alles goed?’ vroeg Cas, die de schrikreactie, waarmee de jongen zijn ogen had geopend, heel duidelijk had opgemerkt.
‘Ja. Ik ben moe.’
‘Logisch. Een val heeft altijd impact. En in jouw geval gaat het om twee valpartijen, begrijp ik nu.’
‘Ja. Weet niet wat ik heb vandaag.’
‘Denk dat we dat soort dingen allemaal wel eens hebben. Alleen … met minder gevolgen.’
‘Kijk,’ meldde Trees zich weer, ‘de schaar!’
‘Maar!’
‘Het spijt me. Kan niet anders. Maar je krijgt er iets moois voor terug van me.’
Sjeng bromde wat en ging met hulp van Trees weer staan. Ze knipte het kledingstuk aan de voorkant van onder naar boven helemaal open. En toen kon het, net als zijn jas en shirt, heel gemakkelijk uit.
Trees bleef luchtig doen, maar dat wat ze had gezien op de rug van de jongen, verontrustte haar. Ze was gelukkig gewaarschuwd door Cas en had ervoor gezorgd dat er al voorwerk was gedaan. ‘En dan heb ik voor jouw een nieuw jasje. Helaas alleen maar in deze kleur en in een maat die jou waarschijnlijk te groot is. Maar het gaat straks handig uit als de arts er is.’
‘Lijkt wel een jurk!’
Trees schoot in de lach. ‘Maar je krijgt het in elk geval niet koud. Heb het idee trouwens dat de jeugd van tegenwoordig het nooit koud heeft. Jij droeg in elk geval een shirt over je T-shirt. Mijn zoon draagt altijd en eeuwig alleen maar een T-shirt met korte mouwen. Zomer, winter, het maakt niet uit. Ben die is anders,’ richtte ze zich tot Cas, ‘die heeft echt een heel grote garderobe met heel verschillende dingen.’
‘Vertel mij wat. Ik doe de was. Maar die hoeveelheid kleren van hem lijkt nog niet voldoende te zijn, want de laatste tijd leent hij shirts van mij.’
‘Maar dat moet hem veel te groot zijn!’
‘Is het ook, maar hij heeft er geen moeite mee. Moet ik wel bij zeggen dat hij het alleen thuis draagt dan.’
‘Dat maakt verschil natuurlijk.’ Ze hielp Sjeng in het nieuwe kledingstuk en voorzag hem daarna van een mitella. Op die manier zat er minder druk op zijn gekwetste schouder, zo legde ze hem uit. Ze zag hem twijfelen eerst. Maar daarna gaf hij aan dat het op precies dezelfde manier werkte als het ondersteunen van zijn arm. En daarin had hij helemaal gelijk. Gezien de blauwe plekken die zij had gezien, kreeg zij het idee dat de artsen de cliënt straks helemaal zou willen onderzoeken. ‘Dan je broek?’
‘Waarom? Het gaat om mijn schouder toch?’
‘Wij zijn hier allemaal uiterst zorgvuldig. Gezien de blauwe plekken op je armen en rug, zullen de artsen je helemaal willen onderzoeken. Geen probleem toch?’
‘Komt er meer dan één arts?’
Trees knikte en gaf daarna aan, enigszins bezijden de waarheid, dat het veel vaker gebeurde. Waarom het in dit geval zo was, lichtte ze niet toe en gelukkig vroeg Sjeng er niet naar.
Hij wilde niet moeilijk doen en werkte mee. Eerst maakte ze de veters van zijn schoenen los en deed die uit. Toen de riem los.
‘Ben je afgevallen de laatste tijd?’
‘Ja.’
‘Veel?’
‘Weet ik niet. Weeg me nooit.’
Toen Trees de riem had losgemaakt, was de broek een flink eind naar beneden gezakt. Vandaar haar vraag. Ze maakte de knoop van zijn broek los, rits naar beneden en toen helemaal uit. Vervolgens installeerde ze hem op het bed. Het bovenste gedeelte werd zo gezet dat hij kon zitten. ‘Voelt het goed?’
‘Ja. Zei net al tegen Cas dat ik erg moe ben.’
‘Geen wonder! Dit soort dingen hakt er altijd goed in! Heel vaak wordt dat over het hoofd gezien. Twee dingen nu eerst. Heb je al iets van pijnstilling genomen?’
‘Twee paracetamol.’
‘Heel goed.’
‘Maar wel kauwtabletten. Maakt dat iets uit?’
‘Weet je de sterkte van die pillen?’
‘500 milligram,’ lichtte Cas toe.
‘Is het nog te doen, of heb je het idee dat je nog wat nodig hebt?’
‘Het gaat wel.’
‘Je groot houden, is niet nodig. Als ik je vraag de pijn een cijfer te geven van één tot tien, waarbij één geen pijn en tien ontzettend veel pijn is, wat kies je dan?’
Even was er een herinnering. Zijn moeder had hem die vraag ook vaak gesteld als hij pijn had gehad. ‘Acht.’
‘Dat is veel te veel! Regel ik zo iets voor je.’
‘Maar ik kan het niet slikken, hoor!’
