16 januari 2021

Geloof, hoop & liefde – 15 Het roer om

Ineens voelde ik een hand op m’n schouder.
“Hé!,” zei Nicolas zachtjes. “Kom op man, het komt wel goed, we vinden wel een oplossing. Waar een wil is, is een weg.” Hij trok me overeind, dwong me hem aan te kijken. “Sorry dat ik zei dat je het gewoon lekker vindt om zielig te zijn. Dat bedoelde ik niet zo. Ik voelde me zo machteloos, was bang om je kwijt te raken…”
Met betraande ogen keek ik hem aan. “Je hebt wel gelijk, denk ik,” snotterde ik. “Ik durf gewoon niet gelukkig te zijn of zoiets. Ik heb voortdurend het gevoel dat het zomaar ineens weer over kan zijn en dus durf ik me er niet echt aan over te geven en al helemaal geen grote beslissingen te nemen. Alsof ik ineens een miljoen op m’n bankrekening heb staan in de wetenschap dat het niet voor mij bedoeld is. Daar zou ik ook geen cent van uitgeven.”
Hij keek me peinzend aan. “Zal ik je eens wat zeggen? Dat miljoen is deze keer wel voor jou bedoeld. Niemand die jou dat afpakt, jongen, je hebt het verdiend. Je moet alleen nog even leren hoe je met zoveel geld omgaat”
Ik lachte door m’n tranen heen.
“Herinner jij je nog dat je me vertelde dat jouw God ons bij elkaar heeft gebracht?” vroeg hij. “Dat heb je zelfs je ouders verteld…”
Ik slikte een keer en haalde mijn neus op.
“Dat heeft Hij gedaan omdat Hij wil dat wij met z’n drieën gelukkig zijn,” ging Nicolas verder. “En ik denk niet dat die God van jou er blij mee is als je dat geluk niet grijpt.”
“Maar waarom maakt Hij het dan niet wat makkelijker?” Wanhopig keek ik hem aan. “Waarom moet het dan zoveel moeite kosten?”
“Dat weet ik niet, jongen, dat moet je Hem vragen. Het enige wat ik je kan zeggen, is dat jij absoluut niet bang hoeft te zijn dat ik jou en Thomas ooit nog laat gaan. Jullie geven mij zoveel, je hebt geen idee. Dat laat ik me echt nooit meer afnemen. Jouw God wist wat Hij deed, schat. Wij horen samen, daar komt niets of niemand tussen. Nooit.”
Langzaam knikte ik. “Ik geloof je,” zei ik zachtjes.
Nicolas glimlachte. “En jijzelf? Geloof jij jezelf als je zegt dat je met mij verder wilt?”
Zonder enige aarzeling knikte ik. Ondanks alle verwarrende gevoelens, was dat in ieder geval iets dat ik absoluut honderd procent zeker wist! Al een tijdje zelfs.
“Zonder twijfel,” reageerde ik beslist. “Er is er maar een met wie ik mijn leven wil delen en dat ben jij.”
“Maak je dan eens niet zo druk, jongen,” zuchtte hij opgelucht. “Thomas heeft het hier toch hartstikke naar zijn zin? Wij zijn blij met elkaar, wat wil je nog meer?”
“Maar wat als Thomas nou heimwee krijgt? Als hij terug naar Nederland wil, naar opa en oma?”
“Dan gaan we toch naar ze toe? Zo ver is het nou ook weer niet hoor.”
Ik aarzelde. Hij zag het meteen.
“Of, als jij werkelijk denkt dat het voor Thomas beter is om terug naar Nederland te gaan, ga ik toch gewoon met jullie mee?” zei hij snel. “Schat, het maakt me echt niet uit waar we wonen, als we maar bij elkaar zijn.”
“Dat kan ik toch niet van je vragen?” piepte ik met een klein stemmetje.
“Lieve jongen, mag ik daar alsjeblieft zelf over beslissen? Als ik met jullie meega, doe ik dat omdat ik dat wil. Niet omdat jij het me vraagt maar gewoon omdat ik bij jullie wil zijn.”
Zwijgend keken we elkaar aan.

