7 januari 2021

Geloof, hoop & liefde – 6 Is er nog hoop?

De eerste dagen na mijn thuiskomst liep ik als een zombie rond. Zodra ik alleen was, welden de tranen op in m’n ogen. Ik miste Nicolas verschrikkelijk, voelde me dood ellendig. Waarom had hij me nou niet uit laten praten? Waarom reageerde hij niet op m’n sms’jes? Waarom gaf hij me geen kans te vertellen hoe het zat? Ik kon het nauwelijks bevatten, nog maar een paar dagen geleden waren we zo gelukkig geweest. Dat kon toch niet zomaar voorbij zijn? Waarom had hij zo weinig vertrouwen in me gehad? Waarom dacht hij dat ik hem willens en wetens had bedrogen? Het deed zo’n pijn te beseffen dat hij niet in mijn liefde geloofde. Want zo voelde het…

Ergens was ik blij dat ik het niet eerder verteld had. Want dan had ik nooit mogen ervaren hoe het was om smoorverliefd te zijn. En al helemaal niet hoe het was als die liefde werd beantwoord… Want als ik heel eerlijk was, had ik vanaf het begin af aan eigenlijk al geweten dat er geen toekomst voor ons mogelijk was. Waarom was ik dan zo overstuur?

Ik maakte mezelf wijs dat dat kwam omdat we op zo’n lullige manier afscheid hadden genomen. En verweet mezelf dat vervolgens weer… Ik had nooit iets met hem moeten beginnen, want ik had geweten dat het niet kon. Het was mijn eigen schuld. Schuld… Dat gevoel werd steeds sterker. Ik had alles in mijn leven verprutst. Alles was mijn schuld. Annemarie’s dood… Thomas… En nu had ik Nicolas pijn gedaan, had ik hem tot op het bot toe gekwetst. Wat deed het er eigenlijk toe hoe ik me voelde? Ik had er gewoon een zootje van gemaakt.
Diep in m’n hart gaf ik Nicolas gelijk, ik was ook gewoon een klootzak. Ik kon hem geen ongelijk geven dat hij niks meer van me wilde weten.

Mijn moeder deed haar best me een beetje op te beuren, hoewel ze geen flauw idee had wat er aan de hand was. Ik liet ook helemaal niks los. Dit was mijn probleem, ik moest er zelf uit zien te komen. Ik kon haar toch moeilijk vertellen dat ik verliefd op Nicolas was en dat we met ruzie uit elkaar waren gegaan? Dan wist ze meteen dat ik homo was… En dan had je de poppen aan het dansen! Nee, dit moest ik alleen oplossen.

Thomas had wel in de gaten dat ik verdriet had. Hij kroop voortdurend op m’n schoot en knuffelde me. Om niks begon ik te huilen. Hij troostte me telkens weer.
“Niet huilen papa,” zei hij dan. “Het komt wel weer goed.”
Hij was de enige die me nog aan het lachen kreeg, de enige reden om ‘s ochtends mijn bed nog uit te komen. Als hij er niet was geweest, had ik mezelf net zo lief voor de trein gegooid. Ik kan me niet herinneren dat ik me ooit zo ellendig heb gevoeld. Ik was de man waar ik met heel mijn hart van hield, kwijt. Ik had me wel vaker zwaar ellendig gevoeld, maar nog niet eerder had ik het gemis om iemand waar ik zielsveel van hield, ervaren. Het sloeg me gewoon helemaal lam. Diep in mijn hart hoopte ik dat Thomas gelijk zou krijgen en dat alles goed zou komen, maar ik had er een hard hoofd in.

