4 december 2021

Een Bijzondere Kerst – 8

Vijf jaar later … eerste kerstdag

Met een diepe kreun werd een van beide slapers in het tweepersoonsbed wakker. Het traditionele kerstgezang op diverse plaatsen in het dorp vanaf zes uur in de ochtend wekte hem. Geen wonder. Het groepje zangers posteerde zich altijd – zoals het hoort bij een traditie – ook bij de lantaarnpaal bij de oprit naar het huis. Hij draaide zich op zijn linkerzij en legde een arm om zijn bedgenoot heen, die met zijn rug naar hem toe lag en waarvan hij wist dat hij al wakker was. Luisterend naar het ‘Engelkens door ’t luchtruim zwevend’ bleven ze beiden stil liggen en hielden ze die stilte vast totdat de zangers naar een andere locatie verkasten.

“Ook wakker?”

“Ja. Jij al eerder, hè?”

“Ja. Ik kon niet zo goed slapen.”

“Logisch. Gisteren was het een moeilijke dag voor je.”

“Ja. Waar een ander het voorbije jaar terugkijkt in de oudjaarsnacht, verjaardag of een andere moment, doe ik dat altijd in de kerstnacht. Gewoon omdat het op 24 december ook allemaal voor mij veranderd is.”

“Ja. Ik weet het.”

“Het vreemde toeval da… ”

“Ik geloof niet in toeval. Jij?”

“Ik weet het niet. Maar ik geloof er in elk geval niet in dat alles voorbestemd zou zijn. Dat alles precies volgens een plan dat wij niet kennen moet plaatsvinden en het alternatief … dat noem ik dan maar toeval. Maar … tja … ”

“Het doet er niet ook niet toe, schat. Het meest belangrijke is dat er een wijziging kwam in jouw leven. Dat er een positieve draai werd gegeven zodat alles voor jou kon gaan veranderen.”

“Maar is echt alles veranderd?”

“Jij bent veranderd. Zo denk ik. Jij hebt die dag vijf jaar geleden voor het eerst aan iets geroken dat je heel graag wilde. En dat zette jou er toe aan om dingen anders te willen.”

“Maar zij niet.”

“Nee. Je ouders niet. Helaas.”

“Heb ik er goed aan gedaan om volledig met ze te breken?” Henri kon zich dat laatste gesprek bij hem thuis, dat heel kort had geduurd, helemaal voor de geest halen.

“Hoe voelt het voor jou?”

De jongen draaide zich om zodat hij de bezitter van de diepe, donkere, nog wat ietwat slaperig krakende stem kon aankijken in het donker van de kamer. Het duurde even voor hij de ogen van zijn partner zag. Die mooie ogen. “Geef me een antwoord alsjeblieft.”

“Je kunt niet eeuwig blijven trekken aan een dood paar, lieverd!”

“Wat is dat nou weer voor een opmerking! Die ken ik niet!” Er werd wat gegniffeld door beiden en toen hij merkte dat er een uitleg aan zat te komen, legde Henri een vinger op de mond van zijn vriend. “Nee, je hoeft het niet uit te leggen. Ik snap het al. Aan een paard trekken doe je met de bedoeling om het dier in beweging te krijgen. Aan een dood paard trekken heeft geen zin want het beest is dood en zal dus, hoe hard je ook trekt, niet in beweging komen. En mijn ouders zijn dat dode paard.”

“Ja. Je hebt ze ruim vier jaar lang de tijd gegeven om met jou mee te bewegen. Je hebt hen duidelijk gemaakt dat het voor jou anders moest omdat je anders geen adem meer kreeg. Je hebt absoluut niets onmogelijks van hen gevraagd maar … ze zijn niet in staat gebleken ook maar iets in jouw richting te komen.”

“Ze hebben jou bijvoorbeeld nooit willen ontmoeten.”

“En dat vond ik niet erg.”

“Maar ik wel! Ik wil niet dat jij je wegcijfert! Jij bent belangrijk voor mij! Ik wil dat ze mij nemen zoals ik ben. Ik ben homo. Een homo die een heel lieve vriend heeft en daarmee moeten ze het doen!” klonk het boos.

“Ik kan me jouw boosheid en verontwaardiging heel goed voorstellen, lieverd, maar je ouders … heb je helaas niet kunnen bereiken.”

“Ik denk dat het komt omdat het al zo lang heeft geduurd voor hen.”

“Uhhh … hoe bedoel je?”

“Het zat er al zo diep ingesleten, te diep ingesleten voor hen om hun manier van leven te wijzigen. En ja, het was dus bijna vijf jaar lang trekken aan een dood paard.” Beiden schoten ze in de lach.

“Luister! Je kunt het gezang verderop nog horen.”

“Ja. En altijd beter om zo gewekt te worden dan door Guus die onze kamer binnen komt stappen terwijl hij op zijn blikken trommel slaat.”

“Hij oefent, Henri! Dat moet je waarderen en aanmoedigen. Hij wordt vast een heel goede drummer.”

“Meld hem vast aan bij Slagerij Van Kampen, zou ik zo zeggen.”