‘Geen probleem. Hebben ze wel iets anders voor je en dat ga ik nu even ophalen. Ben zo terug.’
‘Rennen ze hier altijd zo?’ vroeg Sjeng toen Trees door de gordijnen was verdwenen.
Cas stond op van de stoel waar hij op was gaan zitten op en zette die dichter bij het bed. ‘Ja. Ik ken haar heel erg goed. Het is hier vaak rennen of stilstaan. De werkzaamheden zijn hier nooit te plannen. Sommige mensen vinden dat prachtig. Houden van de uitdaging nooit te weten hoe je dag eruit zal zijn.’
‘Zij ook?’
‘Ja. Het houdt haar scherp, zegt ze altijd. En daar kan ik me wel iets bij voorstellen.’
‘Is jouw beroep wel saai?’
‘Nee. Heel afwisselend.’
‘Maar ook gewoon ritjes naar het station dus.’
Cas schoot in de lach. ‘Maar geloof me, met een passagier als mevrouw Beerenbroeck is zoiets nooit saai! Maar vertel eens … als je wilt … hoe zit dat met dat slikprobleem van jou?’
‘Toen ik zes of zo was verslikte ik me een keer enorm in een appel. Ik hapte er een stuk vanaf en het schoot veel te snel naar binnen.’
‘En in je verkeerde keelgat?’
Sjeng glimlachte. Biologisch gezien was het een verkeerde opmerking. Je had maar één keelgat, maar iedereen wist wat je bedoelde als je dat zo zei. ‘Ja. Vreselijk benauwd gehad. Mijn moeder heeft me bij de benen gepakt, op de kop gehangen en me enorm op mijn bovenrug geslagen. Niet om … ‘
Zijn reactie kwam snel: ‘Ik snap het helemaal. Ze wilde het stukje appel los zien te krijgen.’
‘Ja. En dat lukte gelukkig. Maar vanaf dat moment hap ik nergens meer iets vanaf. Ben ik doodsbenauwd … ‘
Cas glimlachte om de woordspeling die Sjeng volgens hem niet expres had gemaakt.
‘… dat ik me weer verslik.’
‘Als ik zeg dat het een trauma geworden is, druk ik me dan goed uit?’
‘Ja. En echt … mijn moeder heeft me zelfs mee genomen naar een kinderpsycholoog hoor, maar … dat werkt allemaal niet bij mij.’
‘Moet heel vervelend zijn, voor jou.’
‘Hmm. Het heeft consequenties.’
‘Maar het tijdig aangeven, maatregelen nemen zoals jij doet, werkt dus wel voor jou.’
‘Dat wel. Maar ik ben altijd degene die raar aangekeken wordt als ik met anderen pizza ga eten bij de Domino’s en ik als enige om een vork en mes vraag. En ze weten waarom ik het doe, maar toch steeds weer die blikken.’
‘Goed dat je je daar niet aan stoort, Sjeng! En verder nog aanpassingen voor jou wat betreft dat slikken?’
‘Ik bestel samen met Lianne altijd een halve pizza. Beiden nemen we daar dan een helft van. Zij omdat ze vanwege haar gewicht niet te veel naast de maaltijden wil eten en ik omdat ik dan net zo snel klaar ben als de anderen. Snel eten doe dus ik niet. Ik kauw alles heel zorgvuldig en eet met kleine hapjes.’
‘Lekker lang tafelen dus met jou!’ merkte Cas op met een lachend gezicht in de hoop het wat luchtig te kunnen houden.
‘Niet iedereen vindt dat leuk.’
‘Sorry. Ik ga misschien wat te snel voorbij aan jouw probleem.’
‘Doet er niet toe. Het is mijn probleem.’
‘Maar wel iets waar anderen rekening mee moeten houden, toch?’
‘Mijn oma doet dat wel. Mijn vader minder. Die heeft altijd haast als we al samen eten. En dan … ‘
‘Laat hij jou dan alleen aan tafel zitten?’ Cas zag het knikken en schoot vol. Die kerel …
‘Je medicijn!’ meldde Trees zich weer en gaf Sjeng een klein bekertje met daarin wat vloeistof. ‘De smaak is niet echt lekker, maar inslikken gaat wel makkelijk.’
‘Dank je.’ Sjeng dronk het kleine bekertje leeg en trok een enorm vies gezicht. ‘Nondedju!’
‘Ik had je gewaarschuwd. Mocht de pijn weer toenemen, waarschuw dan meteen. Ik heb een fles van een liter meegekregen, dus je kunt even vooruit.’
‘Echt?’
‘Nee, jongen, ik maakte een grapje.’ Trees haalde een computer op wielen, trok een stoel aan en stelde het apparaat zo in dat ze erbij kon gaan zitten. Even van de benen was goed voor haar. Ze stopte haar kaartje in een gleuf om zich te identificeren. ‘En dan ga ik nu even je gegevens bekijken en je de nodige vragen stellen. Oké?’
Zeggen dat het niet goed zou zijn had geen zin, vermoedde Sjeng. Bovendien zou het dan nog langer duren voor hij hier weg was.
‘Je bent niet vaak klant in het ziekenhuis geweest,’ zei ze toen tegen Sjeng.