“Ik vind het zo moeilijk,” doorbrak ik de stilte die tussen ons hing. “Als het alleen om mij ging, dan wist ik het wel, dan bleef ik hier, bij jou. Ik voel me hier gewoon veel prettiger dan thuis.”
“Waarom proberen we dat dan niet gewoon? Dan merken we snel genoeg hoe Thomas het vindt,” lachte hij terwijl hij me aankeek.
Ik smolt… Uit zijn ogen sprak zoveel liefde… intense liefde, voor mij en mijn zoon. Het raakte me diep. Van het één op het andere moment verdween alle twijfel, de paniek en de angst om het verkeerd te doen. Wat er voor in de plaats kwam, was een waanzinnig warm gevoel dat zich vanuit m’n hart door m’n hele lijf verspreidde. Ik hield van hem, hij hield van mij… en van Thomas. Daar ging het toch om? Langzaam begon ik het voor me te zien…

Natuurlijk maakte ik me zorgen om Thomas, hij was nog zo klein. Maar hij was ook stapelgek op Nicolas! Thomas had het hier naar zijn zin, hij maakte hier vriendjes, was heel ontspannen. Nog niet één keer had hij gevraagd wanneer hij weer naar oma ging, alsof hij er niet naar taalde. En wat dan nog als hij dat wel zou doen? Hij zou er heus wel aan wennen. Was het niet het belangrijkste dat wij van hem hielden? Dat we er voor hem zouden zijn als hij heimwee zou krijgen? Misschien moest ik gewoon niet zo moeilijk doen, moest ik erop vertrouwen dat God ons bij elkaar had gebracht en ons zou helpen.
“Oké,’ zei ik ineens, “we gaan ervoor. Ik ga Thomas vertellen dat we bij jou gaan wonen,” hakte ik de knoop door. Ik lachte.
Zuchtend pakte Nicolas me vast en trok me tegen zich aan. “Jongen, wat maak jij het jezelf moeilijk,” mompelde hij in m’n nek. Hij liet me weer los en keek me aan. “Relax, schat, het komt allemaal wel goed. Ik wil je niet voor het blok zetten hoor. Als jij meer tijd nodig hebt, mag dat ook. Dan zal ik m’n best wel doen wat meer geduld te hebben. En, zoals m’n zus altijd roept, eerst nadenken voor ik iets zeg. Ik sta d’r gewoon helemaal niet bij stil dat wat ik zeg of doe jou het gevoel geeft dat ik je onder druk zet. Ik ben nou eenmaal vreselijk impulsief en ik wil je zo graag bij me hebben. En jij hebt tijd nodig. Moet erover nadenken. En dan nog een hele tijd twijfelen…” Hij grinnikte.
Ik schudde m’n hoofd. “Nee, niet meer nadenken nu. Ik kom er toch nooit helemaal uit. Gewoon doen. En erop vertrouwen dat het goed komt, want we doen het samen. Jij, ik en Thomas.”
“Weet je dat heel zeker schat?”
“Honderd procent!” Vastberaden keek ik hem aan.
“Eigenlijk kunnen wij een hoop van elkaar leren,” merkte hij peinzend op. “Jij om wat relaxter met dingen om te gaan en meer op je gevoel te vertrouwen, ik om eens wat beter na te denken voor ik iets doe of zeg.”
“Ben je niet bang dat je dat een keer zat wordt?” sputterde ik nog een laatste keer. “Dat eeuwige gepieker van mij? Lijkt alles goed te gaan, sla ik ineens weer helemaal om…”
“Ben je gek, dat ben jij,” antwoordde hij simpel. En ik hou van je, precies zoals je bent.” Hij sloeg zijn armen om me heen en trok me tegen zich aan. “Is je hoofd nu leeg, schat?” grinnikte hij.
Glimlachend knikte ik. Opgelucht, blij, omdat ik gewoon het lef had gehad een beslissing te nemen.
“Kunnen we nu dan eindelijk naar bed?” zuchtte hij. “Ik ben bekaf. Eerst de hele dag rondsjouwen en dan jij nog met je gepieker…” Grijnzend keek hij me aan.
Dat flikte hij nou altijd, me recht in m’n gezicht zeggen dat ik eigenlijk maar een lastig ventje was zonder me het gevoel te geven dat hij dat vervelend vond. Hij nam nooit een blad voor de mond, meende ieder woord wat hij zei en kreeg het telkens weer voor elkaar dat ik me er beter door voelde.
“Ik hou van je,” zuchtte ik. “Oneindig veel…” Zachtjes streelde ik zijn rug. “Jammer dat je moe bent,” fluisterde ik plagend. “Anders zou ik je nog wel even laten voelen hoeveel…”
“Oh, maar dat kan er nog wel bij hoor,” grinnikte hij. “Ik ga gewoon op m’n rug liggen, laat jou al het werk doen.” Hij knipoogde naar me.
Prompt schoot ik in de lach. “Wat ben jij toch een ongelooflijk geil mannetje, jij denkt echt maar aan één ding,” zuchtte ik gespeeld verontwaardigd.
“Klopt,” zei hij. “Aan jou. De hele dag, krijg je niet uit m’n kop.” Grijnzend keek hij me aan. “Tja, en dan word je vanzelf geil, hé?”

