‘Heb ik iets stoms gedaan?’ zegt hij zachtjes, maar wel zodanig dat ik het kan horen.
‘Rustig blijven staan. Sensoren hebben jouw beweging nu opgepikt, terwijl ik de laatste handeling nog moest verrichten.’
‘Waarom heb je mij dat niet vertelt, dude!’
Ik moet lachen om het woordje waar hij me mee aanspreekt. ‘Omdat jij, toen jij die kerstboom zag, zowat wegrende! Maar nu blijven staan en laat mij mijn ding doen.’
‘Wemelt het nu binnen tien minuten van de veiligheidsmensen?’ vraagt hij benepen.
‘Wacht maar af!’ Ik ontsluit de werkplek van de portier door opnieuw een code, een andere natuurlijk, in te toetsen. Binnen knipperen er nu twee lampjes op het controlepaneel. Normaal zou dat er één zijn, die ik met een 4-cjferige code kan uitzetten. Ik toets de code in en zie één van beide lampjes doven. Voor de tweede moet ik een telefoontje plegen. Ik krijg de alarmcentrale aan de lijn en krijg door een dame twee vragen voorgeschoteld. Het antwoord op de tweede zorgt ervoor dat de vrouw in de alarmcentrale weet met wie zij van doen heeft. Als ik beide antwoorden gegeven heb, lijkt het alsof de stem aan de andere kant van de lijn ineens vriendelijker klinkt.
‘Goedemorgen … euhh … een wel heel vroege goedemorgen, meneer Reighton, kunt u mij zeggen wat er aan de hand is?’
Eigenlijk vind ik het privé. Het is mijn zaak dat ik iemand mee naar huis heb genomen en daar heeft niemand iets mee te maken. Maar … ik weet ook dat ik daar nu niet om moet malen. Gewoon eerlijk antwoord geven zorgt ervoor dat alles snel opgelost kan worden. Door het raam kijk ik naar Timothy die nog steeds stokstijf stil staat en dat zorgt ervoor dat ik bijna in de lach schiet. ‘Een gast van mij vergat de veiligheidsinstructies. Mijn fout natuurlijk ik had het beter moeten uitleggen.’
‘Geen probleem, meneer. Als u even wacht zal ik alles regelen.’
Als de vrouw zich opnieuw meldt, bedank ik haar en ga ik terug naar de hal. ‘Beweeg maar weer, Tim, alles is veilig nu.’ Ik hoor hoe hij een diepe zucht slaakt en dan verder naar de kerstboom loopt.
‘Vind je dit nou echt mooi?’
‘Nee. Niet echt. Mijn persoonlijke smaak is anders.’
‘Maar waarom heb je hem dan zo opgetuigd met je secretaresse?’
‘Deze boom maakt deel uit van de ambassade. Daarom. De piek en heel veel ballen zijn al jaren oud. Ooit door mijn voorgangers aangeschaft. Traditie dus.’
‘Saai, noem ik het.’
‘Ieder zijn smaak, Tim.’
‘Ja. Laten we het daarop houden.’
‘Maar als je het niet erg vind, ga ik nu graag naar boven, want ik moet heel nodig naar het toilet.’
‘Moet je boven ook weer allerlei sleutels en codes gebruiken?’
Ik lach om de verontruste blik op zijn gezicht. ‘Vind je dit allemaal niet voldoende veiligheid?’
‘Ik wel! Moet er niet aan denken dat ik die hele rimram zou moeten onthouden! Vreselijk gewoon!’
‘Valt reuze mee. Ben eraan gewend.’ Timothy bromt iets, maar ik kan hem niet goed verstaan. Omdat ik geen zin heb hier een discussie te gaan voeren, en omdat ik echt nodig moet, pak ik hem bij de arm en neem hem mee de trap op.
‘Hé, laat me eens los, man! Ik kan zelf wel lopen hoor!’
Mijn handeling was vriendelijk bedoeld en opnieuw besluit ik niet te praten, maar laat ik hem wel los. Als ik al door de dubbele deur naar mijn privévertrekken ben, staat hij er nog voor te dralen. ‘Kom je?’ probeer ik hem aan te sporen.
‘Werkt dat echt?’
‘Wat?’
‘Dat lullige bordje met “Privé” erop.’
‘Ja, dat werkt echt en kom nu verder, want ik moet hoognodig naar het toilet.’