“Nee, joh, hij moet net als jij zelf kiezen wat hij wil worden. Als ik … nee, sorry.”

“Niets verzwijgen. Maar … ik weet wat je bedoelt. En … je moet gewoon blijven praten hoor! Je niet inhouden omdat je mij wilt sparen. Ik heb klote ouders! Ouders die gewoon onmenselijk zijn, die mijn hele leven hebben willen besturen en dat ook deden. Een schoolkeuze na de basisschool was er niet voor mij. Een prestigieuze school was het enige dat in aanmerking kwam. Studeren nadien? Prima maar dan wel bedrijfseconomie en internationaal recht want dat had papa tenslotte zelf ook gedaan.”

“En gelukkig heb jij wel gekozen wat je zelf wilde.”

“Ja. Maar dat maakte er de sfeer thuis niet beter op.”

“Maar?” klonk het niet zozeer als een vraag maar meer als een uitdaging om de toon van het gesprek te wijzigen.

“Ik weet het. Ik kon altijd bij mijn nieuwe familie terecht. Mijn familie die me had geaccepteerd zoals ik was vanaf het allereerste moment dat ik daar op kerstavond 2005 over de vloer kwam.”

“Zin in seks?”

“Nee, man! Ik ben nog hartstikke moe!”

“Het werd te laat, nietwaar?”

“Dat wel maar het was enorm gezellig zo met z’n allen en dat Bonenspel moest uitgespeeld worden.”

“Je bent een fanatiekeling geworden, Henri. Je hebt niet alleen maar goede dingen over genomen van je nieuwe familie.”

“Hahaha, als je met jouw familie een spelletje doet, dan komt dat fanatieke vanzelf. En jij? Hoe voelt kerst 2010 voor jou?”

“Hoe bedoel je?”

“Zoals ik het zeg. Voor jou veranderde er ook het een en ander vijf jaar geleden.”

“Laten we nog maar even wat gaan slapen.”

“Nee, praat erover alsjeblieft. Het is altijd goed om te reflecteren.”

“Hoe laat is het kerstontbijt?”

“Je ontwijkt de vraag, schat!”

“Oh ja, acht uur,” gaf de vraagsteller zichzelf het antwoord

“Wel vroeg, hè?”

“Maar de kleintjes zijn dan allang wakker en hebben waarschijnlijk al iets van het ontbijt achter de kiezen, voor zover aanwezig, en die twee kun je niet al te lang op een houtje laten bijten.”

“Mooi gezegd. Hé, hoor! Guus is al wakker.”

“Hmmm, leuk voor zijn ouders. Die hadden ook wel willen uitslapen, denk ik.”

“Jammer dan. Wat doe je?”

“Ik ga even vragen of het ontbijt naar voren gehaald moet worden.”

Henri bleef rustig liggen. Opnieuw hoorde hij, heel in de verte nu, een kerstlied. Waarschijnlijk waren de zangers nu aanbeland bij het bedrijf van de vader van Mathieu. Daar kregen ze, zo wist hij, na het laatste liedje warme chocolademelk en kerstbrood. “En?” vroeg hij toen zijn bedgenoot weer terug was en zich tegen hem aan had genesteld. “Eten we eerder?”

“Ja. De douche is nu bezet. Zodra wij er gebruik van kunnen maken kloppen ze op onze deur.”

“Moet ik me scheren?”

“Nee, joh, niet doen. Zo’n stoppelbaardje staat je leuk.”

“Scheelt gewoon een hoop tijd.”

“Wat nog meer tijd scheelt, is als je een keer van me af weet te blijven onder de douche!”

“Weet je wat?”

“Nou?”

“Achter in de tuin is ook een dou… ”

“Jij bent gek! Het vriest buiten! Er ligt een pak sneeuw!”

“Ik bedoel dat jij daar dan maar moet gaan douchen dan blijf ik zeker van je af want ik blijf lekker binnen! En dat je me uitmaakt voor gek, daar kijk ik niet van op. Wie met pek omgaat?”

* * *

Ze zaten allemaal rond de tafel. Iedereen was onder de douche geweest en bijna bij iedereen zaten de haren netjes in model. Alleen bij Jem en Guus was er, zoals gewoonlijk, geen model in te bekennen: een familietrekje. De kaarsen op tafel waren aangestoken en het licht gedempt. Ieder had de hand van zijn linker en rechter buur beetgepakt en even was er een moment van stilte geweest. Sommigen sloten hun ogen, anderen niet. Tinie liet als eerste de handen die ze beethad los, ten teken dat de maaltijd kon beginnen. Riet, de jongste van de familie, verbrak de stilte door heel verwonderd haar handen in de lucht te heffen en ‘Ohhhhhhhhhhhhh’ te roepen. Iedereen moest lachen. De kleine keek geschrokken om zich heen vanwege het effect dat ze scheen te hebben op de rest. Toen ze zag dat haar broer begon te lachen, deed ze dat zelf ook maar.

“Ahum,” klonk het toen het gelach was verstomd. “Ik zou graag iets willen zeggen.”