De volgende ochtend, tijdens m’n dagelijkse rondje hardlopen, belde ik mijn ouders. Ik was toch een tikkie nerveus en hoopte maar dat ze achter mijn besluit konden staan. Het ging natuurlijk allemaal ook wel erg snel, bijna zeven weken kenden we elkaar nu, nog geen twee maanden! En toch voelde het goed. Het klopte gewoon.

Mijn vader vond het allemaal erg voortvarend, wees me erop dat ik ook aan Thomas moest denken. Hij waarschuwde me ervoor dat het feit dat Thomas en Nicolas het nu zo goed met elkaar konden vinden, niet automatisch betekende dat dat zo zou blijven. Eigenaardig, toch weer een andere kijk op de zaak. Had ik me gisteren druk zitten maken omdat ik bang was dat Thomas misschien wel heimwee zou krijgen of dat het tussen mij en Nicolas stuk zou kunnen lopen, wreef m’n vader me onder m’n neus dat het ook tussen Thomas en Nicolas fout kon gaan. Hoe kwam hij daar nou bij? Die twee waren stapelgek op elkaar! Maar goed, mijn ouders kenden Nicolas nauwelijks.

Mijn moeder was gewoon blij voor ons. Ze zei dat ik moest doen wat m’n hart me ingaf en dat ze er alle vertrouwen in had dat ik de juiste beslissing had genomen. Maar ja, mijn moeder had, voor we naar Bretagne vertrokken, al gezegd dat ze dacht dat ik met Thomas uiteindelijk naar Bretagne zou vertrekken.

Opgewekt vervolgde ik mijn weg, mijn humeur kon niet meer stuk! Niet alleen vanwege de beslissing die ik had genomen maar ook gewoon omdat het eindelijk lekker zomerweer was. De eerste kitesurfers waren al druk bezig in de branding. Op het strand werd gevliegerd en waren een paar mensen in de weer met blo-karts. Het leek wel alsof iedereen van het mooie weer wilde profiteren. Ik kon ze ook geen ongelijk geven. Zoals de voorspellingen er nu uitzagen, zou het volgende week al weer voorbij zijn.

Nicolas keek nieuwsgierig op toen ik een half uurtje later binnen stapte. Ik knipoogde naar hem en stak m’n duim omhoog ten teken dat alles goed was en hij zich nergens druk om hoefde te maken. Hij kende me inmiddels goed genoeg om te weten dat er maar iets hoefde te gebeuren om mij weer opnieuw in gepieker te laten verzinken.
“Even snel douchen, oké?” Ik wachtte zijn antwoord niet af, liep vlug naar boven en sprong onder de douche. Hoe zou Thomas reageren? Ik hoopte maar dat hij blij zou zijn. Gek genoeg was ik niet eens nerveus. Ergens wist ik gewoon dat het goed zou komen.

