Dinsdag 6 september 2011
P!nk – Nobody Knows
Wolfgang draait zijn hoofd weg van het raam naar het kibbelende oudere echtpaar op de voorstoelen. De vasthoudende meneer en de vittende mevrouw maken deze reis nog vervelender, afgezien van de saaie, zwijgende pastoor naast hem op de achterbank. Hij wil zo graag ontsnappen aan hun gezelschap, maar dat is uiteindelijk onmogelijk. De ongewenste discussie van het echtpaar wil hij niet horen. De woordenwisseling bezorgt hem angst over zijn toekomst. Angst, dat hij ook hier niet lang blijven kan en binnenkort weer moet vertrekken. Zijn muziekspeler heeft hij meegenomen en de volumeknop bevrijdt hem van hun twistgesprek, zodat hij alleen nog vaag hoort, dat het over hem, hun andere zonen en zijn andere nieuwe familie gaat. Hij draait zijn gezicht weer naar het raam en kijkt naar het landschap, waar ze doorheen rijden, maar ziet alles door een waas.
Vroeger was het leuker om te reizen. Gabriele Ewers maakte van elke reis een avontuur voor haar zoon. Ze liet hem alles zien, wat er onderweg te zien was. Op reis zijn met zijn moeder was altijd een spannende vakantie. Ook al begrijpt hij tegenwoordig beter, waarom ze zo veel gereisd hebben. Ze waren eigenlijk altijd op de vlucht voor iets, onderweg naar een nieuw huis, een nieuwe school voor hem, op zoek naar een nieuwe baan voor zijn moeder, totdat haar verleden hen weer had ingehaald. Maar hij is nu tevreden, dat hij toen niet beter wist, waarom ze nooit ergens lang konden blijven, waarom hij zich nooit ergens echt thuis voelde en geen vriendschappen kon opbouwen. Zijn herinneringen tot nu toe zijn bovenal gelukkige herinneringen. Wanneer hij eerder zou hebben geweten waarom, zouden alle herinneringen aan zijn moeder en aan alle mooie gebeurtenissen, die ze desondanks meemaakten, alleen maar pijnlijk zijn. Nu zijn zijn herinneringen als een mooie droom.
Op de achterbank zou Wolfgang nu graag de stille pastoor inruilen voor zijn moeder. Hij wil zich zo graag veilig voelen in haar troostende armen en naar haar rustgevende stem luisteren. Een stem, die hem van al zijn angsten bevrijden kan. Haar troostende vingers voelen, die over zijn rug strelen en door zijn haar strijken, hem zo kalmeren. Langzaam maar zeker komt de herinnering aan de laatste reis naar zijn moeder terug in zijn gedachten.
Wolfgang ziet zichzelf weer zitten, dicht naast zijn moeder. Samen leunen ze tegen de verwarming van haar kamer in het verpleeghuis. Hij leunt met zijn hoofd tegen haar schouder, zoals hij zo vaak heeft gedaan, toen hij jonger was. Zij heeft haar arm om zijn andere schouder geslagen, terwijl ze voorleest. Het is een opgewekt kerstverhaal met een randje verdriet. Zijn moeder lukt het om alle personages een eigen klank mee te geven. Dat is haar vroeger ook altijd gelukt. De hoofdpersonen uit alle boeken wist ze met haar eigen manier van voorlezen tot leven te wekken. Hij voelde zich altijd middenin het verhaal. Waarom kan hij nu haar stem niet meer oproepen in zijn hoofd? Hij wil zich haar stem zo graag kunnen herinneren. Het zou hem nu wat rust brengen en zijn angst, voor alles wat komt, wegnemen.
Tijdens het laatste bezoek heeft Wolfgang zijn moeder zorgvuldig in zich opgenomen. Elk detail van haar gezicht heeft hij in zich opgezogen, alsof hij aanvoelde, dat ze elkaar voor het laatste zouden zien. Hoewel haar ziekte al zichtbaar is, is ze voor hem nog steeds de mooiste vrouw, die hij kent. Het is zijn moeder. Haar ooit zo stralende gezicht is vermagerd en verkleurd door haar ziekte. De medicijnen hebben een paars spoor in haar haren achtergelaten. Wolfgang herinnert zich de nieuwe rimpels rond haar ogen en mondhoeken, maar ook haar nog steeds glanzende ogen vol leven en haar stralende lach. Haar schoonheid is onvergetelijk, alsof ze een engel op aarde is.
