Toen Cas zich voor de tweede keer meldde, zorgde hij ervoor dat de oppassers toch nog even naar buiten gingen om te wandelen. Natuurlijk hadden ze geprotesteerd, maar hij was niet plan geweest om te buigen. Ze hadden zich bij de andere drie gevoegd en samen, met de verlichting van zaklampen, langs de bosrand gewandeld. Verkwikt waren ze weer teruggekomen en hadden ze de reis voortgezet. Hugo was achter het stuur gekropen en Cas was naast hem gaan zitten.
Pas toen ze aan een tweede stop toe waren, waarbij ze warm wilden eten, had Trees heel voorzichtig Sjeng wakker gemaakt. ‘Hé, slaapkop!’
‘Huh… ‘
‘Het is goed om wakker te worden. We hebben allemaal honger en jij volgens mij ook wel.’
‘Ja. Maar moet wel eerst goed wakker worden, hoor!’
‘Tuurlijk. Cas is wat aan het regelen voor ons.’
‘Kent hij het hier dan?’
‘Hij heeft overal zijn adresjes. Rijdt deze route naar Zuid-Duitsland en Oostenrijk vaker.’
‘Handig.’
Ze waren naar het restaurant gegaan. Cas had hen opgewacht en naar boven gedirigeerd. De oma’s en hij met de lift, de anderen met de trap. De zaal van het restaurant op de eerste verdieping was, ondanks dat het de dag voor kerst en al bijna avond was, flink gevuld. Iedereen kon kiezen wat hij wilde. Binnen een half uur zaten ze allen te genieten van een goede maaltijd. Het was gezellig.
‘Ben? Ik heb gehoord dat je oma operazangeres is.’
‘Geweest,’ antwoordde hij oma Truu.
‘Heb jij iets van dat artistieke, muzikale geërfd misschien?’
‘Ik speel piano.’
‘Vleugel heet dat ding, zeg je me altijd!’ bemoeide Hugo zich ermee.
‘Jij je zin. Dat doe ik. Heb ik altijd gedaan. Van klein af aan. Heb nog steeds les.’
‘Maar je leraar kan je bijna niets meer leren, kreeg ik laatst van hem te horen.’
‘Misschien waar, Cas, maar … ik wil nog geen ander. Hij is goed.’
‘Wat ga je na het VWO doen? Want dat doe je toch?’ vroeg Truu verder
‘Ik wil graag naar het conservatorium.’
Een logische keuze vond Truu en dat gaf ze ook aan.
Toen iedereen verzadigd was, stapten ze op voor het laatste stuk. Een gedeelte dat waarschijnlijk wat langer zou gaan duren. Iets na München zouden ze de Autobahn moeten verlaten en over provinciale wegen verder. Er werd sneeuw verwacht. Als dat te vroeg zou beginnen, zouden ze moeten stoppen om de sneeuwkettingen om te leggen. Maar … zover was het nog niet.
Des te dichter ze bij München kwamen des te drukker het werd. Enerzijds gingen mensen naar de stad toe en anderzijds kwamen ze eruit. De radio meldde steeds meer oponthoud: files, vertragingen, omleidingen en afsluitingen ten gevolge van ongelukken. Cas vroeg Hugo om een parkeerplaats te zoeken. Toen die gevonden was en de auto volledig tot stilstand was gekomen, pakte Cas zijn telefoon erbij en bekeek de kaart van München en omgeving.
‘Is doorrijden over de snelweg onmogelijk?’ vroeg Hugo.
‘Dat niet. Maar ik heb weinig zin om stil te komen staan. Ze melden nu al grote vertragingen. Het lijkt me beter om al ver voor München het binnenland in te gaan. Kijk je even mee?’
Hugo vond het fijn dat Cas hem erbij betrok. Hij voelde zich gewaardeerd.
‘Kijk,’ wees Cas op het beeldscherm aan, ‘we zitten nu hier. En als we dan daar de Autobahn verlaten, kunnen we via … ‘
Hij begreep wat Cas bedoelde en volgde diens vinger, terwijl hij langs de plaatsen gleed die hij noemde. ‘Ja. Goed alternatief. Rijden is altijd beter dan stilstaan.’