“Thomas?” trok ik de aandacht van m’n zoon toen ik tien minuten later weer beneden was. “Papa en Nicolas willen je wat vertellen.”
Ik tilde hem op, plofte op de bank neer en zette hem bij mij op schoot. Nicolas schoof direct naast me en sloeg een arm om me heen.
Thomas voelde wel aan dat er iets belangrijks ging gebeuren. Met grote ogen keek hij ons aan. Zelfs zijn duim vergat hij in zijn mond te stoppen.
Ik besloot maar gewoon met de deur in huis te vallen. “Papa en Nicolas hebben gisteravond afgesproken dat we altijd bij elkaar willen blijven, met z’n drietjes.”
Thomas gaf me de kans niet om verder te praten. “Yes!” riep hij enthousiast. Direct draaide hij zich naar Nicolas. “Ben jij dan nou mijn papa?” vroeg hij meteen.
Ik schoot in de lach. Het leek wel alsof dat het enige was wat belangrijk was voor Thomas.
Nicolas deed z’n best zijn lachen in te houden. Thomas had hem een serieuze vraag gesteld en hij wilde hem niet het gevoel geven dat hij iets geks had gevraagd. “Als jij het wilt, wil ik heel graag ook jou papa zijn,” antwoordde hij.
“Yes!” riep Thomas nog een keer en hij vloog Nicolas om zijn nek.
Nu kon ook Nicolas zijn lachen niet meer inhouden. We keken elkaar aan. Blij, ontzettend opgelucht…
“Ik zou het heel fijn vinden als jij en papa hier bij mij komen wonen,” ging Nicolas verder.
Daar moest Thomas toch even over nadenken. Gespannen wachtte ik zijn reactie af.
“Komen opa en oma dan ook hier wonen?” vroeg hij ineens.
Shit, daar had je het al. Begon hij toch ineens over m’n ouders.
Nicolas streelde geruststellend mijn schouder. “Nee Thomas. Opa en oma blijven gewoon in hun eigen huis,” zei hij heel rustig. “Maar we gaan wel vaak naar ze toe, hoor. En opa en oma komen ook bij ons op bezoek,” vervolgde hij.
“Gaat oma dan niet meer op mij passen?” vroeg Thomas verbaasd.
“Dat hoeft toch niet meer?” reageerde Nicolas. “Papa is toch niet meer alleen? Als papa er niet is, pas ik gewoon op jou.”
Thomas knikte.
“En dan mag jij na de vakantie samen met Luc en Lisette naar school,” nam ik het gesprekje over. “Maar eerst gaan we nog een keer terug naar ons oude huis want daar staan al onze spullen nog en die moeten we natuurlijk ophalen.”