‘Je mag ook wc zeggen hoor. Toilet vind ik kakkerig klinken. Nou ja … misschien moet je ook niet altijd je afkomst verloochenen. Wat jij?’
‘Ik wil niet discussiëren, makker! Ik wil plassen!’
Hij schiet in de lach en volgt me. Ik duw de deur van de woonkamer voor hem open, duw hem haast naar binnen, omdat hij weer op de drempel staat rond te kijken, ren naar de wc – hij zijn zin – en leeg mijn blaas. Als ik opgelucht terug naar de woonkamer ga, zie ik dat hij niet vlak na de drempel is blijven staan. Gelukkig niet. Hij voelt zich thuis, zo heb ik het idee. Hij heeft twee schemerlampen aangeknipt en ook de schakelaar voor de lichtjes van de kerstboom gevonden.
‘Deze vind ik prachtig!’ klink het verrukt. ‘Dit doet me denken aan mijn kerstboom van vroeger.’ Zijn gezicht betrekt weer. De gelukzalige blik van zo-even is weer verhard. ‘Thuis hadden wij er ook twee. De ene was, net als die van jou beneden, voor de traditie. Allemaal antiek. Hartstikke duur. Ik mocht er van mijn vader op twee meter afstand en met de handen op de rug naar kijken. Dat maakte dat ik die boom vreselijk vond. Er zaten bovendien geen echte dingen in … vond ik. Het leefde niet. Natuurlijk was het wel een echte boom. Geen kunst maar … ‘
‘Ik denk dat ik je snap.’ Ik loop naar mijn boom toe en haal er iets uit. ‘Kijk, dit is gemaakt door Niklas, en dit,’ ik wijs iets anders aan, ‘door Ilvy.’
‘De kinderen van Olan en zijn vrouw.’
‘Ja.’
‘Dat bedoel ik. Zelfgemaakte dingen in een boom zorgen ervoor dat hij leeft. En dan maakt het geen klap uit dat het niet allemaal bij elkaar past. Sommige mensen noemen zoiets een kermisboom, maar daar heb ik lak aan. Mijn boom van vroeger leefde en deze van jou ook.’
Ineens staat hij vlak bij mij en kust me op mijn linker en rechter wang.
‘Bedankt dat je me mee hebt genomen naar jouw huis, dat je niet hebt opgegeven na mijn moeilijk doen.’
Antwoorden kan ik nog niet. Ik voel nog steeds zijn lippen op mijn wangen en ben even helemaal van de wereld. Maar snel daarna ruk ik me ook weer los uit deze dagdroom – beter gezegd nachtdroom. Hij staat nog dicht bij me.
‘Als je vanmiddag ook zo achter dat spreekgestoelte staat, is het officiële gedeelte snel afgelopen. Beter misschien ook om maar meteen met de feestelijkheden te beginnen. Zeg eens wat, dude!’
‘Sorry … ik was even de kluts kwijt.’
‘Omdat ik je op je wangen kuste?’ klinkt het met groot ongeloof uit zijn mond. ‘Volgens mij heel normaal onder homo’s hoor!’
‘Ja. Ik … ,’ ik zoek een uitweg, ‘ik bedoel … ik vind niet dat het nodig is dat je mij bedankt. Jij hebt er zelf voor gekozen om met mij mee te gaan. Na een aarzeling, dat wel, maar toch komt het helemaal vanuit jou.’
‘Volgens mij is het iets anders en speld je me nu wat op de mouw. Althans, dat probeer je. Maar … laten we het daar bij laten. Ik ben moe. Jij?’
Ik knik, maar blijf staan waar ik sta.
‘Moe zijn betekent in mijn optiek dat ik naar bed wil. Heb je ook een bed hier? Kan ook zelf op onderzoek uitgaan hoor!’
‘Nee, niet nodig. Sorry.’ En nog steeds blijf ik staan waar ik sta. Hij pakt me bij de hand, trekt me mee naar de bank en duwt me erop neer.
‘En nu gaan we, moe of niet, toch eerst praten.’ Hij ploft naast me neer. ‘Wat is er nou ineens aan de hand? Wat heb ik gedaan dat jij ineens alle woorden kwijt lijkt te zijn? Ik tref op de avond van eerste kerstdag een leuke gesprekspartner en ineens … geen woord meer bijna! Heb ik iets verkeerd gedaan of gezegd? Is dat het? Vertel het me dan!’