‘Helemaal mee eens, Hugo. Neem ik het van je over of rij jij verder?’
Voor Hugo was die keuze makkelijk. Als hij er naast zou gaan zitten, zou hij kaart moeten lezen en … dat vond hij niets. ‘Ik rij wel, als jij dat goed vindt.’
‘Prima, jongen! Rijden maar!’
Pas tegen negen uur die avond kwamen ze aan in Tegernsee. De route binnendoor was goed gegaan, maar ook daar was het druk geweest. Het bleek dat meer mensen voor een alternatieve route hadden gekozen.
Sjeng was na vertrek bij het wegrestaurant vrijwel meteen weer in slaap gevallen. Maar niet de hele tijd. Hij merkte dat ze langzamer reden dan voorheen. Wakker geworden, was Trees meteen bij hem gaan zitten. Ze had hem gevraagd hoe hij zich voelde. Het was beter dan eerder, zo had hij aangeven. De spierpijn was nog steeds hinderlijk aanwezig. Stilzitten was het beste, maar niet handig. Dan zou het in beweging komen alleen maar vervelender worden. Toen Trees weer bij de oma’s en Ben was gaan zitten, probeerde hij iets op te vangen van de omgeving, maar dat was haast onmogelijk. Toch ging hij ermee door. Het onmogelijke was een uitdaging. Iets waarvoor je niet te snel moest capituleren, was hij van mening. Die gedachte bracht een glimlach op zijn gezicht. Het was een uitspraak van zijn moeder geweest. Iets dat zij, zoals ze had verteld, ook vaak had toegepast in haar leven. VWO was volgens haar leraren niet mogelijk voor haar en dus had ze laten zien dat zij het fout hadden. Ook de artsenopleiding was haar ontraden. En toch had ze daarvoor gekozen, het met succes afgesloten, daarin haar beroep gevonden en dat met ontzettend veel plezier gedaan. Onmogelijk was maar een term. Niet per se een waarheid. Hij merkte dat de auto vaart minderde. Het was even flink hobbelig. ‘Nondedju!’ vloekte hij hardop.
‘Sorry, Sjeng,’ verontschuldigde Trees zich.
‘Niet nodig. Kon vast niet anders.’
De auto stopte. Cas deed de zijdeur open en kwam meteen met zijn excuses. ‘Sorry voor het laatste stukje, maar … de weg was weg.’ Hij zag verbaasde gezichten. ‘Ja. Is echt zo. Morgen als het licht is, gaan jullie maar kijken. Kom uitstappen! De eigenaar en zijn vrouw staan op ons te wachten. Ons welkomstcomité.’
Ze deden hun jassen aan. Sjeng werd daarbij geholpen, maar dicht ging het ding natuurlijk niet. De oma’s werden geholpen bij het uitstappen en ook Sjeng kreeg een hand toegestoken. Hij had willen bedanken, maar de blik in de ogen van Hugo was duidelijk geweest. In vlot Duits voerde Cas het gesprek met de eigenaar.
Sjeng keek om zich heen toen hij uit de auto was. De lucht was donker. Een bijna volle maan scheen helder.
“Oh lieber Junge,’ hoorde Sjeng de vrouw ineens zeggen. “Ist dir nicht kalt?” Hij gaf aan dat het wel meeviel.
“Aha. Die Slinge ist im Weg. Deshalb kann deine Jacke nicht richtig geschlossen werden.” Ja, dat was het probleem. Zijn jas kon niet goed dicht vanwege zijn mitella. Ze riep naar iemand die aangerend kwam. Een jongen kwam naar hen toe en hij kreeg een opdracht van zijn moeder. Het was voor hem niet te verstaan wat ze zei, want waar ze eerder met hem in schoolduits had gepraat, deed ze dat met haar zoon in een dialect. De jongen was snel terug en reikte hem iets aan. ‘Wat moet ik hiermee,’ vroeg hij in het Duits. Ze maakte hem duidelijk dat het een poncho was en dat hij die mocht lenen. Hij begreep wat ze bedoelde. Dat kledingstuk trok je aan door het over je hoofd te trekken. Knopen of een rits ontbraken en ja … inderdaad heel handig voor hem. ‘Danke,’ zei hij. Het was duidelijk dat zij een bedankje niet nodig vond.