Waarom had ik hem ook niet meteen verteld dat ik een zoon had en getrouwd was geweest? Waarom had ik dat stelselmatig voor me uitgeschoven? Was ik er dan op voorhand al vanuit gegaan dat hij Thomas niet zou accepteren en niets meer met mij te maken wilde hebben als hij zou weten dat ik verantwoordelijk was voor de dood van Thomas’ moeder? Had ik dan zo weinig vertrouwen in zijn liefde gehad?
Hoe meer ik er over nadacht, hoe duidelijker het voor me werd. Ik had HEM moeten vertrouwen, ik had in ZIJN liefde moeten geloven! Ik kon mezelf wel voor m’n kop slaan! Blijkbaar kon ik me niet voorstellen dat hij werkelijk van mij zou houden als hij alles zou weten. Kon ik me niet voorstellen dat er überhaupt iemand van mij zou houden…

Ik kromp in elkaar. Van het één op het andere moment drong tot me door dat ik nog lang niet klaar was met alles wat er gebeurd was. Want dit had niks met hem te maken, dit had met mezelf te maken. Met mijn angst om afgewezen te worden vanwege mijn aandeel in Annemarie’s dood, mijn angst om door hém afgewezen te worden… Maar ook met mijn angst om m’n ouders kwijt te raken als ze zouden weten dat ik homo was en mijn angst om weer het onderwerp van allemaal roddels te zijn. Mijn huwelijk met Annemarie was destijds al flink over de tong gegaan. En toen overleed ze ook nog eens! Ik wist dat er heel wat mensen waren die haar dood zagen als een straf van God omdat wij seks voor het huwelijk hadden gehad. Wat zouden die mensen wel niet zeggen als ik nu ineens een vriend zou hebben? Hel en verdoemenis, dat zou mijn deel zijn! Rillingen liepen over m’n rug. En wat als Thomas daar de dupe van zou worden? Dat hij zijn vriendjes en familie kwijt zou raken, misschien wel naar een andere school zou moeten en dat hij het me kwalijk zou nemen? Nee, ik wist het zeker, ik kon dit niet, durfde dit niet. Angst had me ervan weerhouden de stap te zetten om met Nicolas verder te gaan.

Was de breuk met Nicolas dan onvermijdelijk geweest? Had ik het gewoon voor me uitgeschoven om zolang mogelijk met hem samen te kunnen zijn? Omdat ik diep in mijn hart wist dat ik er, hoe dan ook, niet mee door kon gaan? Zelfs niet als Nicolas mij wel zou willen? Was het daarom dat ik nu liever zwolg in zelfmedelijden in plaats van alles op alles te zetten om hem terug te winnen? Omdat ik homo was en er niet voor uit durfde te komen?

Deng! Dat kwam even hard binnen. Ineens wist ik dat ik eerst voor mezelf uit moest zoeken wat ik nou wilde voor ik ook maar enige poging deed om Nicolas te spreken. Dit ging veel verder dan een simpel misverstand… Was ik wel verliefd op hem? Of had ik gewoon de kans gegrepen om me eindelijk eens een keer te laten gaan zonder dat iemand het wist en zonder dat ik me daar schuldig over hoefde te voelen? Had ik mezelf voor de gek gehouden en me die hele verliefdheid ingebeeld? Was dit wat onze dominee bedoelde? Was dit die verleiding waar je niet aan toe mocht geven? Was ik de fout in gegaan?

Volgens onze dominee gruwelde God van seks tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Volgens mij gruwelde God van seks zonder liefde. Dat had hij me duidelijk laten merken nadat ik met Annemarie naar bed was geweest. Want daar had ik Thomas aan overgehouden, daardoor was zijn moeder overleden en dat had mijn leven volledig overhoop gegooid. Dus had ik me voorgenomen nooit meer met iemand naar bed te gaan waar ik niet van hield. Had ik mezelf daarom ingebeeld dat ik verliefd was op Nicolas? Om het goed te praten? Omdat ik het tegenover mezelf en God niet kon verantwoorden dat ik me zomaar overgaf aan lust?