Thomas vond het wel mooi geweest. Hij wist genoeg, kroop van mijn schoot af en pakte zijn tekenspullen.
Ik schoof een stukje op en kroop nog wat dichter tegen Nicolas aan.
“Dat ging makkelijk,” zei ik zachtjes.
“Zei ik je toch,” lachte Nicolas. Zijn hand streelde nog steeds zachtjes mijn schouders.
“Ik ben zo blij met jou schat,” zuchtte ik.
“En ik met jullie,” lachte Nicolas.
“Hoe gaan we het nu doen? Als wij hier gaan wonen, moet Thomas hier naar school. Maar we moeten ook nog verhuizen. Ik zal thuis m’n huis toch leeg moeten maken, Thomas daar op school afmelden, bij de gemeente doorgeven dat we weg gaan en wie weet wat nog meer. Wanneer beginnen de scholen hier eigenlijk weer?”
“Geen idee. Valerie weet dat wel.”
“Misschien kunnen we daar zo wel even langsgaan,” stelde ik voor.
Nicolas grijnsde. “Strak plan. Kan ik haar meteen vertellen dat ze eindelijk op kan houden met zich zorgen te maken over mij.”
“Hoezo? Deed ze dat dan?” vroeg ik verbaasd. Waarom zou zijn zus zich zorgen maken om hem? Hij had alles toch prima voor elkaar? Goed lopend bedrijf, mooi huis, gezellige vrienden…
“Ach, ik blijf toch haar kleine broertje, hè?” grinnikte Nicolas. “Sinds mijn moeder overleden is, heeft ze altijd het gevoel gehad dat ze een beetje op me moest passen. En nadat mijn vader overleed, is dat alleen maar erger geworden. Het is, denk ik, net een beetje zoals bij jouw ouders. Jij bent en blijft hun zoon, ook al ben je volwassen. Ik ben en blijf haar kleine broertje.”
Ik knikte. Valerie was weliswaar zijn zus maar ze was natuurlijk sinds haar twaalfde ook een beetje een soort moeder voor hem geweest.
“Ik ben d’r wel blij mee hoor,” ging hij verder. “Ik kan echt met alles bij haar terecht. Gelukkig maar, want ze is de enige familie die ik nog heb.”
“Niet meer, jongen. Nu heb je mij en Thomas ook,” glimlachte ik.
Alsof de zon doorbrak verscheen er een brede lach op zijn gezicht. “En dat is het beste wat me ooit overkomen is,” zuchtte hij met een brok in zijn keel.
“Weet je schat,” begon ik voorzichtig. “Ik wil er ook heel graag voor jou zijn. Dus niet dat jij altijd voor mij en Thomas klaarstaat en met je eigen dingen steeds weer naar je zus vliegt. Ik zou het zo fijn vinden als je mij in vertrouwen zou nemen.”
“Dat doe ik al,” zei hij zachtjes. “Weet je nog die allereerste dag? Toen ik jou over mijn vader vertelde? Ik snap nog steeds niet precies waarom, maar ik voelde toen zo’n sterke behoefte om dat met je te delen. Dat doe ik normaal gesproken nooit, schat. Ik laat anderen niet zo snel merken wat er in me omgaat, ik laat ze liever in de waan dat het goed met me gaat. Maar bij jou kon ik m’n emoties laten zien. Het was nog niet eens een kwestie van dat ik dat wilde, het gebeurde gewoon. En dat voelde goed, het klopte. Op de één of andere manier wist ik dat je me begreep, het voelde zo vertrouwd. En het gekke was, ik kende je nauwelijks!” Hij lachte een beetje verlegen. “Dat was het moment waarop ik wist dat jij heel bijzonder was, het moment waarop ik wist dat ik je nodig had en dat ik van je hield,” voegde hij eraan toe.
“Wat apart dat jij dat zo zegt,” reageerde ik overdonderd. “Ik had net zoiets, voelde zo’n enorme behoefte om je vast te pakken en tegen me aan te houden. Het leek wel alsof je m’n ziel geraakt had, ik was er helemaal ondersteboven van.”
“Alsof er een band werd gesmeed,” fluisterde hij.
“Ja precies…” Ineens begreep ik het. Dat was het moment geweest waarop God ons in liefde met elkaar had verbonden! Nu ik er zo op terugkeek, was het net alsof er gouden lintje om ons heen werd geknoopt met een prachtige strik erop.
Ik legde een hand in zijn nek en trok hem zachtjes naar me toe. Liefdevol kuste ik hem. Mijn hand gleed onder zijn shirt, streelde zijn buik. Hij kreunde zachtjes.

“Papa, papa!” Thomas had stilletjes zitten tekenen en kwam ons nu trots zijn kunstwerk laten zien. Ik liet Nicolas los, trok Thomas tussen ons in en pakte de tekening van hem aan.
Nicolas nam ons glimlachend in zich op, drukte een kus op mijn hoofd en sloeg een arm om Thomas heen.
“Mooi Thomas,” bewonderde ik ondertussen Thomas tekenkunst.
“Kom, we gaan naar Valerie,” zei Nicolas ineens.
Ik lachte, begreep hem heel goed. Hij was gelukkig en wilde dat met zijn zus delen.
“Thomas? Ga je mee? We gaan naar Luc en Lisette,” zei ik tegen mijn zoon. “Die zijn vast heel blij dat jij hier komt wonen.”