Achter de eigenaren aan gingen ze het huis binnen via de hal. Daar was de kapstok. Het liep helemaal door naar achteren. Daar was een deur. Die gaf toegang tot de keuken, werd uitgelegd. Via de zijdeur daar vlakbij kwam je in de tuin.
‘Wat mooi!’ slaakte Truu een verrukte kreet, toen ze als eerste de woonkamer binnenkwam.
‘Ja, Ama, echt heel erg mooi,’ moest Sjeng bekennen. Overal hout: vloer, wanden, meubelen. ‘Kijk, Ben! Een piano! En een kerstboom! En ook deze had gekleurde lichtjes.
Ben liep meteen naar de piano toe. Hij sloeg de klep open. Stof had er niet op gelegen. Hij liet zijn vingers over de toetsen gaan. Klonk goed nog steeds goed. Hij had er eerder op gespeeld.
Trees werd door de vrouw meegenomen naar het keukengedeelte. De koel- en vrieskast gingen open en ze zag dat beiden goed gevuld waren. De toezegging dat er altijd meer gebracht kon worden, leek haar overbodig. Daarna was de voorraadkamer aan de beurt. Eén ding wist Trees toen zeker: deze kerst zouden ze zeker niet verhongeren, ook al waren ze met z’n zevenen. Nou ja, bedacht ze zich toch enigszins, Hugo was natuurlijk wel een enorm goede eter.
Sjeng en de oma’s werden in een stoel gezet. Ze mochten onder geen beding meehelpen met het uitladen van de auto. Toen de anderen weg waren, kwamen ze echter toch meteen in de benen. “Zodra ze weg zijn,” had Suus gezegd,” gaan wij zorgen voor koffie, thee en wat erbij.” En dat hadden ze gedaan.
De hele avond was het gezellig. Praten met elkaar, herinneringen ophalen, spelletjes doen. De vraag of ze naar de nachtmis zouden gaan, was ingeleid door de vrouw van de eigenaar die gekomen was om te vragen of Suus – net als drie jaar eerder – in de dienst zou willen zingen. Ze hadden het afgeslagen. Zondag, de dag na kerst dan? Even hadden Suus en Ben, haar begeleider, een blik gewisseld en toen beiden geknikt. De vrouw was verrukt weggegaan. Tegen de klok van elf was Suus begonnen met het zingen van kerstliederen, waarbij Ben haar had begeleid op de piano. Sjeng had het prachtig gevonden. Ze zong in het Nederlands, Engels, Duits en er was ook een taal die hij niet verstond. Het maakte echter niet uit, want de melodie was hem wel bekend. Alles was leuk, maar … op een gegeven moment viel er toch een soort van droefheid over hem. Het gemis: hij miste zijn moeder. Hij had zo graag bij haar willen zijn. En … al dat gedonder van de afgelopen tijd had hij niet gewild! Waarom had het zo moeten gaan? Midden in een lied stond hij op en liep naar de hal. Niemand volgde hem gelukkig. Waarschijnlijk dachten ze dat hij naar het toilet moest. Het aantrekken van de poncho lukte hem met enige moeite. Het was een goed gevoel om iets te kunnen doen zonder hulp van anderen. Hij ging naar buiten. Liep in de richting van het meer. Tenminste … Cas had vanuit de woonkamer gewezen dat die daar ergens moest zijn. Hij zag een bankje. Ging zitten. Even alleen.
* * *
‘Waar blijft ie nou?’
‘Weet het niet, Ben. Ga wel even kijken,’ reageerde Trees. Ze stond op en liep naar de hal. De wc was niet bezet. Ze zag dat de poncho ontbrak. Twijfel. Zou ze hem achterna gaan? Nee, besloot ze. Hij had even wat ruimte nodig.
‘En?’ bestookte Ben Trees meteen, nadat ze weer teruggekomen was.
‘Sjeng heeft waarschijnlijk even behoefte om alleen te zijn. Lijkt me goed dat we dat respecteren.’ Ze ging weer zitten.
