11 maart 2022

Familie? Familie! – 69 Wolfgang

Zaterdag 10 december 2011
Sara Bareilles – Gravity

Het tweetal ligt in bed en probeert te slapen.

„Waar wacht je op?“

De man naast hem blijft stil liggen.

„Ik weet, dat je wakker bent.“

Een rommelend geluid komt uit Alexander’s keel. Het klinkt als gesnurk.

„Je kunt niet eens doen alsof.“

Alexander draait zijn hoofd opzij om hem aan te kijken. Wolfgang spreekt hardop.

„Waarom ben je nog wakker?“
„Ik wacht, totdat je slaapt … en Charlie ook slaapt.“

Alexander fluistert. Wolfgang kermt.

„Ben je soms een puber? Ga gewoon naar zijn kamer.“
„Ik wil, dat Charlie rustig slaapt.“

Alexander is onnavolgbaar voor Wolfgang. Charlie is veel gemakkelijker dan mevrouw Kaiser. Hij weet zeker, dat ze de twee liever samen ziet slapen. Waarom zou ze zich er druk over maken trouwens? Het is minder vreemd, dan bij de vriend van je broer slapen. Wolfgang wil niet midden in de nacht worden met Alexander half over zich heen of erger. Alexander is veel ouder dan hij, bijna twee keer zo oud. Het gaat tegen al zijn vaste stelregels in. Hij wil hem zo snel mogelijk uit zijn bed hebben.

„Wat is erger? Charlie wakker maken of mevrouw Kaiser boos krijgen, omdat je weet, dat ze niet wil, dat ik met een andere jongen of man in hetzelfde bed slaap?“
„Je bent leuk. Henriette hoeft hier niets van te weten. Charlie is tegelijk met ons gaan slapen. Ze is waarschijnlijk nog wakker.“

Alexander gromt. Wolfgang maakt een onsamenhangend geluid om zijn frustratie kwijt te raken. In zijn gedachten duwt hij Alexander uit bed en uit deze logeerkamer. Over Alexander’s vastbeslotenheid en eigenzinnigheid heeft hij vaak verhalen gehoord, die niet waar kunnen zijn, omdat de man naast hem duidelijk angst heeft zonder goede reden. Wolfgang zoekt naar een manier om hem in het goede bed te krijgen en begint met een vrolijke toon in zijn stem te praten.

„Als je wilt, kunnen we het gesprek van vandaag verder oppakken. Ik weet zeker, dat ik wel een aantal andere dingen kan vinden om tegen jou en Robin boos te doen. Ik kan wel wat verzinnen om je te verwijten, je bent tenslotte niet zo ernstig ziek geweest als Robin. Dan kunnen we ruzie maken en ervoor zorgen, dat niemand vannacht slaap krijgt.“

Alexander zucht. Wolfgang heeft geen idee, wat dat betekent.

Wolfgang’s idee is al waar. De ideeën stuiteren al door zijn slapeloze geest. Net zoals een goede grap of subtiele belediging pas later doordringt, kwamen de gedachten pas later bij hem op. Het begon na het gesprek eerder vandaag, maar daarna kwam Charlie thuis en hebben ze alleen over andere onderwerpen gesproken. Nu hij in bed ligt, komen de suggesties weer terug.

Alexander gaat rechtop zitten en kijkt hem onderzoekend aan. Het licht door de gordijnen valt op Alexander’s gezicht, zodat Wolfgang hem goed kan zien. Misschien heeft hij het verkeerde gezegd om Alexander ervan te overtuigen, dat hij moet vertrekken.

„Ga je gang. Dan is het uitgesproken.“
„Het kan wachten tot morgenochtend. Echt waar.“

Wolfgang zucht.

„Nee, ik wil me niet de halve nacht afvragen, waar je mee komt. Jij moet er niet de halve nacht over blijven nadenken, kom er gewoon mee.“

Wolfgang vindt het vervelend, dat hij geen keuze heeft. Als hij niet wat geks had gezegd om Alexander weg te krijgen, dan zou hij niet vastzitten aan een volgend gesprek. Het is zijn eigen schuld. Misschien werkt het beter met het licht aan, maar het licht uitlaten is makkelijker. Dan is hij waarschijnlijk sneller klaar of kan hij tussendoor in slaap vallen en zal Alexander dan vertrekken. Zo makkelijk wordt het niet, want Alexander doet nu het licht aan en pakt zijn schetsblok.