Het antwoord was verrassend helder: nee. Vanaf het allereerste moment hield ik van hem. Dat had helemaal niks met seks te maken. Als ik aan Nicolas dacht, dacht ik aan slenteren op het strand, lekker tegen elkaar aanhangen in de kampvuurkuil, lange gesprekken, die prachtige ogen van hem, de lol die we samen hadden… Tuurlijk, ook aan zijn naakte lichaam tegen me aan en aan al die heerlijke vrijpartijen. Ik kon niet ontkennen dat ik gewoon vreselijk van hem had genoten. Maar dat kwam omdat ik van hem hield. Was hij dan toch de levenspartner die God voor mij in gedachten had? Ook het antwoord op die vraag was verrassend helder: jazeker! Nicolas was wel degelijk de man die door God op mijn pad gezet was, dat voelde ik gewoon. Een grote grijns verscheen op m’n gezicht. Ineens kreeg ik weer datzelfde gevoel als in Bretagne. Ik hield van hem, ik kon me mijn leven zonder hem niet meer voorstellen. Ik wilde helemaal niet zonder hem, ik moest er niet aan denken… Gek werd ik zonder hem!
Tranen sprongen in mijn ogen toen tot me doordrong dat dat, wat ik zo graag wilde, onmogelijk was. Ik had het verprutst, mijn kans was verkeken. Het was te laat… Mijn eigen angst had ervoor gezorgd dat ik de man waar ik van hield, de man die God voor mij bedoeld had, kwijt was. Ik wist het. En ik wist ook dat het nooit anders af had kunnen lopen, want ik durfde niet…

Onderuitgezakt zat ik op de bank, doelloos zappend langs tv kanalen. Thomas lag net in bed. Ik was inmiddels ruim een week thuis en nog steeds had ik niks van Nicolas gehoord. Na de drie sms-jes die ik hem in Bretagne had gestuurd, had ik nog een mail naar het info-adres van het park gestuurd waarin ik alles uitlegde, maar ook daarop was geen reactie gekomen. Ik wilde hem zo graag spreken, hem zeggen dat het me speet. Want ondanks dat ik hem niet bedrogen had, was ik wel degelijk niet eerlijk tegen hem geweest. Ik had geweten dat er voor ons geen toekomst mogelijk was omdat ik dat nooit zou durven. En toch had ik hem in die waan gelaten, mezelf ook trouwens. Ik zuchtte.
Ik wilde hem zeggen dat het nooit m’n bedoeling was geweest hem verdriet te doen. Ik wilde hem zeggen dat ik zo ongeveer dood ging omdat ik hem zo vreselijk miste. Ik wilde dat hij dat wist, dat hij niet zou denken dat ik niks om hem gaf. Want ik hield juist vreselijk veel van hem… In tranen pakte ik m’n telefoon. Drie woorden typte ik in… ‘Ik mis je’. Ik kikte op ‘verzenden’ en stopte m’n telefoon weer weg. Ik ging niet zitten wachten op een berichtje terug, dat kwam toch niet. Ik wilde gewoon dat hij wist dat ik aan hem dacht, dat ik hem miste, dat ik van hem hield. Misschien, heel misschien, kwam er ooit nog wel eens een dag dat ik het hem allemaal uit zou kunnen leggen. Misschien dat we dan in ieder geval als vrienden uit elkaar zouden kunnen gaan. Want hoeveel ik ook van hem hield, hoezeer het ook deel uitmaakte van God’s plan… Ik kon dit niet, ik durfde niet.

Wat een kut leven… Waarom had God mij homo gemaakt als ik dat niet mocht zijn? Tranen biggelden over m’n wangen.

M’n telefoon piepte. Ik wist niet hoe snel ik het ding weer uit m’n broekzak moest vissen. Mijn hart bonkte in m’n keel toen ik Nicolas’ naam op het scherm zag staan. ‘Ik jou ook,’ stond er. Nicolas!
Met trillende vingers typte ik een berichtje terug. ‘En ik hou van je…’

Geen reactie. De moed zakte me al weer in de schoenen. Waarom moest ik dat nou ook weer meteen zeggen? Hij geloofde me toch niet… Mijn ‘houden van’ had voor hem natuurlijk geen enkele betekenis meer. Hij dacht dat ik getrouwd was, dat ik hem bedrogen had. Ik moest voorzichtig zijn nu, hem eerst maar eens vertellen hoe het zat en hem duidelijk maken dat hij een overhaaste conclusie had getrokken. Daarna konden we altijd nog verder zien.