‘Ben ik het niet mee eens! De hele tijd ging het toch goed?’
‘Hij heeft veel geslapen, man! Hoe kun je dan zeggen dat het goed ging!’
‘Mijn mening, Hugo! Hoef jij het niet mee eens te zijn!’ klonk het bijtend.
‘Sorry. Heb niets gezegd.’
‘Wat vind jij, Truu?’ vroeg Suus.
‘Ik weet het niet. Voor beide is iets te zeggen. Of … nou ja … weet het niet.’ Ze keek naar Trees en zag haar glimlach. Wanneer wist je nou iets helemaal zeker?
‘En toch ga ik naar hem toe!’ maakte Ben zijn besluit kenbaar. Hij wachtte niet op reacties, maar ging naar de hal, schoot zijn jas aan en ging via de zijdeur de tuin in. Het was verrekte donker. Heel in de verte zag hij lichtjes. Huizen aan de overkant van het meer? Hij wist het niet. Aan de donkere lucht waren grijze wolken te zien. Het was nog steeds niet gaan sneeuwen. Op goed geluk liep hij verder de tuin in. Hij zag het silhouet van Sjeng die op een bankje zat. ‘Mag ik erbij komen zitten?’
‘Ben geen goed gezelschap even. Ben je vast gewaarschuwd.’
‘Hoeft ook niet. Ben ik ook niet altijd.’ Hij wachtte tot Sjeng opschoof en nam naast hem plaats. ‘Bedankt.’
‘Hoef je niet te zeggen.’
‘Vond van wel.’
‘Oké.’
‘Weet niet waarom je weggelopen bent. Ik bedoel … net uit de kamer. Maakt ook niet ui… ‘
‘En toch kom je me achterna.’
‘Ja. Mijn keuze.’
‘Hmmm.’
Lang bleef het stil. Ben had het koud. Hij was vergeten zijn handschoenen aan te trekken. Hij keek opzij. Benijdde Sjeng, want diens handen zaten lekker onder die poncho. ‘Is dat ding warm genoeg?”
‘Echt wel! Heel erg dikke stof.’
Het gesprek viel weer stil. En het bleef stil. Te stil naar de mening van Ben. ‘Ik … ik wil natuurlijk best hier in stilte blijven zitten, maar … ook weer niet.’
‘Lekker duidelijk.’
‘Niet echt, nee. Maar … praten lijkt me beter. Tenminste … ik zal praten. Voel je vooral niet verplicht om ook maar één woord te zeggen. Het is niet mijn bedoeling om jou uit te dagen tot praten. Jouw keuze. Duidelijk?’
‘Ja. Je doet maar,’ antwoordde hij schamper. Meteen voelde hij zich enorm rot. Hij had geen enkele reden om Ben zo te behandelen. Hij en Hugo waren alleen maar goed voor hem geweest en nu … nondedju!
‘Was jouw moeder ziek toen ze overleed?’
‘Ja.’ Hij slikte iets weg. ‘Kanker.’
‘Naar.’
‘Tja … dat ze overleed natuurlijk wel. Maar … het was … op de een of andere manier … ook goed. Gek om dat zo te benoemen, maar … zo voel ik het wel. Het was iets waarvan we wisten dat het zou komen op korte termijn. En dus konden we veel praten.’ Hij had het idee dat Ben vanwege die vreemde, onduidelijke opmerkingen van hem wel eens zou kunnen gaan lachen en zei: ‘Niet lachen.’
‘Doe ik niet.’
‘We hebben veel gepraat. Veel geregeld. Gekeken hoe zij haar afscheid wilde. Dingen doorgepraat. En dat was goed. Hoe ging het bij jouw moeder?’
‘Heel plotseling. Heeft ook voordelen.’
‘Welke?’
‘Ik zou er niet aan moeten denken dat ik had gezien hoe zij pijn had, moest lijden. Dat is toch vreselijk!’
‘Ja. Maar gelukkig had mijn moeder maatregelen genomen.’ En hij vertelde Ben dat zijn moeder had gekozen voor euthanasie. Dat zij bepaald had wanneer het einde er zou zijn.
‘Oké. Verstandig van haar.’