“Ik heb honger,” reageerde Guus.

“Ik ook,” zei Jem en hij pakte een krentenbol en gaf die aan Guus. Ook de ruim één jaar en twee maanden Riet kreeg iets aangereikt aan de andere kant van de tafel.

“Kan ik?” vroeg degene die om aandacht had gevraagd aan Jem.

“Ja, hoor. Van mij mag je maar ga je echt speechen?”

“Jem! Houd nu eens je mond!” vermaande Tinie haar zoon.

“Ik … ” Maar verder kwam Jem niet vanwege een trap tegen zijn benen. “Ik ben al stil. Braaf, hè.” Een tweede schop volgde.

“Af en toe,” hernam de spreker het woord, “denk ik wel eens dat ik in een gekkenhuis ben beland.”

Jem wilde reageren maar een arm werd om zijn middel geslagen en zo strak aangetrokken dat hij begreep dat hij nu toch echt zijn mond moest houden.

“Maar wel een leuk gekkenhuis. Een echte familie. Vijf jaar geleden ontmoette ik het eerste lid ervan. Een kennismaking via een chat. Bijzonder. Maar wel eentje die me bijbleef. Ik ontmoette een heel leuke vrouw.”

“Mijn moeder is leuk,” wist Jem ondanks de sterk aangetrokken arm om hem heen uit te brengen.

“En … wat me ook al heel snel duidelijk werd was dat als ik ooit iets met haar zou beginnen … ik haar zoon voor lief moest nemen.”

“Ma, heb je dat echt zo gez… ”

“Jem!”

“Eerst chatten we. Daarna waren er een aantal ontmoetingen op neutraal terrein. Heel veel ontmoetingen eigenlijk want ze schermde haar privéleven flink voor me af. Ik hoorde er wel het een en ander over, vooral over Jem,” de redevoerder keek naar de zoon van zijn vriendin maar kreeg geen, gelukkig geen, respons en kon dus verder gaan. “Pas in het nieuwe jaar, alsof het een goed voornemen was, nodigde ze me bij haar thuis uit. En … het was een gedenkwaardig bezoek. Jem was … heel anders dan ik verwacht had,” klonk het plagerig, “een heel leuke jongen met heel goede manieren eigenlijk.”

“Mam???”

“Jem???”

“Je moeder had alleen maar lovend over je gesproken, Jem. En ik kon niet anders dan dat beamen. Maar … je zult begrijpen, Jem, dat ik meer aandacht had voor je moeder. Op haar was ik namelijk verliefd geworden. Ja. Tijdens ons chatten eigenlijk al. Ze was … ”

“Moeilijk te omschrijven, hè Cor?” kwam Jem de levensgezel van zijn moeder tegemoet.

“Voor mij was ze in één woord fantastisch.” Cor zag dat Tinie wilde protesteren en ging snel verder. “Ja. Gewoonweg fantastisch. Mijn leven veranderde compleet en het geluk lachte me toe ineens. Alles werd anders. Alles werd vrolijker want Tinie was bijna altijd vrolijk. Wist met haar gekkighei… ”

“Een echt familietrekje,” bracht Henri te berde.

“Ja, dat is zo. Ik heb wel eens gehoord dat die drie,” en Cor wees met zijn vinger drie personen rond de tafel aan, “zichzelf wel eens de drie musketiers hebben genoemd. En daar hebben ze helemaal gelijk in. Het is een trio dat je gewoonweg nooit uit elkaar zult kunnen krijgen. Ze gaan voor elkaar door dik en dun. En hebben ze je eenmaal opgenomen in hun bondgenootschap dan geldt dat ook voor jou. Voor mij veranderde er heel veel ten goede en dat dank ik aan de musketiers.”

“Dat viel me mee,” zei Jem.

“Wat bedoel je nou weer,” wilde zijn moeder weten.

“De lengte van die speech. Ik heb hem wel eens langer horen praten achter elkaar.”

“Achter elkaar? Je onderbrak hem iedere keer!”

“Nog wat eten, Guus,” verplaatste Jem heel handig de aandacht naar de driejarige. Guus wilde nog wel wat en Jem smeerde een halve boterham voor hem met Nutella maar niet nadat hij hem de inhoud van de pot had laten zien want sinds kort had Guus een grote belangstelling voor de voorraad die in huis was.

“En dan … dan wil ik ook nog iets zeggen,” zei Henri.

“Gaat dit zo door? Wanneer kunnen we nou gaan bikken?” bracht Jem in voordat Henri verder kon gaan.

“Bikken!” papegaaide Guus Jem.

“Kunnen we hem niet beter buiten de deur zetten?” vroeg Henri terwijl hij de kring rondkeek.

“Misschien wel een goed idee,” was Jacob van mening, “want dan kunnen we straks echt gaan eten en duurt het niet nog langer door al zijn onderbrekingen.”