‘Sorry,’ typte ik snel nog een berichtje.
‘Geeft niet, ik snap het wel,’ verscheen er even later op m’n scherm.
Hij snapte het wel? Dat leek me sterk. Wat moest ik doen? Voor het eerst sinds de ruzie de avond voor mijn vertrek, reageerde hij. Deze kans mocht ik niet voorbij laten gaan.
‘Praten?’ typte ik.
‘Skype?’ typte hij terug, gevolgd door zijn Skype-naam.

Opgewonden startte ik m’n laptop op. Van het één op het andere moment was mijn sombere stemming omgeslagen in blijdschap.
“Rustig blijven nu, Michael,” sprak ik mezelf toe. “Geen stomme dingen zeggen, niks overhaasten…”
Met bonkend hart voegde ik hem aan m’n contactpersonen toe en vroeg om verbinding. Nog geen minuut later was hij er.

“Hoi,” begon ik aarzelend.
“Hoi,” reageerde hij kortaf. Zijn mooie blauwe ogen keken me ijskoud aan.
Ik rilde. Zo kende ik hem helemaal niet.
“Hoe gaat het met je?” vroeg ik voorzichtig.
“Wat denk je zelf?” reageerde hij cynisch.
“Sorry,” mompelde ik schuldbewust. “Het is echt nooit m’n bedoeling geweest je verdriet te doen. Het spijt me zo…”
Hij zuchtte en knipperde verdacht met zijn oogleden. “Ik snap het wel Michael,” zei hij zachtjes.
“Nee Nicolas, je snapt het helemaal niet,” reageerde ik. “Ik heb je helemaal niet bedonderd. Ik hou echt zielsveel van je…”
Hij kromp in elkaar toen ik het zei.
“…maar het kan gewoon niet,” maakte hij, wederom cynisch, mijn zin af.

Mijn God, hij maakte het me niet gemakkelijk! Maar ik kon me zijn houding wel voorstellen. Als hij werkelijk dacht dat ik hem bedrogen had, was het niet vreemd dat hij zo reageerde.
“Nicolas ik…”
“Zeg het nou maar gewoon, Michael,” onderbrak hij me. “Ik kan het wel hebben, hoor. Ik heb de afgelopen week ook nagedacht. En ik snap je echt wel. Misschien zou ik wel hetzelfde hebben gedaan als ik in jouw schoenen had gestaan.”
“Nicolas, je begrijpt het niet!” Met tranen in m’n ogen keek ik hem aan. “Ik ben allang niet meer getrouwd.”
“Je denkt toch niet serieus dat ik dat geloof, hè?” reageerde hij spottend. “Geen abortus, verplicht trouwen. En dan ga jij me nu vertellen dat je wel mocht scheiden? Man, hou toch op met je praatjes!” Zijn mooie ogen spuwden vuur.
“Nicolas, stop! Verdomme man, waarom luister je niet gewoon naar me?” onderbrak ik hem wanhopig.
Ik schrok van mezelf, hoorde mezelf vloeken. Dat deed ik normaal gesproken toch nooit!

Het deed me vreselijk pijn hem zo te horen praten. Was dit nu de man waar ik zo zielsveel van hield? Hij gaf me geen enkele kans… Ik moest mezelf dwingen rustig te blijven, had de neiging tegen hem te schreeuwen. Te schreeuwen dat hij z’n kop moest houden. Dat hij me vreselijk kwetste door me niet te vertrouwen. Dat ik niet kon begrijpen dat hij werkelijk dacht dat ik hem zo zou bedonderen. Dat hij toch wist dat ik van hem hield. Dat hij toch ergens moest weten dat er een verklaring zou zijn…

De wetenschap dat hij zo reageerde omdat hij vreselijk gekwetst was, weerhield me ervan. Mijn God, wat had ik hem aangedaan? Hij deed zo z’n best zich groot te houden maar het was overduidelijk dat hij kapot was. Kapot van verdriet, omdat hij werkelijk dacht dat ik hem willens en wetens besodemieterd had. Ik moest dit misverstand zo snel mogelijk uit de wereld helpen.
“Annemarie leeft niet meer,” gooide ik eruit, voor hij me weer kon onderbreken. “Ze is overleden toen Thomas geboren werd. Ik zorg al meer dan vier jaar alleen voor mijn zoon. Met de hulp van mijn ouders, wel te verstaan.”
Hij keek me strak aan, alsof hij probeerde in te schatten of het waar was wat ik zei. Uit niets kon ik opmaken wat hij dacht. Mijn hart bonkte in m’n keel van spanning.
“Oké,” zei hij uiteindelijk. “Ik luister.”
Ik haalde diep adem en begon te vertellen.