‘Ja. Natuurlijk deed ze dat ook voor mij. Ze wilde niet dat ik haar aftakeling zou zien. Dat beeld … wilde ze me besparen en daar ben ik heel erg blij om.’
‘Overleed ze thuis?’
‘Nee. Haar keuze. Ze wilde het bewust niet thuis doen, omdat dat de plaats was waar ik … naar terug moest. Ze koos voor het ziekenhuis: haar tweede thuis. Ze noemde dat altijd zo. En daar … daar hebben ze alles ontzettend goed geregeld.’ Hij snifte en veegde een traan weg.
‘Altijd moeilijk, hè, om erover te praten.’
‘Ja. Misschien moet ik het niet vragen, maa… ‘
‘Ik antwoord wel. Stel je vraag.’
‘Hoe ging dat bij jouw moeder precies?’
‘Mijn moeder was altijd thuis als ik uit school kwam. En als dat een keer niet lukte, zorgde ze ervoor dat ik uit school gehaald werd door iemand die ik goed kende: mijn oma of de buurvrouw. Maar … bijna altijd was ze gewoon thuis. Wachtte ze op mij met een pot thee en een koekje. Was er ruim tijd om met elkaar te praten. Heb het dus van haar. Dat praten. Toen … ‘ Even zuchtte hij diep. Slikte een paar keer. ‘Toen ik die dag thuiskwam, riep ik zoals altijd bij de deur van de bijkeuken “Ben thuis!” Ze vond dat altijd grappig, omdat … nou ja … stom … ‘
‘Nee! Echt niet, man! Je naam zat er in. Dat bedoel je toch?’
‘Ja. Een grapje tussen haar en mij. Maar … die dag reageerde ze niet. Anders riep ze altijd iets terug. Ik liep naar de achterkamer en …. daar zat ze op haar stoel. De theepot op het lichtje. Haar hoofd op de tafel. Ik wist meteen dat het mis was. Belde mijn vader. Hij belde 112 en Cas. Die was er als eerste. Ik was bij haar gaan zitten.’ Zachtjes begon hij te huilen.
Meteen toen Sjeng dat hoorde, schoof hij in de richting van Ben en sloeg hij zijn linkerarm om hem heen. ‘Je hoeft het niet te vertellen.’
‘Nee. Ik vertel het gewoon zoals het is. Ik was tien. Hoe oud was jij?’
‘Ze overleed in december. Tussen Sinterlaas en kerst. Ik was op 1 juli elf geworden.’
‘Ik was tien. Ik was op mijn stoel gaan zitten en had voor ons beiden een kopje thee ingeschonken en er een koekje bijgelegd. Zo eentje met een laagje chocola eronder.’
Sjeng wist welke hij bedoelde en glimlachte. ‘Hé, zo was het goed voor jou, Ben!’
‘Ja. Dat was het. Daarom had ik dat zo gedaan. Cas was er als eerste. Had ik al gezegd, geloof ik. Hij kwam eerst heel rustig op zijn knieën bij me zitten. Vroeg me of ik wist wat er aan de hand was. Ik wist het. Toen … toen pas begon ik te huilen. En ja … je ziet het … af en toe doe ik dat nog steeds.’
‘Niets mis mee. Als we niet meer zouden kunnen huilen om het veel te vroege overlijden van onze moeders, dan zou er iets mis zijn.’
‘Je hebt gelijk. Maar … ben nu wel helemaal afgeleid van waarvoor ik hier naar toe kwam.’
‘Maakt mij niet uit.’
‘Mij wel, man! Ik heb een missie!’ Ben moest om zijn eigen woorden lachen. ‘En dus … ga ik verder. Hij veegde de tranen weg. ‘Ik weet dat er problemen bij jou zijn. Die blauwe plekken op je lijf zijn niet vanzelf gekomen.’
Sjeng huiverde. Het was niet de kou.
‘Maar … je bent niet de enige met een probleem. Dat is wat ik wil zeggen.’ Het zou niet voldoende zijn. Hij moest het duidelijker maken. ‘Hugo en ik hebben een probleem. Een probleem dat ik veroorzaak. Ik … ‘
‘Val jij op jongens?’