Een half uurtje later zaten we bij Valerie in de kamer achter een bak koffie. Thomas en de tweeling speelden in de tuin. Valerie had, nu het weer het eindelijk toeliet, een zwembad in de tuin neergezet en daar plonsden ze nu met z’n drieën in rond.
“We hebben nieuws,” glunderde Nicolas.
“Zo te zien goed nieuws,” lachte Valerie.
“Heel goed nieuws,” bevestigde Nicolas. “Michael en Thomas komen bij mij wonen,” flapte hij eruit.
“Echt waar?” riep Valerie verbaasd. “Jongens, wat ben ik daar blij om! Gefeliciteerd zeg!” Spontaan omhelsde ze zowel Nicolas als mij. “Pas goed op hem hè,” fluisterde ze me in m’n oor.
Ik schot prompt in de lach. Nicolas had gelijk, precies m’n moeder. Die zou zoiets ook tegen hem kunnen zeggen.
“Weten je ouders het al?” vroeg ze mij.
Ik knikte. “Ik heb ze vanochtend gebeld.”
“En? Wat vonden ze ervan? Ik kan me voorstellen dat ze het er wel even moeilijk mee hebben, of niet? Jullie gaan best snel…”
“Ik denk dat ze het wel hadden zien aankomen,” grijnsde ik. “Ze zijn wel wat gewend. Mijn moeder is zelf ooit vanuit Frankrijk naar Nederland vertrokken om met m’n vader te trouwen.”
Verbaasd keek ze me aan. “Jouw moeder is Française? Vandaar dat jij zo goed Frans spreekt. Ik vroeg me al af waar je dat geleerd had.” Ineens schoot ze in de lach. “Ook toevallig dat jij dan verliefd wordt op een Fransman en verhuist naar het land waar zij vandaan komt!”
“Dat vond ik zelf ook al,” grinnikte ik.
“Ik ben er wel blij mee,” merkte Nicolas lachend op. “Kan ik tenminste een gesprek met m’n schoonouders voeren. Stel je voor zeg, anders had ik dat rare taaltje van hem moeten leren!” Hij prikte me plagend in m’n zij.
“Ik dacht dat jij alles voor mij overhad?” plaagde ik terug.
“Je kunt te ver gaan hè,” reageerde hij met een enorme grijns op zijn kop.
Lachend keken we elkaar aan.

“Wanneer gaan jullie verhuizen?” vroeg Valerie ineens.
“Dat is ook wel een beetje waarom we je wilden spreken, Val,” reageerde Nicolas. “Wanneer moeten André, Luc en Lisette weer naar school? Want als Michael en Thomas hier komen wonen, moet Thomas natuurlijk ook naar school.”
Valerie knikte. “De eerste dinsdag in september.”
“En weet jij ook of ik daarvoor al ergens terecht kan om Thomas in te schrijven?” vroeg ik.
“Ja, wat denk jij! Het is maar een klein dorp hier, iedereen kent elkaar. Zal ik een afspraak voor je regelen? Dan kunnen jullie je concentreren op de rest van de verhuizing,” stelde Valerie voor.
“Merci, Val,” reageerde Nicolas.
Een uur later stapten we weer op. Thomas bleef, hij wilde zwemmen.

Die middag begonnen we plannen te maken voor de verhuizing. We besloten dat we in ieder geval voor Thomas hier naar school zou gaan, alles geregeld wilden hebben. Nicolas vroeg Roger of hij het zag zitten om het park een tijdje zelfstandig te draaien. Hij was inmiddels van bijna alles op de hoogte en kon Nicolas prima vervangen. Gelukkig vond hij het geen probleem.
Tegen de tijd dat Valerie Thomas thuisbracht, waren wij er wel zo’n beetje uit. We zouden vijfentwintig augustus naar Nederland gaan en de zaterdag daarop weer thuis komen. Apart gevoel, om Nicolas’ huis ineens ‘thuis’ te noemen. Goed gevoel wel…