„Vind je het goed, als ik ondertussen een tekening van je maak? Waar denk je aan?“

Het is laat en Wolfgang heeft eigenlijk geen zin in een lange discussie. Hij laat Alexander’s vragen kort in de lucht hangen. Overstuur raken wil hij niet. Als hij nu begint te praten, mag zijn stem niet bezorgd klinken, maar wil hij beslist of vastberaden overkomen. Dat is zijn bedoeling.

„Goed, teken mij maar. Weet je, ik heb over alles nagedacht … geprobeerd ermee in slaap te vallen, als je het echt wil weten … en het komt op hetzelfde neer in mijn hoofd. Ik kan er niets aan doen, maar je had het beter moeten weten, het beter moeten doen. Je wist wat Robin wilde. Je had slimmer moeten zijn. Je moet sterk genoeg zijn om hem aan te kunnen, vooral als hij echt zo ziek was, als jullie beweren.“
„We hebben toen niet aan een depressie gedacht.“
„Dat maakt niet uit, Alexander. Als zijn hart hem ziek maakt, dan hoort hij in een ziekenhuis thuis!“
„Hij wilde niet en ik kon hem niet dwingen, al heb je gelijk … Het spijt me.“

Wolfgang weerstaat de verleiding om hier verder op in te gaan en haalt eerst adem om zijn opkomende woede te onderdrukken. Zonder ruzie of eindeloos doorzeuren wil hij nu de touwtjes in handen houden. Al snel vindt hij zijn kalme houding weer terug en spreekt met een lage stem.

„Robin’s plan, om mij op meer afstand te houden, maakt me nog steeds boos. Je had hem moeten tegenhouden. Je had tegen hem in moeten gaan. Ik vind het vervelend om zielig te doen, maar ik kan niet anders. Je weet zo’n beetje hoe mijn leven vroeger was. Je hebt hem geholpen, mij als het ware weg te gooien. Je hebt het zelf ook gedaan.“
„Dat is niet waar.“
„Hoezo niet? Robin vindt het te moeilijk om met mij om te gaan, omdat hij ziek is en probeert me af te schuiven naar iemand anders. Ik geloof er niets van, dat hij niet wil, dat ik zie hoe hij achteruit gaat, dat is geen last voor mij. Hij heeft besloten mij op afstand te zetten en dat doet mij pijn. Jij hebt hem geholpen … Je had de kans hem te helpen, toen wij bij jullie binnenvielen en je hebt ervoor gekozen om dat niet te doen. Sascha was al thuisgekomen. Waarom lag Robin niet al in het ziekenhuis in plaats van te slapen in zijn bed?“

Wolfgang gaat op zijn zij gaat liggen en kijkt Alexander aan.

„We hadden eerder ruzie met Sascha …“
„Koppige Alexander. Stap eens over jezelf en je idiote trots heen. Robin gaat dood en jij maakt je daarover zorgen?“
„Wolfgang, er was veel meer aan de hand dan dat. Je denkt nu niet meer logisch. Ik ben ook te lang doorgegaan zonder fatsoenlijke nachtrust. Ik was uitgeput. Je hebt gezien, hoe moe ik was.“
„Ja, je gedroeg je onmogelijk.“
„Dank je wel.“

Alexander snauwt. Op het schetsblok verschijnt een dikke, krachtige streep.

„Allebei. Jullie hebben niet om onze hulp gevraagd. Je hebt me weg laten gaan, zodat je zijn geheim kon bewaren. Je hebt Robin geholpen mij weg te jagen en daarna heb je mevrouw Kaiser letterlijk de deur uitgezet. We hadden jullie kunnen helpen. Je weet hoe mevrouw Kaiser kan zijn, ze zou hem zelf naar beneden hebben gedragen, in de auto gezet en naar het ziekenhuis gebracht.“
„Zonder twijfel.“
„In plaats daarvan heb je hem geholpen te sterven.“
„Zonder opzet.“

Ergens wil Wolfgang tegen Alexander gaan schreeuwen. Tegelijk weet hij, dat hij het verleden niet kan veranderen. Wolfgang wil zichzelf nu beheersen, anders komt hij niet verder met Alexander.

„Als ik je niet zou kennen, dan weet ik niet, of ik je zou geloven. Het is zo ontzettend stom … Het probleem is dat ik je wel ken en je daarom geloof. Erger nog, Robin geloof ik ook. Anders was ik vandaag direct weggegaan, naar Sascha of naar Lingen, en hadden jullie mij nooit meer gezien of gehoord.“
„Wa..“

Alexander probeert te protesteren.