‘Nee. Sorry.’
‘Niet doen. Niet steeds sorry zeggen. Allemaal flauwekul. Zeg me gewoon wat er is.’
Met grote moeite herpak ik me en dan zijn de woorden er gelukkig wel. ‘Het zijn je ogen. Het waren je ogen. En die kussen.’
‘Ik heb je niet eens op je mond gekust, dude!’
‘Nee. Maar toch. Het voelde zo vreselijk goed en tegelijkertijd … weet ik dat … ‘
‘Ah, de ook mij overbekende twijfel heeft toegeslagen. Wat weet je, Edward! Vertel het me!’
‘Ik heb het gevoel dat het nooi… ‘
‘Oh?? Dat het nooit iets zal kunnen worden tussen ons.’
Hij was de bekende goede verstaander die maar een half woord nodig had. Ik knik, want ik kan me gewoon niet voorstellen hoe het ooit iets tussen ons kan worden. Wat leeftijd betreft kan ik zijn vader zijn! Ik ben veel en veel te oud voor hem!
‘Leeftijd, want ik denk dat het daarom gaat, doet er niet toe, Edward! Niet voor mij. En haal het stomme idee uit je hoofd dat je een pedofiel zou zijn!’
Opnieuw haalt hij uit mijn stilzwijgen, uit de woorden die ik niet gesproken heb, dat wat mij werkelijk bezighoudt. Hij is bijzonder.
‘Een pedo heeft belangstelling voor kinderen. Ik ben een man! Ik ben bijna twintig jaar oud. Ik ben volgroeid. Wat mager, omdat ik het laatste jaar flink afgevallen ben, maar wel volgroeid en dus kan nooit iemand jou een pedofiel noemen! En voor mij zou ook dat er niet toe doen. Ik maal er niet om wat anderen denken. Ik heb belangstelling in jou omdat ik iemand zoek. Iemand die mij een beetje begrijpt en … ik heb het idee dat jij dat goed kunt. Je bent net als Olan een goede luisteraar. Maar in tegenstelling tot hem geef jij wel heel duidelijk je eigen mening, ook als ik daar niet om gevraagd heb. Ik zoek iemand die mij een beetje een thuisgevoel kan geven, omdat ik dat mis. Ik … ik zwerf al een aantal jaren van de ene naar de andere plaats. Ben mijn rust kwijt. Mis mijn ijkpunt. Ben uit het lood geslagen en geloof me, dat voelt heel erg rot. Ik … ik wil weer tot mezelf komen. Mezelf weer vinden, mezelf weer ontdekken, ik wil weten wie ik ben. En het maakt me niet uit dat jij met je eigen mening me af en toe iets te snel bent, meent iets voor mij te moeten regelen. Ik fluit je wel terug, ik zal je duidelijk aangeven wat ik wel en niet pik van je. En geloof me, ik wil absoluut niet meteen seks. Ik … ik … ik vind … ik wil … shit … nou begin ik zelf ook nog te hakkelen met woorden.’
Ik begrijp dat hij het moeilijk heeft met dat wat hij wil zeggen en daarom pak ik zijn hand beet en knijp ik er zachtjes in. ‘Woorden zijn soms moeilijk. Neem de tijd, geef ze een kans om eruit te komen en daarbij maakt het niet uit hoe ze eruit komen,’ zeg ik goedbedoelend, terwijl ik zojuist zelf niet uit mijn woorden kon komen, niet de juiste woorden kon vinden.
‘Gelukkig. Je hebt weer woorden gevonden. Daar ben ik blij om, Edward.’
‘Ik was even heel erg stom bezig. En dat is niet handig. Ik moet leren om open naar jou toe te zijn, want ik kan ook heel goed iemand gebruiken in mijn leven. Ik wil jou ook graag als vriend. En ook ik ben niet op zoek naar seks. Hoe mooi seks ook kan zijn, het mag voor mij niet de basis zijn van iets dat ik met iemand anders wil beginnen. Eerst moet er iets anders zijn.’
‘Vriendschap?’
‘Ja. Dat lijkt mij een goede basis om mee te beginnen.’
‘En vandaar uit kijken wat ervan komt. Is dat jouw bedoeling?’