“Weet je wat? Ik zeg helemaal niets meer!” sprak Jem verongelijkt. “Maar ik ga wel eten want ik heb echt honger.” En Jem voegde de daad bij het woord, pakte een plak suikerbrood, besmeerde dat met roomboter en nam een eerste hap. “Je mag gerust verder gaan hoor, Henri. Laat je door mij niet storen,” klonk het slecht verstaanbaar vanwege Jems volle mond.

“Soms … ” verzuchtte Tinie.

“Oké. Vijf jaar geleden op kerstavond belandde ik na lijfelijk contact met Jacob in deze familie. Een gedenkwaardig moment want vanaf dat moment ben ik blijven hangen hier en bij Jacob thuis,” stak Henri van wal. “Ik was van plan om die kerst alleen te zijn maar het liep allemaal heel anders. Die botsing kwam en toen ik Jacobs bril had opgeraapt en weer weg wilde gaan, hield hij me staande. Dat zorgde ervoor dat mijn belagers me konden inhalen en al snel waren we beiden omringd door vier knapen die weinig goeds van zin hadden. De kerstsfeer met ‘vrede op aarde’ en zo daar hadden ze waarschijnlijk nog niet van gehoord. Jacob liet een mooi stukje toneelspel zien en wist ervoor te zorgen dat ze verdwenen. Maar het was me toen al duidelijk dat als het op een vechtpartij zou zijn uitgelopen Jacob aan mijn zijde had gestaan en dat hij zijn vuisten zou hebben gebruikt.”

“Jacob, toch!” klonk het ergens aan tafel.

“Het werd een heel bijzonder kerst dat jaar. Ik … ik genoot met volle teugen. Voor het eerst in mijn leven had ik een kerst met een kerstboom die prachtig was. Een kerstboom zo ik hem altijd al gewild had. Net zo een als daar nu staat,” zei Henri en wees de boom aan. “Een boom met sfeer. Een boom vol van leven. En dat … dat had ik vijftien jaar lang bij mij thuis gemist. Mijn ouders … tja … wat moet ik over ze zeggen.”

“Niet zoveel,” werd hem aangeraden door iemand anders dan Jem want die zat nog steeds rustig te kauwen.

“Dat is misschien wel het beste. Mijn leven begon eigenlijk pas op die kerstavond. En dat leven werd nadien alleen maar mooier omdat ik verliefd werd. Ik trof de persoon met wie ik mijn leven verder wilde leven. En … hij wilde mij ook.”

“Zo lief gezegd,” kwam Jem eindelijk weer eens tevoorschijn met een opmerking. “Ook al klaar?” vervolgde hij toen Henri zich stil hield. “Nog meer speeches? We zijn nou toch eenmaal bezig.

“Ja. Ik,” klonk het met een hoog stemmetje

“Zeg, het valt wel op hoor! Alle nieuwkomers in deze familie moeten zo nodig speechen.”

“Jij mag ook hoor,” nodigde Tinie haar zoon uit.

“Euh … nee … doe maar niet.”

“Ik dan maar?”

“Ga je gang. Eigenlijk wel raar! Zo moet ik van iedereen mijn mond houden en nu lijkt het er ineens op alsof ik stalspreekmeester ben.”

“Wat?” werd er van alle kanten geroepen.

“De stalspreekmeester! Hebben jullie daar nog nooit van gehoord? Nooit naar het circus geweest?”

De vrouw met het hoge stemmetje tikte Jem op zijn schouder en fluisterde hem iets in zijn oor.

“Oh. Een vergissing van mijn kant. Het moet spreekstalmeester zijn. Bedankt, Eta, en omdat je mij zo goed hebt geholpen beloof ik je dat ik je niet in de rede zal vallen maar … dan moet je me wel eerst even het krentenbrood aangeven.”

Eta kreeg het gevraagde door van Cor en reikte het op haar beurt haar buurman aan die het krentenbroodje meteen begon te smeren en daarna zijn tanden erin zette

“Snel, Eta!” moedigde Tinie haar aan. “Met zijn mond goed vol is hij in elk geval niet verstaanbaar!” Er klonk gelach aan tafel.

“Voor mij was het ook in het nieuwe jaar dat er een grote wijziging gebeurde. Ik … ik ben nogal verlegen en … nou ja … zomaar degene op wie ik verliefd was geworden dat durven vertellen, zat er voor mij niet in. En daarom … daarom deed ik op de dag voor kerst heel stiekem een kaartje in zijn jaszak. Hij had er niets van gemerkt, zo viel me meteen op en daar was ik heel erg blij om. Zo had ik even tijd om na te denken over wat ik had gedaan. Ik reed naar Luxemburg naar mijn ouders. Die kerstnacht sliep ik niet. Wat als hij dat kaartje nou nooit vond? Wat als hij niets van mij wilde weten? Wat als … en al dat soort vragen bleven maar door mijn hoofd gaan. En … op eerste kerstdag werd ik al heel vroeg gebeld. Hoe hij aan mijn nummer gekomen is weet ik nog steeds niet.” Vragend keek de spreekster in de richting van haar echtgenoot.

“Tja … voor jou een vraag en voor mij een weet,” klonk het.