„Laat me even uitpraten, alsjeblieft. Ik ben er nog, ik ben niet weggegaan. Begrijp je, wat ik zeg?“

Alexander reageert niet direct. Wolfgang kijkt naar zijn peinzende gezicht. Wacht hij op hem om nog meer te zeggen? Is hij bang, dat hij weer wordt onderbroken, als hij iets zegt?

„Dat je hier bent, betekent veel voor Robin en mij.“

Wolfgang is het met Alexander eens, maar om hele andere redenen. Alexander zucht.

„Ik weet, dat ik het uit de hand heb laten lopen. Iedere keer wanneer ik zie, dat hij het moeilijk heeft of pijn heeft, denk ik na over wat ik beter had moeten doen. Je hebt met bijna alles gelijk. Ik ben net zo verantwoordelijk voor wat er is gebeurd als Robin. Misschien zelfs meer.“
„Bijna alles?“

Alexander grinnikt.

„Ook als alles goed zou zijn met ons, dan hadden we Henriette nog de deur uitgezet. Maar dat vertellen we je een andere keer wel, het is nu niet belangrijk.“

Wolfgang zwijgt even. Hij is wel nieuwsgierig, maar wil het nu niet over mevrouw Kaiser hebben. Hij weet, dat hij verder gelijk heeft. Daarvoor heeft hij Alexander gewoon verteld, wat hem bezighoudt.

„Ik wil je nog iets anders vertellen.“
„Wat?“

Alexander klinkt een beetje ongerust.

„Wat jullie mij vragen, is nieuw voor mij. Ik ben vaker gemeen behandeld, dan jij wilt weten, maar die mensen zie ik nooit meer. Het hele idee van vergeven en opnieuw beginnen is nieuw voor mij. Ik weet niet, of het mij lukt, maar ik wil het wel proberen. Jullie moeten het echt menen en meer doen dan alleen proberen. Misschien is het niet eerlijk van mij om te vragen, maar ik weet niet hoe het uitpakt. Ik weet niet, of ik een volgende teleurstelling met jullie aankan.“
„We zullen alles eraan doen om ervoor te zorgen, dat het niet gebeurt.“
„Ik hoop het. Ik vind jullie een leuk stel, ergens hoop ik zelf ooit zo’n vriend tegen te komen. Het is zo mooi om te zien dat jullie van elkaar houden ondanks alles. Ik weet niet, hoe je een goede relatie met een jongen opbouwt. Ik heb jullie daarvoor nodig.“

Alexander denkt weer even na voordat hij reageert.

„Je hoeft niet te wachten op een vriend, je hebt nu verkering met Peter. Het eerste begin heb je zelf al in handen en daarmee heb je goede vooruitzichten … Ik beloof je, dat we ons best gaan doen.“

Wolfgang herinnert zich, wat hij heeft gezegd op die noodlottige zaterdagmiddag in het appartement van de twee. Hij heeft ze voor leugenaar uitgemaakt. Kan het weer goedkomen en kan uit zijn beschuldiging toch iets moois ontstaan?

„Ik zal ook mijn best doen.“
„Ik bedoel, we zijn tegenwoordig familie. We komen elkaar hoe dan ook weer tegen.“

Er zit een kern van waarheid in Alexander’s woorden. Meneer en mevrouw Kaiser zijn vastbesloten om Alexander weer op te nemen in hun familie. Zolang hij bij hen woont, zal hij Alexander en Robin tegenkomen. Misschien ook bij Bastian en zijn vrouw. Zolang hij welkom is bij Sascha en Astrid, zal hij Robin en Alexander tegenkomen.

„Je moet wel op mijn broer letten, als hij te ziek is om het zelf te doen.“
„Dat geldt voor iedereen en altijd.“

Wolfgang moet hier over nadenken, maar is het ermee eens. Alexander buigt zich voorover naar hem en brengt daarmee zijn angst weer terug.

„Nee, dank je, ik wil niet dat je me hier in bed aanraakt. Je hebt een relatie met mijn broer. Ik vind het eng, wanneer je naast me ligt en me aanraakt.“

Alexander kijkt even verbaasd, legt zijn schetsblok opzij en gooit dan een kussen naar Wolfgang. Wolfgang gooit het kussen terug.

„Zou je niet naar mijn broer gaan?“
„Heb je alles gezegd, wat je kwijt wil?“
„Ja. Toch wil ik nu graag, dat je naar mijn broer gaat.“
„Ik ben al onderweg!“

Alexander gaat op de rand van het bed zitten, staat op en neemt zijn schetsblok en kussen mee. Bij de deur doet hij het licht uit terwijl Wolfgang hem achterna roept.

„Doe je het kalm aan? Ik wil een ziekenhuisvrij weekend!“