‘Ja. Voor mij zou het zo goed werken. Voor jou?’
‘Ja, ook voor mij. In mijn verleden heb ik stomme dingen gedaan. Niet te hard knijpen in mijn hand om me gerust te stellen, want ze waren echt enorm enorm enorm enorm stom. Ik … heb een probleem. Ik … ik …’
Een diepe zucht volgt en hij valt stil. Ik zie op zijn gezicht dat hij het opnieuw moeilijk heeft. ‘Het maakt niet uit wat je me wil zeggen, Timothy, je kunt alles bij me kwijt. Ik ben je vriend, jij bent mijn vriend. In een echte vriendschap werkt het zo dat je alles bij elkaar kwijt kunt. Dus kom op, laat het me horen wat je dwars zit. Dan kan ik naar je luisteren. En geloof me ik zal alleen maar luisteren en … wellicht iets opbeurends zeggen, omdat ik niet zal toestaan dat jij jezelf de grond in trapt.’
Een glimlach breekt door op zijn bedrukte gezicht. ‘Volgens mij schat je me aardig goed in. Weet je wat ik mezelf vaak aandoe. Oké, daar komt ie dan … ik kan heel erg snel verliefd worden. Te snel verliefd worden. En dat is dan vaak een verkeerd soort van liefde: blinde liefde. Ik zie dan alleen maar het goede van de ander. Terwijl iedereen, zo weet ik nu uit ervaring, ook een andere kant heeft. Maar … als ik verliefd ben … dan … zie ik dat niet meer. Ik wil dus oefenen. Ik wil opnieuw leren wat het is om verliefd te worden. Maar dan wel op een andere manier. Realistischer. Niet met de bekende roze bril op. Is dat stom?’
Ik ben blij dat hij onze vriendschap als een beginpunt wil zien. Hij had het over verliefdheid en mijn hart sprong op toen hij dat woord uitsprak. Ik zeg hem dat dat absoluut niet stom is. Dat het juist heel fijn voor hem is dat hij inzicht verkregen heeft in dat wat er in het verleden op het gebied van liefde voor hem niet goed is gegaan.
‘Dank je. En jij? Wat over die ogen van mij … van die ander?’
Ik vertel hem over mijn ontmoeting met Olav. Dat er door het kijken in de ogen van elkaar eigenlijk meteen een band was tussen ons beiden. Dat die band er niet meteen toe leidde dat we seks hadden. Dat er eerst vriendschap was, die leidde tot verliefdheid en resulteerde in een relatie. ‘En toen ik jou in je ogen keek, voelde ik precies hetzelfde als zoveel jaren geleden. Een verbintenis tussen jou en mij. Noem me maar gek! Verliefd op het eerste gezicht? Wie weet. Ik weet het even niet, maar … ik wil, zeker vanwege jouw woorden van zo-even, alles een kans geven.’
‘Daar ben ik blij om, Edward! Dat doet me echt goed!’
Hij opent zijn armen en ik nestel me erin. Het voelt zo ontzettend goed. Ik heb dat stukje geborgenheid nodig op dit moment.
‘Eén ding moet je me wel beloven,’ zo begint hij na een poosje.
‘En dat is?’
‘Dat je vanwege mij, of wat wij mogelijk met elkaar gaan krijgen, Olav nooit mag vergeten.’
‘Dat beloof ik je. Kan ik ooit niet.’
‘En ik wil heel graag van jou weten wat jullie voor elkaar betekend hebben. Niet om het te kopiëren maar, om er mogelijk van te leren. Ik ben een oen in de liefde, zoals ik al zei. Heb het tot nu toe vanwege mijn eigen kortzichtigheid steeds verknald en me in de nesten gewerkt.’
‘En ik, op mijn beurt, wil heel graag van jou weten hoe dat allemaal precies zit. Maar … ik kan me heel goed voorstellen dat het een gevoelig onderwerp is, en daarom vraag ik je om er alleen met mij over te praten als je eraan toe bent. Geen seconde eerder. Beloof je me dat?’
‘Ja. En ik zal je meer vertellen. Over mijn vader, mijn tante, mijn vlucht weg van huis. Dat heb ik een plaats kunnen geven allemaal. Dat zal ik je allemaal vertellen. Maar niet nu. Mijn ogen vallen zowat dicht.’