“Doet er ook niet toe. Ik werd gebeld en kreeg meteen te horen dat hij het leuk vond om mij beter te leren kennen. Voor de rest is het eigenlijk precies hetzelfde verhaal als dat Cor deed. Ontmoetingen op neutraal terrein en na verloop van tijd voorgesteld aan eerst zijn zus. Waarschijnlijk, sorry hoor, Jem, durfde je oom het niet aan om mij meteen aan jou voor te stellen.”

“Jacob!”

“Ja, Jem?”

“Durfde je dat echt niet?”

“Laat ik het zo zegg…”

“Gek!”

“Ja, dat wilde ik dus zeggen. De term gekkigheid en gek valt vaak genoeg in deze familie maar jij spant toch wel echt de kroon. Daarom leek het mij beter om Eta eerst wat aan mij te laten wennen, haar dan voor te stellen aan Tinie en pas dan … ”

“Oh. Dan leg ik het toch anders uit. Doordat Eta al gewend was aan jullie gekkigheid, had ze geen enkele moeite met mij. Toch, Eta?”

“Dat is een betere uitleg, Jem, en … volgens mij heb je helemaal gelijk. Maar om een lang verhaal kort te maken.”

“Beter want dat wat ik tot nu toe gegeten heb is echt nog niet genoeg voor mij,” interrumpeerde Jem haar opnieuw en reikte naar het mandje met volkoren brood dat in zijn buurt stond..

“Mijn wereld veranderde. Eindelijk had ik iemand gevonden die me volledig leek te begrijpen. Ik heb in mijn leven heel veel moeite moeten doen om mijn plek te vinden. Een heel vervelende eerste werkervaring gehad. Eentje die uitliep op een geweldige burn-out, zoals jullie weten, en het heeft me heel veel moeite gekost om me om te scholen en weer aan de gang te durven gaan. Jacob zat in de sollicitatiecommissie en dat was logisch. Hij leidde het team. Hij …maakte veel indruk op me. Meteen op dat allereerste moment al. Hij … was de rust zelve. Waar anderen het nodig vonden om vraag op vraag op me af te vuren, en ik de tijd niet kreeg om de mij aangeboden koffie op te drinken, luisterde hij alleen maar. Niet één vraag stelde hij me. En dat … dat intrigeerde me enorm. En … daarom … bleef ik hem vanaf het moment dat ik tot zijn team toetrad scherp in de gaten houden. En … leerde ik hem steeds beter kennen. Tijdens die voor mij eerste kerstborrel na het werk strikte ik hem om samen met mij de boel op te ruimen. Hij was wat afwezig. Later heeft hij mij uitgelegd hoe dat kwam. Jullie weten het ook. Maar … ik liet me niet uit het veld slaan. De kussen op zijn wang waren gepland en ook het kaartje dat ik had geschreven. Ik kuste hem en schoof tegelijkertijd het kaartje in zijn jaszak. En … op eerste kerstdag belde hij me op. En … dat was het. Een keerpunt in mijn leven. En dat … dat eerste telefoontje heeft ervoor gezorgd dat de musketiers opnieuw uitbreiding kregen en dat niet met één maar uiteindelijk met drie personen. De twee kleinsten horen er volledig bij en zijn niet zonder reden genoemd met de namen die ze hebben gekregen. Ze zijn vernoemd naar, zoals jullie wel weten, de ouders van Jacob en Tinie en de oma en opa van Jem. Ouders, grootouders die een heel grote invloed hebben gehad op die drie en een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten in deze familie. Ik stel voor dat we gaan staan, onze mokken heffen en een toost uitbrengen op Guus en Riet.”

“Wauw,” sprak Jem op fluistertoon. Hoewel hij probeerde zijn gezicht strak te houden wist hij dat emoties daar vaak op af te lezen waren. Henri had hem dat al heel vaak verteld. Ineens voelde hij twee handen op zijn schouders en een kus op zijn wang. Henri stond achter hem en zei: “Een goed idee. Kom, Jem, in de benen.”

Jem had zich hervonden. Hoewel er nog steeds heel veel beroering was in hem, vond ook hij het idee van Eta een heel goed voorstel.

“Op Guus en Riet!” hief Eta de heilwens aan die alle volwassenen daarna overnamen.

* * *

Het ontbijt ging over in afwassen en opruimen. En terwijl Riet haar ochtenddutje deed genoten de anderen van koffie en gebak. Guus verplaatste zich van de een naar de ander en sleepte daarbij steeds de tas met zijn boeken met zich mee: voorgelezen worden was een van zijn favoriete hobby’s. Toen Riet zich meldde kreeg zij wat te eten en daarna was het tijd voor een stevige wandeling door het winterse landschap. Voor Riet was er plaats in de bolderkar en de verwachting van de ouders was dat ook Guus daar op een gegeven moment aan toe zou zijn maar hij liet zich vooreerst niet kennen en liep tijden lang met de groten mee. Thuisgekomen werd er snel een lunch neergezet. Een informeel bijeenzijn. Niet aan tafel met elkaar maar iedereen pakte gewoon waar hij of zij zin in had en at dat ergens met een bord op de schoot op. Daarna gingen de kleintjes naar bed. Guus was niet meer echt een middagslaper. Soms wel en soms niet en dit keer had hij geen slaap. Hij wilde spelen in de tuin. Een sneeuwpop – de zoveelste – maken. Eta, Jem en Henri hielpen hem daarbij en hadden grote pret met elkaar. Cor en Jacob begonnen aan een spelletje schaak terwijl Tinie even wat rust nam. Tegen drie uur bracht zij iedereen wat te drinken. Ze zag dat Jem op de trap van de veranda zat en ging naast hem zitten.