“Ik heb je verteld dat haar vader wilde dat wij zouden trouwen, hè?”

Geen reactie.

“Nou, een maand later was het zover. We hadden geen geld, kwamen beiden net van school en konden ons geen eigen woonruimte permitteren. Omdat het huis van mijn ouders te klein was voor ons, trokken we noodgedwongen bij Annemarie’s ouders in. Annemarie was een nakomertje. Ze had zeven broers en zussen waarvan de oudste tweeëntwintig jaar ouder was dan zijzelf. Haar broers en zussen waren allemaal het huis al uit, dus er was plek zat. Van één van haar zussen kregen we haar afgedankte babyspullen. Wat konden we anders dan er blij mee zijn?”

Ik hield Nicolas goed in de gaten. Hij keek me alleen maar strak aan. Uit niets kon ik opmaken wat hij dacht.

“Bij Annemarie thuis was alles een stuk strenger dan bij ons thuis. Haar ouders waren dan ook een flink stuk ouder dan die van mij. Mijn schoonvader gunde me geen enkel pleziertje, hij vond dat ik me met serieuzere zaken bezig moest houden. Hij wreef me voortdurend onder m’n neus dat God me mijn zonden zou vergeven als ik berouw toonde. Volgens hem nam ik dat niet serieus genoeg. Ik voelde me al zo schuldig en hij wreef het er nog dieper in. Hij hield me voor dat ik niks te willen had, ik mocht blij zijn dat ik er zo goed vanaf gekomen was. Ik moest maar een baan gaan zoeken om mijn vrouw en kind te kunnen onderhouden.”

Nicolas schudde zijn hoofd. Deed hij dat nou omdat hij de houding van Annemarie’s vader vreemd vond, of geloofde hij me niet?

“Gelukkig staken mijn ouders daar een stokje voor. Ze boden aan financieel bij te springen zodat ik kon gaan studeren. Dan had ik later in ieder geval meer mogelijkheden, zeiden ze. Annemarie’s vader legde zich er, onder druk van mijn ouders, uiteindelijk bij neer.”

Ik keek hem aan. De blik in zijn ogen was zachter geworden, meer zoals ik hem kende… Enigszins opgelucht vervolgde ik mijn verhaal.

“Vijf maanden later, op elf februari, begonnen de weeën. Zoals gebruikelijk in streng gelovige gezinnen, zou de bevalling thuis plaatsvinden. Ik had dat liever anders gezien, maar mijn schoonvader was onvermurwbaar. Zijn vrouw had acht kinderen thuis gebaard en dat was allemaal prima gegaan. En zijn wil was wet, want ondanks dat zijn dochter en ik op het punt stonden zelf vader en moeder te worden, zag hij ons niet als twee volwassenen. ”

“Jezus, Michael… Wat een lul,” stootte Nicolas onverwacht uit.

Ik glimlachte flauwtjes en ging verder. “Mijn vrouw had ondertussen al ruim twintig uur weeën. Ik wilde de verloskundige bellen, maar mijn schoonvader zei dat dat nog niet nodig was. Pas als de weeën om de vijf minuten kwamen, dat was vroeg genoeg, zei hij. Ik moest op God vertrouwen, als het Zijn wil was, zou alles goed komen.”

Opnieuw schudde Nicolas zijn hoofd. Wat ging er in hem om? Ik kon er geen hoogte van krijgen.