Het valt me op dat hij in het rijtje genoemde familieleden het niet over zijn moeder heeft. Hebben we nog een overeenkomst: een ouder die ons te vroeg ontvallen is? ‘Kom,’ zeg ik en sta op van de bank, ‘dan laat ik je de logeerkamer zien en maken we samen het bed op.’
‘Geen denken aan. Veel te veel werk. Ik heb even een blik in jouw slaapkamer hiernaast geworpen en gezien dat daar een tweepersoonsbed staat en daar kan ik prima in slapen. Niet moeilijk doen, Edward.’
Moeilijk doen daar heb ik geen zin in. Ik ga hem voor naar mijn slaapkamer en laat hem de aangrenzende badkamer zien. Ik haal een tandenborstel voor hem uit de kast op de gang en daarna poetsen we staande naast elkaar voor de dubbele wasbak onze tanden. Ik trek mijn pyjama aan en hij trekt zijn trui, broek en sokken uit. We kijken naar elkaar en glimlachen om ons beider nieuwsgierigheid.
‘Je ziet er mooi en mannelijk uit,’ zegt hij als hij naast me in bed ligt.
‘Ik heb gezien dat jij mooi bent, zonder dat ik alles van je heb gezien.
Hij lacht. ‘Van jou heb ik ook nog niet alles gezien, dude!’
‘Hé, even alle gekheid op een stokje, morg… nee, later op de dag heb ik die toespraak, maar daar hoef je niet bij aanwezig te zijn hoor.’
‘Wil je niet dat ik daar bij ben?’
‘Als je wilt ben je van harte welkom, maar ik kan me voorstellen dat je heel erg moe bent en zie het dus niet als een verplichting. Schrik trouwens niet van de geluiden van de voorbereiding. Ze beginnen al op tijd met het een en ander.’
‘Jij ook?’
‘Nee. Ik kan zeker tot een uur of tien … ‘
‘Zo kort maar?’
‘Lang genoeg voor mij. Dan moet ik een paar telefoontjes plegen en nog wat zaken afhandelen. Om half één begint mijn speech.’
‘Slaapverwekkend neem ik aan.’
‘Dat niet. Ik gooi het over een andere boeg dit keer. Ga het anders doen.’
‘Lekker vaag. Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Als je dat wil weten, als je nieuwsgierig genoeg bent, moet je maar komen luisteren.’
‘Heel vervelend, Edward! Wel een tipje van de sluier oplichten, maar niet echt zeggen wat je van plan bent.’
‘Zijn we klaar om nu echt te gaan slapen?’
‘Nee. Nog niet helemaal. Wat doe ik verder de rest van de dag.’
‘Je mag natuurlijk komen luisteren naar mijn, zoals altijd, veel te lange en saaie toespraak,’ kan ik het niet laten hem te plagen.
‘Als je het dan anders wil doen, zorg er dan voor het dat niet saai is, dude!’
‘Ik zal het proberen. Daarna … daarna is er voldoende te eten. Je zou je tussen de gasten kunnen mengen maar, … Olan is er natuurlijk ook. Die ken je.’
‘No way dus!’
‘Kan ik me voorstellen. Maar … soms gebeurt het dat mijn familie na de feestelijkheden blijft hangen. Wat doen we dan?’
‘Oh.’
‘Misschien … ‘ even raak ik aan het denken en vergeet ik te praten.
‘Zeg het hardop, dude! En anders doe ik het wel. Als dat zo mocht zijn, dan neem ik het zoals het komt. Dan stel ik me gewoon aan jouw familie voor.’
‘Echt?’
‘Ja. In tegenstelling tot jou verkoop ik niet altijd onzin!’
Ik moet om hem lachen. Vreselijk lachen en gelukkig lacht hij met me mee. ‘Trouwens, als je je niet onder de gasten mengt, in mijn kleine keukentje is eten genoeg. Zorg ervoor dat je niet verhongert want, je moet niet nog magerder worden.’
‘En ik was mooi volg… ‘
‘Sttt … laten we gaan slapen. Welterusten, Tim.’
‘Welterusten, Edward.’
En zo moeten we in slaap gevallen zijn, want na die woorden kan ik me niets meer herinneren. Niet eens dat ik me omgedraaid heb of zo of … nou ja … gewoon helemaal niets. Gewoon helemaal op.