“Moe?”

“Ja.”

“Viel het je zwaar toen Eta wilde toosten op je opa en oma?”

“Was het duidelijk te zien?”

Tinie knikte.

“Ja. Het was moeilijk voor me. Altijd moeilijk. Ik … ” Jem zuchtte.

“Was is er, lieverd?”

“Opa heeft me zoveel geleerd, en oma natuurlijk ook, en ik kan er nog zo verrekte weinig van.”

“Wat bedoel je precies?” vroeg Tinie aan omdat ze duidelijkheid wilde.

“Ik bedoel niet het plakken van een fietsband, het aanzetten van een knoop of dat soort dingen. Dat kan ik allemaal wel. Ze hebben het me vaak genoeg voorgedaan en zelf ook laten aanmodderen net zolang tot het me goed afging. Maar … het is meer die andere dingen. Die wijsheden die vooral opa me bijbracht en die ik nog steeds niet zelf kan … hoe zeg je dat … ”

“Toepassen? Bedoel je dat, Jem?”

“Ja. Dat bedoel ik. Ik oefen er al jaren mee maar het wil me nog steeds niet lukken bijvoorbeeld om terug te kijken op hem en oma zonder pijn van binnen te voelen. En opa heeft altijd gezegd dat je niet bij dingen moet blijven staan maar dat je verder moet gaan. En bij hen beide … lukt me dat gewoon niet. Ik voel nog steeds dat verdriet. Zoveel dat ik wel zou willen janken.”

“Doe dat dan, Jem!”

Jem voelde hoe de tranen uit zijn ogen begonnen te rollen en over zijn wangen biggelden. Hij veegde ze niet af maar was wel heel blij met de arm die zijn moeder om hem heen sloeg.

“Tranen moeten er soms gewoon zijn. Wijsheden die een ander je leert zijn prima maar … je moet niet vergeten dat opa een leven lang de tijd heeft gehad om ze te leren toepassen. En jij … jij bent nog maar eenentwintig, Jem. Denk je dat opa altijd zo is geweest als hij op het laatst was?”

“Niet?”

“Nee. Een mens zijn is een wordingsproces. Het kost je jaren. En jij hebt nog zoveel jaren voor je dat ik zeker weet dat je op een gegeven moment dat wat opa je heeft voorgehouden zult kunnen toepassen.”

Jem keek zijn moeder door zijn tranen heen aan en vroeg toch nog om een bevestiging. “Echt?”

“Echt! Vast en zeker. Je bent een slimm… ”

“Ik ben soms gewoon hartstikke stom!”

“Heeft opa je geleerd dat je jezelf moet oordelen en veroordelen?”

“Nee. Dat mocht nooit van hem. Dan sloeg hij zijn armen strak om me heen en zei hij me dat ik dat niet moest doen.” De tranen die eerst opgedroogd leken kwamen opnieuw.

“Alles goed?” vroeg Henri die het gesprek tussen moeder en zoon eerst van een afstandje gadegeslagen had maar nu toch poolshoogte kwam nemen.

“Ja,” zei Jem en veegde zijn tranen weg.

“Nee,” zei Tinie. “Jem heeft verdriet om zijn opa en oma. En hij wil zo graag alle wijsheden die hem door die twee bijgebracht zijn nu al kunnen toepassen en ik heb hem gezegd dat dat nu nog niet kan. Dat hij daar de tijd voor moet nemen.”

Henri ging aan de andere kant naast hem zitten en sloeg ook een arm om hem heen. “Neem je tijd, Jem.”

“Ja, dat zal ik doen. Maar wat moet ik met die pijn, met dat verdriet? ”

“Laten komen, zoals het komt,” was Henri van mening maar hij keek toch even naar Tinie en zag haar knikken. “Het geeft niet als het komt. Het mag er zijn,” zei hij met benepen stem.

“Niet huilen nu jij,” sprak Jem zijn vriend vermanend toe.

“Als ik huilen moet, dan huil ik,” reageerde Henri.

“Ja, jongens, zo moet je dat doen. Als je huilen moet, doe dat dan ook. De wijsheden van je opa, Jem? Wat is het meest wijze wat hij jou heeft geleerd, volgens jou?”

Jem moest nadenken. Zijn opa had hem zo verschrikkelijk veel dingen geleerd dat het echt een tijdje duurde voordat hij met een antwoord kwam. “Ik denk … maar weet het niet zeker … dat hij zei dat je altijd alles met een beginnersblik moest bekijken. Snap je?”