‘Ja. Jij ook.’
‘Wist je het meteen?’
‘Het was een gevoel. Meer niet.’
‘Ben je verliefd op Hugo?’
Even voelde het alsof hij hier compleet zonder kleren zat. Naakt omdat alle schillen van hem af waren gevallen. Het pantser weg. ‘Ja. Ik ben verliefd op Hugo. Hopeloos verliefd, heet dat omdat hij … ‘
‘Hij is niet homo.’ Een antwoord kwam niet. Hij probeerde het door een vraag te stellen. ‘Is hij hetero?’
‘Vraag het hem maar. Ik ga niet zijn antwoorden geven.’
‘Oké. Het spijt me als ik … te dicht bij ben gekomen. Kan me voorstellen dat het zo voelt.’
Dat was het inderdaad waarom hij dat gevoel volledig zonder bescherming te zijn had gevoeld. En toch zei hij: ‘Het geeft niet. Eens moest het eruit komen. Het was onverwacht nu, maar … ook goed.’
‘Mooi dat je het zo kunt bekijken, Ben.’ Hij trok zijn arm wat aan.
‘Maar …dat is niet het enige. Hugo heeft meer. Ik heb meer. Hij … er is iets met hem.’
‘In het ziekenhuis hoorde ik Trees en Cas er ook over praten. Zij zei dat hij nurks was.’
‘Zo uit hij dat inderdaad. Kun je geen land met hem bezeilen. Lijkt hij op mij als ik mijn ochtendhumeur heb, maar dan gewoon overdag. Veel vervelender.’
Sjeng moest lachen.
‘Het heeft iets met zijn vader te maken. Opnieuw een gevoel. Maar ook een goed bekijken van mijn agenda. Het begon namelijk, nadat hij een keer bij Peter was geweest. En dan … mijn grootste probleem. Twee jaar voor mijn moeder overleed, werd ik ineens geconfronteerd met een oom: Cas. Hij was er plotsklaps. Had nooit geweten dat ik een oom had. Mijn vader had dat nooit verteld.’
Vreemd, dacht Sjeng.
‘Jarenlang had Cas door Europa en daar buiten gezworven. Overal gewerkt. Overal geleefd. Daarom kan hij zich ook met heel veel talen goed redden en kent hij op heel veel plaatsen mensen. Ineens was hij er dus. Hij werd mijn vaste oppas als mijn ouders een avond of een weekend weggingen samen. Via hem leerde ik ook Hugo kennen. Hugo was meestal bij hem als Trees weekenddienst had. Cas en ik kregen al heel snel een enorm goede band.
‘Ja. Dat is te merken.’
‘Ook logisch, omdat we in de loop van tijd steeds meer bij elkaar waren. Op elkaar waren aangewezen. Nou ja … ik op hem natuurlijk. Hij kon zich altijd wel alleen redden. Ik niet. Het probleem heeft te maken met … Nee. Het probleem is mijn vader. Dat is de juiste manier van zeggen. Na het overlijden van mijn moeder was hij er gewoon niet voor mij. Hij … had zoveel verdriet, dat hij mij vergat. Totaal geen aandacht aan mij schonk. Het was … alsof ik niet bestond voor hem. Hij was een zombie. Cas regelde alles in die tijd. Woonde bij ons in. Zorgde voor ons. Maakte eten. Deed het huishouden. Hielp me bij mijn huiswerk. Zat me achter de broek als ik me er te gemakkelijk vanaf maakte. Overhoorde me. Bracht me naar school en haalde me weer op. Alles deed hij. En dat voelde ontzettend geborgen. Hij bracht de warmte die ik zo nodig had toen. Niet mijn vader. Na een jaar of zo begon mijn vader weer wat te leven. Het leek alsof hij ontwaakte uit een nare droom. Maar … voor mij was het nog niet over. Mijn vader begon weer te werken. Hij liet zich voor twee maanden uitzenden naar Shanghai. Cas woonde nog bij ons toen en bleef. Mijn vader kwam terug, maar bijna meteen was hij weer weg. Iets langer. En zo … zo bleef het de jaren daarna gaan. Af en toe even thuis en dan weer weg. Vaker weg. Langer weg. Afgelopen zomer zag ik hem voor het eerst na een jaar weer. Hij belt wel af en toe tussendoor en ik bel hem ook. De laatste tijd gaat dat wat lastiger, omdat … ik ben te ver in het verhaal. Ga even terug. In de zomervakantie was hij er twee weken, omdat hij met zijn nieuwe vriendin …
Even bleef Sjeng hangen in het verhaal van Ben. ‘Sorry, ik was even weg in gedachten. Wil je teruggaan naar wat je zei over die nieuwe vriendin van je vader?’