“Maar de weeën bleven maar komen zonder dat er echt iets gebeurde. Annemarie raakte vreselijk uitgeput, bovendien kon ze de pijn nauwelijks nog verdragen. Het sneed me door m’n ziel haar zo te zien lijden. En het enige dat haar vader deed, was bidden. Toen nam ik een besluit zonder met haar vader te overleggen, ik deed het gewoon. Ik liep naar buiten, belde de verloskundige en legde uit wat er aan de hand was. Ze kwam onmiddellijk. Annemarie’s vader was woedend. Hoe haalde ik het in mijn hoofd om tegen zijn wil in te gaan! Maar de verloskundige zag de ernst van de situatie in en belde direct een ambulance. Kordaat zette ze Annemarie’s vader buitenspel. Ze richtte zich uitsluitend tot Annemarie en mij en stuurde mijn schoonvader de kamer uit. Ze benadrukte dat het goed was geweest dat ik gebeld had omdat het niet goed ging. Mijn vrouw had flink koorts en was uitgeput door de urenlange weeën. Ze had nog nauwelijks ontsluiting en de baby kreeg het benauwd. Het was zaak om zo snel mogelijk in het ziekenhuis te komen.”

Ik slikte een keer flink. Terugdenken aan die avond viel me zwaar. De afgelopen jaren had ik alles steeds zo ver mogelijk weggestopt. Alleen als Thomas jarig was, dan kon ik het niet stoppen, dan speelde alles zich telkens opnieuw als een film in m’n hoofd af. Het liefst wilde ik er nooit meer aan denken, laat staan erover praten, maar het moest. Nicolas moest alles weten. Dus ging ik door…

“Met loeiende sirenes werd Annemarie naar het ziekenhuis vervoerd. Haar ouders gingen niet mee, zij weigerden medische hulp te aanvaarden en waren het er absoluut niet mee eens. In het ziekenhuis onderging mijn vrouw een spoed keizersnee. En toen ging het helemaal mis.”

Met vochtige ogen keek ik Nicolas aan. Vergiste ik me nou of koste het hem ook moeite het droog te houden?

“Ze heeft onze zoon nog even vastgehouden voor ze overleed,” besloot ik met trillende stem. Alle emoties van toen kwamen opnieuw boven. Mijn wanhoop, mijn woede, mijn verdriet, mijn blijdschap omdat ik een zoon had, paniek, omdat het mijn schuld was dat Annemarie overleden was… Voor de zoveelste keer realiseerde ik me hoe vreselijk stom ik bezig was geweest. En dat alleen maar omdat ik homo was en er niet voor uit durfde te komen…

“Ik was zo kwaad op mezelf,” ging ik verder. “Ik had nooit met haar naar bed moeten gaan, of tenminste een condoom moeten gebruiken. Ik had aan moeten sturen op een abortus in plaats van met haar meegaan om het haar ouders te vertellen. Ik had tegen haar vader in moeten gaan toen hij een ziekenhuisbevalling weigerde. Ik had haar toch beloofd dat ik goed voor haar en ons kind zou zorgen? Waarom had ik dan naar haar vader geluisterd? Ik vond mezelf een enorme lul omdat ik zo met me had laten sollen. En nu was ze dood… door mijn schuld.”

Tranen stroomden ondertussen over m’n wangen. Nicolas draaide onrustig heen en weer. Nog steeds zei hij niks maar ik kon zien dat wat ik vertelde, hem raakte. Hij knipperde driftig met zijn ogen, deed duidelijk moeite zijn eigen tranen de baas te blijven. Ik snoot mijn neus een keer flink en ging verder.
“Mijn ouders vingen me, zo goed en zo kwaad als dat ging, op. Zij hebben Annemarie’s ouders uiteindelijk ook verteld dat hun dochter overleden was en dat ze een kleinzoon hadden. Ik kon het niet opbrengen, durfde ze niet onder ogen te komen. Ik wilde maar één ding, bij m’n zoon zijn. Want vanaf het allereerste moment dat ik hem in mijn armen hield, was ik verkocht. Dat kleine jongetje was van mij…”

Nicolas staarde met nietsziende ogen voor zich uit. Dacht ik zo-even al dat zijn ogen vochtig waren, nu wist ik het zeker. Langzaam gleed er een traan over zijn wang.

“Mijn ouders haalden mijn spullen op bij m’n schoonouders. Ze kochten een nieuwe babykamer voor Thomas, wetende dat ik die ouwe troep van Annemarie’s zus liever niet wilde hebben. Kompleet verslagen, stond ik, vier dagen later, met Thomas in mijn armen, aan haar graf. Sindsdien heb ik voor hem gezorgd.”