Nadat we Thomas na het eten naar bed gebracht hadden, ploften we op de bank neer.
“Je had gelijk wat betreft Valerie,” merkte ik op.
“Wat bedoel je?”
“Nou, toen je zei dat ze bezorgd om je was. Ze zei me dat ik goed op je moest passen.”
Hij grinnikte. “Zal jou moeder ook wel tegen mij zeggen.”
Ik knikte lachend. “Wat is er nou eigenlijk met jou moeder gebeurd?” vroeg ik hem. Hij praatte niet veel over zijn moeder, maar als het al ter sprake kwam, deed hij er heel luchtig over, alsof het er niet echt toe deed. Toch wilde ik het graag weten, het hoorde ook bij hem.
“Oh, d’r is feitelijk niks spannends aan hoor,” reageerde hij laconiek. “Mijn moeder is verongelukt. Ze zag een auto over het hoofd. Boem… Dood.”
“Jemig, ” reageerde ik geschrokken. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zou zijn om als zesjarig kind van het één op het andere moment je moeder kwijt te raken.
“Ach, het is allemaal al zo lang geleden gebeurd. Wat doet het er nog toe?” antwoordde hij op luchtige toon.
“Geen idee,” reageerde ik. “Maar je was toen maar iets ouder dan Thomas nu is,” voegde ik er zachtjes aan toe. “Stel je voor dat ik ineens dood zou zijn, of jij… Mijn God, ik moet er niet aan denken wat dat met hem zou doen.” Kippenvel stond ineens op mijn armen.
Nicolas staarde me met lege ogen aan. Hij zuchtte diep, zei niks meer.

“Schat?” zei ik zachtjes terwijl ik zijn arm streelde. “Volgens mij doet het je veel meer dan je wilt laten merken, of niet?”
Een eenzame traan rolde over zijn wang. “Ik moet er niet aan denken dat Thomas zoiets mee zou maken,” fluisterde hij met trillende stem. “Het is al erg genoeg dat hij zijn moeder nooit gekend heeft. Als hij jou ook nog kwijtraakt…” Driftig wreef hij in zijn ogen.
“Och jongen, kom eens hier.” Ik trok hem tegen me aan, sloeg een arm om hem heen en kuste hem op zijn hoofd. “Hé, je mag er best om janken hoor, ook al is het drieëntwintig jaar geleden gebeurd.”
Langzaam drupte nog een traan uit zijn ogen. Hij bleef stil tegen me aanzitten. “Ach, wat maakt het ook uit,” zuchtte hij ineens. “Je hoort het toch wel een keer van Valerie.”
Een onbestendig gevoel bekroop me.
“Dit is niet echt makkelijk voor me om te vertellen,” ging hij verder. “Het is net of het dan allemaal weer opnieuw gebeurt. Weet je, zelfs jaren nadat het gebeurde, hadden mensen het er nog over. Altijd die meewarige blikken, altijd vragen hoe het nu met me ging. Ik was het zo zat… Dus deed ik maar net alsof er niks aan de hand was. Zolang ik een vrolijk gezicht liet zien, deden ze tenminste normaal. Ik wilde er niet meer denken en nu begin jij erover…” Zijn stem trilde. “Maar goed, je hebt er wel recht op om het te weten.”
“Ik snap het wel,” zei ik, terwijl ik zachtjes zijn schouder streelde. “Het is denk ik net zoiets als wanneer ik terugdenk aan de dag dat Thomas geboren werd, de dag dat zijn moeder overleed. Ik voelde me schuldig en werd er depressief van, jij stopte het weg en hield iedereen een vrolijk gezicht voor. Maar het komt op hetzelfde neer, schat.”
Ik wachtte even, gaf hem tijd om te reageren maar dat deed hij niet. Hij bleef met betraande ogen voor zich uit staren.
“Hé, je hoeft je voor mij niet groot te houden, hoor. Ik hou ook van je als je verdriet hebt. Of als je chagrijnig bent, of zwak, ziek en misselijk. Misschien is het voor jou eindelijk tijd om je hart te luchten. Laat je maar eens gaan, vertel gewoon alles en jank de ogen uit je kop. Probeer gewoon maar een keertje ‘mij’ te zijn. Geloof me, dat lucht op,” glimlachte ik.
Opnieuw welden er tranen op in zijn ogen. “Ik hou van je, jongen,” fluisterde hij geëmotioneerd. Hij kroop dicht tegen me aan en krulde zich op als een klein kind.
Mijn hart ging naar hem uit, het deed me vreselijk pijn hem zo verdrietig te zien, ik wilde er zo graag voor hem zijn, net zoals hij er steeds voor mij was. Zachtjes streelde ik zijn rug en wachtte geduldig tot hij eraan toe was om me het hele verhaal te vertellen.