‘Ja. Tuurlijk. Hij kwam in de zomervakantie hierheen met zijn nieuwe vriendin. Twee weken was hij hier en voor de rest toerden ze door Europa. Je weet misschien wel hoe Amerikanen, want dat is ze, dat doen: Europa in vijf dagen en dan menen ze alles gezien te hebben.’
‘Hoe vind je het dat hij een vriendin heeft?’
‘Goed voor hem. Maar niet voor mij. In die dagen dat hij hier was, vertelde hij me dat hij wil dat ik met hem meega naar Amerika.’
‘WAT???’
‘Precies mijn reactie, Sjeng. Hoe haalt hij het in zijn hoofd! Vanaf mijn tiende heeft hij mij steeds meer aan mijn lot overgelaten, ervoor gezorgd dat een ander de zorg voor mij op zich nam en nu … nu wil hij ineens weer de liefhebbende vader spelen. En ik vertik het! Ik …
‘Hé, ik kan me voorstellen dat dat voorstel vreselijk is geweest, Ben, maar probeer alsjeblieft rustig te blijven.’
‘Ja. Dank je. Dat is ook het beste. En dat gaat heel goed … meestal. Cas en ik hebben inmiddels geïnformeerd naar juridische stappen. Matthieu van Houthem, je kent hem heb ik begrepen, zoekt het voor ons uit. Hij is kundig. Weet wat hij doet. Doet geen loze beloftes. Als hij iets niet weet, zegt hij dat ronduit. En daar ben ik blij mee. Zijn laatste bericht was dat er voldoende gronden zijn waarop we de wens van mijn vader kunnen bestrijden. En daar houd ik me nu aan vast. Dat is mijn drijfveer om gewoon door te gaan. Net doen alsof ik een heel gewoon leven leidt, zonder dat er iets op de achtergrond speelt.’
‘Moet moeilijk zijn.’
‘Ik kan aardig acteren. Niet?’
‘Misschien. Maar … het lijkt me vreselijk rot.’
‘En jij? Is het voor jou niet rot dan? Die blauwe plekken?’
Sjeng zuchtte. ‘Ik … ‘
‘Ik heb je gezegd dat je geen enkel woord hoeft te zeggen. Ook nu niet, nadat ik jou heb uitgelegd wat er bij mij speelt. Dat is niet mijn bedoeling geweest. Misschien … nou ja … Ik hou van gedichten. Ik ken er een groot aantal uit mijn hoofd. Gekkigheid van mij. Mag ik je er één voordragen?’
‘Ga je gang.’
‘Het is in het Engels.’
‘Begrijp ik voldoende en anders moet je maar dingen toelichten.’
‘Het is van Mary Oliver en heet “Wild Geese”. Het gaat zo:
You do not have to be good.
You do not have to walk on your knees
For a hundred miles through the desert repenting.
You only have to let the soft animal of your body
love what it loves.
Tell me about despair, yours, and I will tell you mine.
Meanwhile the World goes on.
Meanwhile the sun and the clear pebbles of the rain
are moving across the landscapes,
over the prairies and the deep trees,
the mountains and the rivers.
Meanwhile the wild geese, high in the clean blue air,
are heading home again.
Whoever you are, no matter how lonely,
the World offers itself to your imagination,
calls to you like the wild geese, harsh and exciting –
over and over annoucing your place
in the family of things.’
‘Oké. Mooi. Heel mooi.’