Hun gesprekken van die dag probeert Wolfgang te vergeten. Ze hebben over alles gesproken, maar de echt belangrijke dingen zijn ze alletwee uit de weg gegaan. Zijn moeder heeft hem gevraagd naar het gezin, waar hij nu bij woont en of ze hem goed behandelen. Hij liegt en zij weet het. Maar hij kan, wil of durft haar zijn angsten niet te vertellen, wil haar niet ongerust maken, wil niet, dat ze meer lijdt dan nodig is, omdat ze niet voor hem zorgen kan. Hij staat op het punt om op reis te gaan, uit Hannover naar Lingen, waar een nieuw gezin op hem wacht. Een gezin bij wie hij na vandaag woont en waar hij opnieuw zal meemaken, hoe ze hem zo snel mogelijk weer kwijt willen raken. Tenslotte is dat bij de vorige dertig of veertig gezinnen ook zo gegaan. Hij vraagt, hoe het met haar gaat en hoe ze zich voelt. Zij liegt en hij weet het. Ze is zieker dan ooit tevoren, al probeert ze het zo goed mogelijk te verbergen voor hem. Ze proberen alletwee hun echte emoties en gedachten te verbergen om de ander nog meer leed te besparen. Ze liegen alletwee over hoe het met hen gaat en hoe ze er aan toe zijn. Ze voelen zich beide ongelukkig en proberen zich te schikken in hun lot. De enige waarheid, die ze bij elkaar willen zien, is hoe gelukkig ze zijn om elkaar weer te zien, te voelen, te spreken, te ruiken. Allebei weten diep van binnen, dat ze elkaar nooit meer zullen zien, maar op een opgewekte toon praat hij met zijn moeder over het eerstvolgende bezoek. Haar ogen staan dof, terwijl ze elkaar omarmen, elkaar een laatste zoen geven, elkaar moed inspreken, elkaar beloftes doen, die ze nooit waar kunnen maken. Alleen zo kunnen ze het onvermijdelijke doorstaan, zonder op dat ogenblik in elkaar te zakken. Alleen op deze manier kunnen ze elkaar steunen. Ze liegen tegen elkaar, maar het is de enige manier om op dit moment gelukkig te zijn.
‘Ik ga mijn geluk zoeken, ergens ver weg. Ik weet niet waar, maar ik zal mijn geluk vinden.’
Bij hun afscheid herhaalt hij deze vaste uitspraak van zichzelf als kleine jongen, waar zijn moeder om moet glimlachen. Het is zijn laatste beeld van Gabriele Ewers. Dit beeld zal zich voor altijd in zijn geheugen inprenten, alleen op deze manier zal hij zich haar herinneren.
Wolfgang mist nu haar kracht. Niemand uit zijn nieuwe familie heeft een vergelijkbare sterkte, voor zover hij hen nu kent. Peter’s sterkte komt in de buurt van die van zijn moeder maar Peter heeft niet genoeg kracht voor hen beiden. De roodharige jongen uit Lingen is de enige, met wie hij een band heeft opgebouwd buiten zijn nieuwe familie. Uit ervaring weet hij, dat het nog geen sterke band is. Bovendien is de knappe Peter nog heel erg naïef, meer een idealist. Peter weet nog niet half, hoe wreed anderen kunnen zijn. Hij weet dat wel, heeft al meer meegemaakt dan gemene streken op een voetbalclub. Het idealisme van Peter vindt langzaam, maar zeker zijn weg naar zijn hart. Peter is zo lief dat zijn hart bijna smelt. Hoe gaat het verder met Peter? Kan hij bij Peter zijn geluk vinden? Het geluk, dat hij al zo lang zoekt of is het beter elk gevoel, dat hem kwetsen kan, uit de weg te gaan? Is hij wel hard genoeg voor de volgende wrede speling van het lot in zijn tot nu toe moeizame leven? Wil hij zonder liefde en een veilige thuishaven verder leven uit angst, dat hij weer wordt verlaten of afgestoten? Zal hij hier in Lingen mogen blijven?
