25 januari 2022

Familie? Familie! – 24 Robin

Zaterdag 24 september 2011
Take That – The Flood

Spreken lukt hem niet. De schok heeft hem uitgeput. Hij kan zich niet bewegen, niet helder denken en heeft nauwelijks nog voldoende energie om zijn ogen open te doen. Het zwakke geluid van fluisterende stemmen weerklinkt door de steriele kamer. Elk woord hoort hij twee keer. Hij kan het niet verdragen om deze woorden te horen, de verdrietige smeekbedes, die altijd met tranen gepaard gaan. Hij wil alleen nog slapen.

Zijn ogen fladderen even open in zijn gevecht tegen de uitputting, die zijn hoofd, zijn hart, zijn hele vermoeide lichaam heeft overgenomen. Hij ziet het gezicht van een engel. Het ooit zo gelukkige gezicht is vervormd tot verdriet en de regen van tranen heeft al lang geleden het dekbed van het ziekenhuisbed bereikt. Hij praat met een zachte, vriendelijke klank in zijn stem.

„Je moet uitrusten.“
„Nee!“
„Je moet gaan slapen.“

Zijn stem klinkt nu gespannen, rauw.

„Ik ga niet weg!“

De felle woorden vullen de ruimte en overstemmen even het constante, emotieloze gepiep van de batterij monitoren. Langzaam gaat hij rechtop zitten en reikt zijn arm uit naar de hand, die zich vastklemt aan het bed. De lippen van de engel trillen.

„Ik kan … dit is te veel … ik kan niet …“

De rustig, huilerige stem valt stil zonder de zin af te maken. De zin hoeft niet te worden uitgesproken. De bijbehorende gedachte is de laatste dagen al zo vaak uitgesproken. Het vooruitzicht van de dood hangt in de lucht en strijdt met de afnemende hoop op herstel. Zijn hart loopt over van verdriet. Hij fluistert zacht.

„Astrid, je moet rusten.“
„Robin, nee. Pas als hij wakker wordt. Ik ben niet van plan om hem alleen te laten.“
„Ik blijf hier bij hem. Ga even wandelen, je kunt wel frisse lucht gebruiken.“

Robin belooft haar om op te letten. Astrid wil in haar verdriet niets ervan weten.

„Waarom zou ik genieten van de buitenlucht als Sascha niet bij kennis is?“
„Je hebt tijd voor jezelf nodig, Astrid. Je helpt hem niet, wanneer je oververmoeid blijft rondlopen en uiteindelijk instort.“
„Ik wil hem helpen weer beter te worden.“
„Ik weet het. Je bent hier, je leest hem voor en je doet alles wat je kunt. Ik weet zeker, dat hij weet dat je hier bent.“
„Daarom wil ik hier zijn, als hij zijn ogen opent.“
„De artsen weten niet ,wanneer dat gebeurt.“

Robin voelt opnieuw een brok in zijn keel, maar hij wil niet weer huilen. Met zijn ogen op het comateuze lichaam van zijn broer, kan hij de zeer reële mogelijkheid om hem kwijt te raken niet verdragen. Zonder zijn broer kan hij zich zijn wereld niet meer voorstellen. Ze hebben jaren gescheiden doorgebracht, maar na hun hereniging is hun band nu zo sterk gegroeid, dat ze de rest van hun leven met elkaar …

Elke ochtend en elke avond gaat Robin naar het St.Vinzenz. Elke dag sinds … Sascha en Astrid op weg naar Appolonia van de weg zijn gedrukt en van hun auto niets meer over is gebleven. Zijn broer moet blijven leven. Hij rekent op hem en hoopt dat Saschas wilskracht sterk genoeg om te vechten voor zijn leven. Het geluid van de monitoren is het enige geluid in de kamer, waar de spanning in de lucht hangt.

„Alsjeblieft. Astrid. Je moet hier even weg.“
„Pas als mijn lief wakker is.“

Ze veegt wat tranen uit haar ooghoeken, gaat rechtop in haar stoel zitten en pakt een boek van het kastje naast het bed. Hij sluit zijn ogen. Zij gaat verder met voorlezen.

Hij heeft er met haar over gediscussieerd. Voorlezen helpt zijn broer niet, dat is tenminste zijn overtuiging. Hij verwacht niet, dat een trillende stem, die voorleest uit een willekeurig boek, Sascha zal terugbrengen naar hen. Voorlezen is een zinloze bezigheid in zijn ogen.