‘Ik heb op internet wel verklaringen gelezen, maar … ik vind dat iemand zelf naar de betekenis van zoiets moet zoeken. Voor mij is … nee. Ik had een missie, zei ik je eerder. En dat wordt heel mooi verwoord in de laatste regels. Die ganzen die steeds weer roepen dat je een plaats hebt in de familie van dingen. Dat … dat is wat ik je eigenlijk wil zeggen. Meer niet. Ze roepen dat ook naar jou, Sjeng. Je staat niet op jezelf! Jij bent onderdeel van!’
‘Oké.’ Maar dan was er toch nog dat ene waarmee hij in de knoop zat. ‘Maar … stel je nou eens voor dat … dat het mijn eigen schuld is. Mijn schuld da…’
‘Laat je nakijken! Je bent … ‘ even twijfelde hij. ‘Ik weet niets. Niet wat er gebeurd is, maar … als ik moet gokken dan … je bent door iemand in elkaar ingeslagen. Bij huiselijk geweld is meestal een naast familielid de dader. In jouw geva… ‘
‘Ik weet het.’
‘Dus? Hoe zou het dan ooit jouw schuld kunnen zijn?’
‘Ik had mijn mond moeten houden! Ik heb dingen gezegd die ik niet had moeten zeggen!’
‘Flauwekul! Als ik … als ik … ‘ het was zoeken. ‘Als ik Cas stijf zou vloeken, hem van alles en nog wat zou … je begrijpt wel wat ik bedoel. Zelfs als ik gewelddadig zou worden in zijn richting, dan nog … dan nog zou hij eruit stappen. Niet zo reageren als ik op dat moment zou doen. Hij is de volwassene! Hij hoort het overzicht te bewaren en te weten dat hij eruit kan stappen! Daarvoor is hij verantwoordelijk. Niet ik. Niet jij. Niet wij. Wij … wij schieten tekort daarin. Hebben nog niet het vermogen om dingen te overzien. Oh ja … we zijn heel wereldwijs met onze zestien jaren levenservaring … maar niet heus. En dus … dus had jouw vader zijn handen thuis moeten houden. Had hij jou niet … nooit zo mogen behandelen. Geen enkel excuus.’
‘Dank je. Dat had ik nodig. Ook die bevestiging dat ik, dat jij, dat wij nog zo onmachtig zijn soms. Dat we dan dingen roepen die we beter hadden kunnen laten. Bedankt, Ben.’ En toch zakte de moed hem weer in de schoenen.
‘Ik krijg het koud. Te koud. Ik weet niet wat jij gaat doen, maar ik ga naar binnen.’ Ben stond op en nam een paar stappen, weg van het bankje. Hij draaide zich om. ‘Alsjeblieft, Sjeng, blijf hier niet zitten in je eentje. Laat je opnemen in een familie. Praat daar, omdat het daar veilig is om te praten. Sorry … ik heb veel meer gezegd dan ik had willen zeggen.’ Hij liep weg in de richting van het huis.
‘Wacht!’ Sjeng probeerde overeind te komen, maar het lukte hem niet. ‘Nondedju!’
‘Wat is er?’
‘Ik kom niet overeind. Niet alleen in elk geval. Wil je me helpen?’
‘Altijd.’ Hij ging terug naar het bankje en hielp Sjeng in de benen. ‘Kom haak in.’
‘Waarom?’
‘Gewoon omdat ik dat zeg. Niet steeds alles ter discussie stellen.’
Sjeng stak zijn arm door die van Ben en zei: ‘Ik begrijp dat ik moet gaan praten. Maar niet hier alleen met jou, want dan moet ik het later nog een keer herhalen en dat wil ik niet. Ik vertel het één keer en dat moet voldoende zijn.’
Ze liepen over het tuinpad in de richting van het huis. De maan, die toen ze aangekomen waren helder aan de lucht had gestaan, was nu verscholen achter dikke wolken die grijs afstaken tegen de donkere lucht.
‘Ik hoop dat de spierpijn niet nog erger zal worden,’ bromde Sjeng.
‘De tweede dag erna schijnt het meest erg te zijn.’
‘Morgen dus.’
‘Nee, vandaag. Hoor, de kerstklokken luiden! Prettige kerst, Sjeng!’
‘Prettige kerst, Ben!’