“Wij woonden best afgelegen. Ik zal het je nog wel eens laten zien,” begon hij aarzelend terwijl hij overeind kwam. “Zoals elke ochtend, bracht mijn moeder mij naar school.” Hij sloot even zijn ogen en slikte.
Een beklemmend gevoel bekroop me.
“Die ochtend zaten we gezellig te kletsen. Ik zat naast haar op de passagiersstoel,” ging hij met trillende stem verder. “Ineens, vanuit het niets, was er een enorme klap. Ik werd wild door elkaar geschud en bleef uiteindelijk in de autogordel hangen. Mijn moeder hing tegen me aan.” Met betraande ogen keek hij me aan. “Haar kant van de auto was totaal verwrongen,” bracht hij met moeite uit.
Het klamme zweet stond in m’n handen, mijn hart bonkte als een razende in m’n keel. Al voor hij verder vertelde, wist ik wat er gebeurd was en ik schrok me kapot…
“Ze was op slag dood,” fluisterde hij terwijl de tranen over zijn wangen stroomden.
“Oh Mijn God… Nicolas,” zei ik zachtjes.
Verbijsterd staarde ik hem aan. Ik wist gewoon niet wat ik moest zeggen. Wat zei je tegen iemand die zoiets meegemaakt had? Het idee… Ik probeerde me er een voorstelling van te maken, kreeg er gewoon koppijn van. Zes jaar en dan naast je moeder zitten terwijl zij overlijdt… Stel je voor dat Thomas zoiets mee zou maken… Ik rilde. In een opwelling trok ik hem tegen me aan. “Ik weet gewoon niet wat ik zeggen moet,” was het enige dat ik wist uit te brengen.
“Ach schat,” snotterde hij. “Het is al zo lang geleden en er valt toch niks meer aan te veranderen. Ik probeer er gewoon niet aan te denken want dan komt het steevast opnieuw boven en dat wil ik niet, snap je? D’r is maar één manier… Zorgen dat er andere dingen zijn waar ik me mee bezig kan houden, anders raak ik dat beeld gewoon niet kwijt.”
Ik knikte, begreep het wel, maar toch…
“En ik wil ook niet dat jij je er nou ineens druk om gaat maken. Het is goed zo, lieverd. Gebeurd is gebeurd, we moeten gewoon vooruit…”

Die avond hebben we nog lang met elkaar gepraat. Langzaam werd me duidelijk hoe de dood van zijn moeder hem gemaakt had tot de man die hij nu was. De man die voor de buitenwereld ogenschijnlijk vrolijk en succesvol door het leven ging, maar in zijn hart vreselijk veel verdriet met zich meedroeg. Verdriet dat hij voor zichzelf hield. Hij wilde geen medelijden, hij hield zich groot, lachte alles weg. Maar diep van binnen verlangde hij zo naar iemand die van hem hield. Iemand waar hij ook van hield, waarbij hij zichzelf kon zijn. Ik weet nog goed dat ik heel in het begin een keer dacht dat hij misschien nog wel eenzamer was dan ikzelf. Dat gevoel klopte wel. Hij had, net als ik, iemand nodig die hem begreep, die er voor hem was, die van hem hield. En die persoon, dat was ik… God zij dank!

Ik begreep hem zoveel beter nu. De band met zijn zus, hoeveel zijn vader voor hem betekende, dat hij zich door Sebastian jarenlang aan het lijntje had laten houden… Maar ook waarom hij niet anders kon dan anderen laten zien hoeveel hij van mij en Thomas hield. Dat was zijn manier om ze te laten merken dat het goed met hem ging, dat ze zich geen zorgen hoefden te maken omdat hij gelukkig was… Ik voelde me trots. Trots omdat ik degene mocht zijn die hem gelukkig maakte. Zijn geluk was dat ik gelukkig was. En andersom voelde ik het precies zo. Als hij gelukkig was, was ik het ook. Mooi uitgangspunt…