Een zachte klop op deur laat zijn vermoeide ogen opengaan. Astrid stopt met voorlezen en kijkt naar de deur. Twee gezichten kijken voorzichtig de kamer in. Het ene toont de mannelijke versie van bezorgheid vermengd met een hoopvolle glimlach. Het andere gezicht laat jongensachtige angst zien. Wolfgang struikelt zwijgend de kamer in. Zijn ogen ontmoeten heel even de ogen van de jongen. De blik van de jongen is gefixeerd op de bewusteloze man in het ziekenhuisbed.

„Fijn, dat je bent gekomen.“

Astrid staat op en steekt haar hand uit naar Wolfgang. De bezorgde dagen aan het bed hebben haar uitgeput, waardoor ze zich beperkt tot minimale omgangsvormen. De jongen begroet haar met een zoen op haar wang.

„Ik moest gewoon komen.“

Zijn ogen gaan naar zijn schat bij de deur. Alexander kijkt hem intens onderzoekend aan. Hij staat op en doet een stap richting Alexander, maar komt niet ver. Wolfgang springt op hem af en omarmt hem stevig om daarna zijn tranen de vrije loop te laten. Hij houdt de jongen vast, terwijl hij Wolfgang weer op de vloer zet om hem dan in zijn armen te wiegen en ondertussen naar Alexander te kijken. Wolfgang fluistert.

„Hoe is het met hem?“
„Geen verandering. We weten pas, hoe hij eraan toe is wanneer hij wakker is.“
„Hij heeft nu vooral slaap nodig. Als hij wakker wordt, zal hij weer volledig herstellen.“

Astrid brengt haar optimisme tot uitdrukking zonder een spoor van emotie in haar stem. Hij glimlacht en knikt bemoedigend naar haar. Dat is het beste, waarop ze kunnen hopen. Als haar verloofde al ontwaakt uit zijn coma, kan hij verlamd zijn of nog erger, een hersenbeschadiging hebben. De artsen hebben al een spoedoperatie uitgevoerd om de druk op de hersenen te verminderen. Hij heeft een hekel aan zichzelf, omdat hij pessimistisch is over de kansen op herstel van zijn broer. Wolfgang begint tegen Astrid te praten.

„Alexander vertelde ons, dat je hem voorleest om hem te helpen beter te worden.“
„Ik was net weer begonnen.“
„Als je het het goed vindt, ik heb één van de boeken van mijn moeder meegenomen. Ze heeft me altijd voorgelezen als … Ze heeft me vaak voorgelezen. Mag ik hem voorlezen?“

Hij voelt zijn hartslag versnellen, het geluid van voorlezende mensen verdraagt hij momenteel niet. Hoe graag hij ook wil dat Sascha ontwaakt en herstelt, hij wil nu niet meer luisteren naar zinloze voordrachten. Astrid’s gezicht laat een warme glimlach voor Wolfgang zien, terwijl ze haar hand naar de jongen uitsteekt.

„Vind je het erg, als ik Robin een tijdje van je leen?“

Alexander’s vraag laat Wolfgang verbaasd naar hem en zijn schat kijken. Alexander glimlacht, een geforceerde glimlach.

„Hij moet eten … en artsen zijn erg strikt over het maximum aantal bezoekers hier. We willen geen problemen met het personeel hier krijgen.“
„Ik kom later terug. Dan kan Astrid vannacht naar huis en uitrusten. Ik blijf vannacht wel hier.“
„Zien wij elkaar nog?“

Robin knikt bij wijze van antwoord op Wolfgang’s vraag, maar hij wil nu graag weg. Hoeveel hij ook om Sascha geeft, hij kan het op dit moment niet meer opbrengen om in de kamer te zitten, naar hem te staren en tegelijk voorlezende stemmen aan te horen. Bij wijze van afscheid loopt hij naar het bed en geeft Sascha een zoen op zijn onderarm. Hij kijkt nog even naar het gezicht van zijn broer, terwijl hij vecht tegen zijn tranen.

„Ik hou van je.“

Fluisterend verlaten de woorden zijn mond voordat hij zich de kamer uit haast, op weg naar de buitenlucht. De rit naar huis blijven ze stil naast elkaar zitten. Hij voelt dezelfde spanning in de auto als in de ziekenhuiskamer. Hij merkt dat Alexander graag wil praten, hem al zijn vragen wil stellen, maar zijn schat blijft stil. Pas bij thuiskomst in hun appartement komt het eerste woord van Alexander.

„Hoe is het met jou? Hoe zijn de kansen …?“

Robin barst in tranen uit, terwijl hij de enige andere persoon in zijn leven, die hij volledig vertrouwt, vastpakt.

„Ik wil niet dat hij sterft!“