“Ik niet,” zei Henri.

“Dan leg ik het uit maar … ik weet niet of ik het goed doe.”

“Niet oordelen, Jem. Gewoon de woorden laten komen,” gaf Tinie hem een aansporing.

“We kijken vaak vanuit een bepaalde richting. Een oordeel. Een vooroordeel, een eerdere ervaring en vergeten daarbij goed te kijken. Neem bijvoorbeeld mandarijnen.”

“Huh? Die lust je niet eens!”

“Juist. Dat zeg ik altijd. En dat heeft ermee te maken dat een van de eerste keren dat ik een mandarijn at dat ding niet te eten was. Veel te droog. Maar het heeft er wel toe geleid dat ik nu roep dat ik geen mandarijnen lust. Terwijl … nou ja … ik gewoon een mandarijn zou moeten proberen. Opnieuw een mandarijn eten alsof ik dat voor de allereerste keer doe. En dan … dan zou het heel goed zo kunnen zijn dat ik mandarijnen wel lust. Steeds kijken als een beginner, zorgt ervoor dat je … onbevooroordeeld bent. En dan blijkt er dat heel veel dingen anders zijn dan je denkt.”

“Oh.”

“Niet duidelijk?”

“Nee. Maar dat ligt vast aan mij.”

“Het is volgens mij zo dat we veel te veel op gebaande paden blijven lopen. We hebben een probleem eens opgelost en blijven dat dan de rest van ons leven op die manier doen. Mijn eerste mandarijn was niet te eten en daarom vermijd ik voor de rest van mijn leven mandarijnen. Maar daarmee wordt dat gebaande pad alleen maar steeds meer en meer uitgesleten en worden de randen van dat pad zo hoog dat we nooit meer van dat gebaande pad afkomen.” Jem keek Henri aan en zag dat zijn vriend het nog niet helemaal begreep. Hij had kunnen wijzen op de ouders van Henri die in hun leven ook zo gehandeld hadden volgens hem, maar deed dat niet. “Ik zal je een voorbeeld geven zoals ik graag zou willen zijn. Vanochtend tijdens het ontbijt was Riet mijn grote voorbeeld. We zaten aan het begin hand in hand aan tafel. Zij had haar ogen dicht en ik niet. Ik keek iedereen aan en genoot van het samenzijn. Toen de handen losgelaten werden, was er ineens een verrukte uitroep van haar. Alsof ze de prachtig opgemaakte tafel en de kaarsen daarop voor de allereerste keer zag! Terwijl … ze toch al een tijdje tegen die tafel aan had zitten kijken. Dat bedoel ik. Zo kan het zijn als je kijkt als met een beginnersblik. Zoals, heel mooi passend in deze tijd, het kerstlied het zegt: ‘Komt verwondert u hier mensen’. Het leven wordt dan veel meer … nee ik bedoel het wordt veelzijdiger. Je ziet niet alleen links maar ook rechts, niet alleen boven maar ook onder. Je leert allerlei dingen van verschillende kanten bekijken en tegelijkertijd weet je dat al die kanten … hè verdorie … nou weet ik het even niet.”

“Dat al die kanten bij elkaar horen en dat ze zonder elkaar niet kunnen bestaan. Bedoel je dat?”

“Ja, ma. Je bent geweldig.”

“Dank je, lieverd, maar ik ben dan ook zoveel jaren ouder en heb zoveel jaren meer de tijd gehad om de wijsheden van mijn vader, jouw opa, te oefenen.” Ze haalde haar neus op.

“Huilen als je huilen moet, ma.”

“Ja.” En toen kwamen er ook bij haar tranen opzetten.

Gedrieën zaten ze daar geëmotioneerd een tijdje bij elkaar. De armen om elkaar heen geslagen, zich even afsluitend van de rest van de wereld. Totdat Jem de stilte verbrak. “Ma, hebben jij en Cor ooit het idee gehad om zelf nog kinderen te krijgen?”

“Nee, lieve Jem. We hebben erover gepraat. Maar vonden het geen goed idee.”

“Vanwege mij?”

“Tuurlijk niet, jongen! Vanwege onszelf natuurlijk. We zijn niet meer de jongsten en dan nog kleine kinderen? Nee, geen haar op m’n hoofd die daar aan denkt. Als ik Eta en Jacob zo bezig zie dan vind ik dat prachtig. En de kleintjes komen regelmatig bij ons logeren en dat is heerlijk! Maar zelf … nee. Daar begin ik niet meer aan. Maar … zou jij jaloers zijn geweest, als je nog wel een broertje of zusje had gekregen?”

“Ik? Echt niet! Ik zou een gigantisch goede grote broer zijn geweest!”

“Ja. Dat weet ik,” stelde Tinie heel pertinent. “Dat zou je zijn geweest. En … mag ik jullie nog iets vragen?” Ze keek haar beide zonen – want Henri beschouwde ze ook als zodanig – aan. Ze kreeg knikjes en ging verder. “En jullie? Hebben jullie nagedacht over kinderen?”