Zal hij nog steeds reizen als hij ouder is? Heeft hij nog zin in nieuwe avonturen? Wil hij wel zijn nieuwe familie loslaten? Deze reis heeft hem naar Köln gebracht en tegelijk door elkaar geschud. Misschien heeft hij twee oudere broers. Sascha is aardig tegen hem, hij baalt van zijn flirt. Vooral Astrid lijkt oprecht geïnteresseerd in hem, ook al werkt ze voor een kindertehuis. Hun ontmoeting was te kort om ze echt te leren kennen. Ergens heeft hij ze alweer verloren. Robin en Alexander zijn leuk, maar minder spannend, dan hij vooraf dacht. Hij heeft nooit verwacht, dat zijn basketbalheld misschien zijn broer zou zijn. Heeft hij Robin wel van zijn jeugddroom verteld, toen hij hem voor het eerst heeft gesproken? Heeft hij de geduldige, vriendelijke basketballer verteld, dat hij de rest van de wereld wil zien zodra hij oud genoeg is?
Op een bepaalde manier wil hij nog steeds terug naar de romantiek en het avontuur van onderweg zijn, terug naar wat reizen voor hem betekenen, een nieuwe plek en nieuwe mensen ontmoeten. De plaatsen, waar hij met zijn moeder is geweest, wil Wolfgang opnieuw bezoeken. Nieuwe mensen ontmoeten, waarvan hij niets meer dan een vriendelijke lach hoeft te verwachten zonder bij deze mensen tijdelijk te moeten wonen. Wolfgang wil geen nieuwe teleurstellingen, niet meer. Hij wil niet langer mensen kwijtraken, mensen die voor hem belangrijk en van waarde zijn. Hij wil nooit meer afscheid nemen van mensen, een vaarwel beleven, wat hem herinnert aan de manier, waarop hij en zijn moeder de laatste keer afscheid hebben genomen …
Ooit wil hij weer reizen, alleen met het doel om gelukkig te zijn, om avonturen mee te maken, om zich de plaatsen te herinneren, waar hij met zijn moeder is geweest. Hij wil niet van het ene thuis naar het volgende reizen. Zo’n reis betekent altijd, dat hij verliest.
Hij staart uit het raam, terwijl de bomen hun herfstkleuren laten zien. Zijn vingers grijpen het versleten boek op zijn schoot. Het is het boek waarvan meneer Kaiser lijkt te weten, dat juist dit verhaal altijd met hem meereist. Meneer Kaiser heeft net zolang aangedrongen, totdat hij uiteindelijk het boek heeft meegenomen. Het is een goede eigenschap van de man om rekening te houden met zijn stille wensen. Vandaag is Wolfgang in stilte meneer Kaiser dankbaar voor zijn geduldig aandringen. Weet de man, hoeveel kracht het boek hem geeft? Hij pakt het boek steviger vast en denkt onwillekeurig weer aan zijn moeder.
Reizen met zijn moeder was leuk. Met een glimlach denkt hij terug aan de goede herinneringen uit die tijd. Hij mist zijn moeder en wil haar graag weer zien. Het liefste de gezonde en niet de verzwakte dame, die hij de laatste keer heeft gezien. De vastberaden dame, die hem heeft opgevoed, die haar leven heeft opgegeven voor hem, die haar best heeft gedaan goed voor hem te zorgen. Ze heeft de laatste keer hem een verhaal voorgelezen. Hij wil al die stemmen weer kunnen onthouden, kunnen oproepen in zijn geheugen. Hoopvol staart hij naar het versleten boek op zijn schoot. Zijn stille hoop blijft zonder antwoord. Hij kan zich geen enkele stem herinneren. Het maakt hem grenzeloos verdrietig.
Hij kijkt uit het raam van de auto, terwijl de tranen van rouw over zijn wangen druppelen. Hij doet geen moeite ze weg te vegen. Misschien vloeit in de tranen een deel van zijn verdriet mee weg. Het landschap vliegt aan hem voorbij op deze koude dag. Hij heeft een hekel aan reizen. Reizen betekent verdriet. Reizen betekent verliezen.