‘Wanneer ben ik hier geweest dan?’ Sjeng vond het vreemd dat hij hier medisch gezien bekend was.
‘Zestien jaar geleden voor het eerst. Toen werd je hier geboren.’ Snel las ze verder. ‘En daarna een paar keer voor bloedonderzoek, en driemaal een bezoek aan de oorarts.’
Hij wist waarom zijn moeder ervoor gekozen had om in het ziekenhuis te bevallen. “Met zoveel familie om je heen,” had ze gezegd, “was er gewoon geen andere keuze mogelijk.” En dat had hij altijd een heel mooie uitspraak gevonden. Dat familiegevoel had hij ook opgemerkt op het laatst. Dat laatste bloedonderzoek was nog niet zo lang geleden geweest. Zijn huisarts had daarop aangedrongen. Alles was goed geweest. De andere data in de computer zeiden hem niets. Zeker die bezoeken aan een oorarts niet. ‘Kun je zien waarom ik naar die oorarts moest?’
‘Ik kijk even. Ja, zie het al. De verschillende kleur van je kijkers kan veroorzaakt zijn door een erfelijke ziekte. Het heet het syndroom van Waardenburg. En dat heeft nogal eens slechthorendheid en doofheid tot gevolg. Je moeder heeft daar onderzoek naar laten doen.’
‘Het is wel erfelijk. Mijn opa van moeders kant had het ook. En zijn opa ook. Een van mijn voorouders werd Guus Twee-Oog genoemd. Dus …’
‘Die erfelijkheid lijkt me dus wel bewezen. Maar dat syndroom kon echter niet aangewezen worden. Jouw opa, die ook Johannes heette officieel, is toen ook onderzocht.’ Zo had ze gelezen inmiddels. ‘Die bril staat Ben heel goed, Cas.’
‘Ja. Vind ik ook. Mag ook wel, want het duurde enorm lang voor hij zijn keuze had gemaakt.’
‘Merkt hij al verschil?”
‘Yep. De eerste dagen klaagde hij over “trekken aan zijn ogen”, maar daar was hij voor gewaarschuwd. De dagelijkse hoofdpijn heeft hij gelukkig niet meer.’
‘Beter. En jij bent dus goed gezond geweest in al die jaren.’
Sjeng begreep dat het laatste weer tegen hem gericht was. ‘Blijkt’
‘Wanneer heb je voor het laatst gegeten, Sjeng?’
‘Vanmorgen. Ontbijt.’
‘Daarna niets meer?’
‘Nee.’ En vervolgens kwam er een flink aantal vragen voorbij. Ze vroeg hem naar medicijn-, alcohol- en drugsgebruik. Of hij misselijk was geweest. Of hij had overgegeven. Of hij duizelig was geweest. Hij antwoordde, schudde of knikte met zijn hoofd als antwoord op de vragen.
‘Standaardvragen, Sjeng. En ik moet ze allemaal invullen, tenzij ik gewoon weet dat het in jouw geval onzin is.’
‘Zoals?’ wilde hij dan toch wel weten.
‘Bijvoorbeeld de vraag of je zwanger bent.’
Sjeng schoot in de lach.
‘Goed om je te zien lachen, jongen, maar dat soort vragen heb ik dus gewoon overgeslagen. Niet omdat jij het bent, maar ik wil cliënten met zo’n vraag gewoon niet lastig vallen. Sommige collega’s werken gewoon de hele anamnese af en dat is prima natuurlijk, maar ik doe het anders.
‘Beter, lijkt me.’
‘Ik weet het niet. Zij houden zich keurig aan het protocol, ik wil dat nog wel eens iets aanpassen. Nog een paar en dan zijn we klaar.’ Ze kreeg de antwoorden en verwerkte deze laatste informatie in de computer. En dan moest ze toch nog die allerlaatste vragen stellen om duidelijkheid te verkrijgen. Ze moest dat ene zeker weten, opdat er vervolgstappen gezet zouden kunnen worden als de artsen het met haar eens waren. ‘Sjeng, het is gebruikelijk dat we een verantwoordelijke volwassene informeren als hun kind hier terecht komt.’
‘Ik wil niet dat je mijn vader belt!’ klonk het ontzettend fel.
‘Als alternatief zag ik een ander nummer. Dat is het nummer van je oma zo weet ik, maar zij is niet aanwezig op dit moment.’
‘Zij heeft vakantie en alsjeblieft, bel haar ook niet. Zij … die vakantie is belangrijk voor haar en als je haar gaat bellen, zal zij zich vreselijk ongerust maken en … alsjeblieft.’
‘Zijn er andere familieleden?’
‘Die zijn er. Maar … tegelijkertijd ook niet.’ Hij legde uit wat hij bedoelde. Aan zijn moeders kant waren er een oom en tante, een oudere broer en zus van zijn moeder. Er was al jarenlang gedoe in de familie om het een of ander.
‘En dat is dus ook geen goede oplossing,’ besloot Trees. ‘Ik weet voldoende, Sjeng. Het spijt me dat ik dat laatste vragen moest. Ik ga kijken waar de arts blijft.’