Ik deed maar geen moeite meer mijn tranen tegen te houden, dat lukte toch niet. Zwijgend keek ik Nicolas aan.
“Ik weet niet wat ik zeggen moet Michael,” zei hij zachtjes. “Ik moet hier over nadenken. Geef me alsjeblieft even tijd.”
Ik knikte, slikte de brok in m’n keel weg.
“Morgen zelfde tijd?” vroeg hij.
Ik knikte opnieuw. Het volgende moment was hij weg. Verslagen staarde ik naar het lege scherm. Tranen stroomden over mijn wagen.

Na een tijdje zo gezeten te hebben, sloot ik m’n laptop af en kroop in bed. Verdoofd lag ik op m’n rug voor me uit te staren. De slaap wilde niet komen en de hele nacht lag ik te woelen. Wat moest ik nou? Hij wist nu in ieder geval dat ik hem niet bedonderd had. Dat mijn liefde voor hem wel degelijk echt was. Zou hij me nog een kans geven? En wat wilde ik dan? Ik wist het wel, ik wilde bij hem zijn. Gewoon, voor altijd. Geen gedonder, gewoon samen gelukkig zijn. Maar durfde ik dat? Kon ik dat? Kon ik gelukkig zijn als ik alles achter me moest laten? Verhuizen, m’n ouders nooit meer zien, Thomas die al z’n vriendjes en familie kwijtraakte…
In Bretagne had ik mezelf wel eens afgevraagd of het niet vreselijk egoïstisch van me was om m’n eigen geluk na te jagen ten koste van mijn familie. Inmiddels wist ik dat daar het probleem niet zat. Ik was gewoon bang, ik durfde de stap niet te zetten uit angst. Angst om afgewezen te worden, bang voor nog meer schuldgevoel.

Tegen de ochtend stond ik geradbraakt op. Ik besloot mijn moeder te vragen of Thomas tot morgen bij hun kon logeren want ik wilde alleen zijn als ik Nicolas weer zou spreken. Ik had geen flauw idee hoe dat gesprek zou verlopen, maar één ding wist ik wel… Het zou niet gemakkelijk worden. Mijn moeder, die, al vanaf dat ik terug was gekomen van vakantie, in de gaten had dat er iets mis was, reageerde gelukkig goed. Natuurlijk kon Thomas bij hun logeren. Als het nodig was, kon hij ook nog wel langer blijven. Ze drukte me bezorgd op het hart geen gekke dingen te doen. Ik stelde haar gerust, zei dat ik gewoon even wat tijd voor mezelf nodig had.

Eenmaal alleen, werd ik steeds nerveuzer. Het uur van de waarheid kwam veel te snel dichterbij. Wat wilde ik nou? Wilde ik dat hij me nog een kans gaf? Durfde ik dat aan? Want dat betekende onherroepelijk dat ik moest vertellen wat er aan de hand was. Dat betekende dat ik misschien wel alles wat ik had, kwijt zou raken. En wat als ik dat niet aandurfde? Kon ik de rest van m’n leven zonder hem? Mijn hart kromp samen bij de gedachte… Ik zuchtte. Misschien moest ik eerst maar eens afwachten wat hij wilde.

Ruim voor acht uur zat ik achter m’n laptop. Mijn hart bonkte in m’n keel, dit zou het uur van de waarheid worden. Ik had hem nog lang niet alles verteld. Hij wist nou weliswaar dat Annemarie overleden was maar hij had nog geen flauw idee van de rest. Als hij wel met me verder wilde, moest hij dat allemaal weten. Ik wilde volkomen eerlijk tegen hem zijn. Hij moest weten hoe vreselijk bang ik was en vooral, waarom dat zo was. Ergens hoopte ik bijna dat hij er definitief een punt achter wilde zetten. Het zou me heel wat moeite kosten over hem heen te komen, maar uiteindelijk zou het wel lukken. Dan kon ik in ieder geval veilig in m’n schulp blijven, hoefde niemand er iets van te weten. Want ik wist wat de onherroepelijke consequentie was als ik hem opnieuw toe zou laten in mijn leven. Dan was er echt geen weg meer terug, dan moest ik… Ik had gewoon buikpijn van de spanning, ik wist wel wat ik wilde maar vond het doodeng. Mijn hart ging uit naar die man in Frankrijk, ik kon me de rest van mijn leven zonder hem werkelijk niet voorstellen.

Waarom was dit dan zo eng? Ik vertrouwde hem toch? Ik wist wat hij voor me voelde, hij zou me niet laten vallen, nooit. Zat daar mijn grootste angst? Dat ik helemaal alleen achter zou blijven? Dat Nicolas over een tijdje genoeg van me zou krijgen en dat dan zou blijken dat ik alles voor niks op het spel had gezet? Was het dan toch een gebrek aan vertrouwen in zijn liefde? Waar was ik nou het meeste bang voor? Dat m’n ouders me zouden laten vallen? Of dat Nicolas dat uiteindelijk zou doen? Of nog erger… Het zweet stond me in de handen. Ik wilde hem niet kwijt. Dat kon gewoon niet. Ik hoopte zo dat hij me kon vergeven. Of eigenlijk, dat hij me weer zou kunnen vertrouwen. Want ik hield van hem. Niet gewoon een beetje, maar echt met heel mijn hart. Ik kon me niet voorstellen dat er ooit iemand anders zou komen voor wie ik hetzelfde zou voelen.

Met een enorme knoop in m’n maag wachtte ik tot hij online zou komen. De minuten kropen voorbij… Geen Nicolas. Waar was hij? Hij zou toch wel komen? En wat als hij niet kwam? Betekende dat dan dat het echt over was? In m’n kop maalde van alles rond. Ik raakte in paniek. Net nu ik weer een beetje hoop had dat het misschien allemaal toch nog goed zou komen, liep het helemaal mis. Verslagen staarde ik naar het scherm. Elke minuut dat het langer duurde, werd de knoop in mijn maag groter en drong het besef dat ik hem kwijt was, verder door. Tegen half negen wist ik het zeker, het was over. Nicolas wilde me niet meer zien. Misschien dat ik nog een sms-je zou krijgen waarin hij afscheid nam, maar meer zou er wel niet meer inzitten. Ik voelde me leeg. Kapot. Doelloos. Schuldig… Weer had ik het verprutst. Waarom kon er nou nooit eens gewoon iets goed gaan in mijn leven? Waarom in Godsnaam maakte ik er steeds zo’n puinhoop van?
Zoals de afgelopen dagen al zo vaak was gebeurd, schoten de tranen me weer in de ogen. Waarom hielp God mij niet? Waarom liet Hij me zo aanmodderen? Ineens wist ik het. Natuurlijk! Ik had Hem al een hele tijd niet meer gesproken. God wilde toch dat ik gelukkig zou worden? Waarom vroeg ik Hem dan niet gewoon om hulp? Ik sloot mijn ogen…

“Heer, ik ben zo stom bezig geweest. Ik heb U zo vaak gevraagd iemand op mijn pad te zetten om mijn leven mee te delen. U heeft mijn gebeden verhoord en Nicolas in mijn leven gebracht en daar ben ik U heel dankbaar voor. Maar in plaats van uw geschenk met vertrouwen te aanvaarden, heb ik het met angst ontvangen. En nu pas, nu het misschien wel te laat is, zie ik hoe stom ik ben geweest. Heer, geeft U mij alstublieft een kans om het goed te maken en hem te vertellen dat het me spijt. Als het niet voor mij is, dan voor Nicolas. Hij mag niet de dupe worden van mijn stommiteiten. Heer, U weet als geen ander hoe bang ik ben. Help mij alstublieft, ik kan dit niet alleen. Amen.”

Een vreemde rust kwam over me. God zou me helpen. Wat er ook zou gebeuren, ik was niet alleen. Hij zou me er doorheen slepen. Ik moest alles gewoon maar laten gebeuren en vertrouwen op God dat het goed zou komen. Wat dat ‘goed’ dan ook mocht betekenen… Voor het eerst nadat ik thuis was gekomen, voelde ik me rustig. Ik had weer hoop.