“Ja, ma.”

“En?” klonk het reuze nieuwsgierig.

Jem keek naar Henri en liet het aan hem om het antwoord te geven.

“Ja. Je zult eens oma worden. We willen allebei heel graag kinderen. Ben je blij met ons antwoord?”

Tinie’s gezicht straalde helemaal. Ze zou oma worden. Tranen van vreugde liepen nu over haar wangen en van een antwoord kwam het niet meer. Was ook niet nodig, zo wist ze toen de jongens hun armen om haar heen sloegen. “Maar … ” kwam er op een gegeven moment toch nog. “Ik wil dat jullie vandaag nog wel één ding voor me doen.”

“Alles,” verzekerde Jem haar.

“Moet je niet eerst wachten tot je weet wat ze van je wil?” was Henri van mening.

“Terugkrabbelen kan nu niet meer, Henri. Hij is verkocht!”

“Ik ook met mijn grote mond.”

“Ja. Zo ken ik je weer. Straks komen Mathieu en zijn vriendin, Elisia en Jens, en de ouders van Eta voor het kerstdiner maar voor die tijd wil ik heel graag dat jullie nog even samen praten. Echt praten met elkaar.”

“Waarover?”

Eerst keek Tinie de jongens alleen maar aan in de hoop dat er ergens een lichtje zou gaan branden. Toen dat niet gebeurde lichtte ze haar wens toe. “Dit jaar namen jullie me beiden in dezelfde maand in vertrouwen. En ik breek zulk vertrouwen nooit. En dus ga ik jullie ook niet vertellen wat de ander mij gezegd heeft. Maar … alsjeblieft … maak dit duidelijk aan elkaar. Ik zie aan jullie gezichten dat jullie beiden nu wel weten waar ik het over heb en … geheimen voor elkaar blijven hebben is nooit goed. Eventjes een geheim parkeren bij iemand die je vertrouwt is prima … maar niet te lang. Je hoeft niets te doen met dat wat ik je vraag. Ook jij niet, Jem. Je hebt me dan wel gezegd dat je alles zou doen wat ik je vroeg maar … ik ontsla je van die verplichting. Ik wil dat jullie het doen omdat jullie zelf ook weten dat het beter is om open naar elkaar toe te zijn.” Ze stond langzaam op en keek haar zoons aan. Ze bemerkte de twijfel. “Oh ja, Jem, ik moest je eraan herinneren dat je nog iets moest doen.”

“Oh. Ja! Dank je, ma.”

Henri zag Tinie het huis in lopen en keek Jem verbaasd aan. “Wat moeten we nu?”

“We gaan wandelen!”

“Alweer? Ik ben nog moe van vanmorgen!”

“Wandelen gaan we. Ik ben zo terug.”

Toen Jem ook was verdwenen zat Henri helemaal alleen op de veranda. Eta en Guus waren inmiddels ook naar binnen gegaan en zo was hij helemaal alleen in de tuin. De woordenstroom van Jem had indruk op hem gemaakt. Jem sprak niet zo vaak zo uitgebreid maar het was duidelijk dat hij geïnspireerd was door dit onderwerp, dat zijn opa heel veel indruk op hem had gemaakt. En dat moest prachtig zijn. Henri beet op zijn onderlip. De pijn die dat deed verzachtte eventjes de pijn die het altijd deed als hij aan zijn ouders dacht. Zijn ouders waren precies dat wat Jem beschreven had: de lopers op de gebaande paden. Altijd in dezelfde tredmolen. Nooit eens afwijken van het normale. Zijn vader had het bedrijf van zijn vader overgenomen en dus moest hij dat ook. Ook wat studeren betreft: geen keuze gewoon dat doen wat zijn vader ook had gedaan. Zijn vader was hetero en dus moest ook hij dat zijn. En zo ging de waslijst met verlangens van hen aan zijn adres maar door. Altijd was er wel ie… ”

“Kom! Opschieten! Ik wil wel weer voor het helemaal donker is terug zijn.”

Henri haastte zich achter Jem aan die een klein rugzakje op zijn rug droeg. Het ging langs de douche die er was om je in een snikhete zomer eventjes lekker te verfrissen maar die nu natuurlijk vanwege de vorst was afgesloten, het tuinhek uit, het weggetje achter het huis over en meteen het bos in. Daar begon het pad meteen te stijgen. Henri wist waar Jem naar op weg was: zijn favoriete plekje. Het plekje waar hij heel vaak met zijn opa boven op de heuvel had gezeten en waarschijnlijk de wijsheden van hem had opgezogen als een spons. Maar … zo wist Henri ook, Jem was een heel gewone jongen. Een jongen die al die wijsheden had aangehoord en zich had voorgenomen ze in de praktijk te brengen maar ook wist dat hij dat nog niet zo goed kon. En daar … daar had hij het soms heel moeilijk mee. Hij vond zichzelf soms nog zo’n sul, zo’n oen en was dan heel snel in het oordelen en veroordelen van zichzelf. Was het een familietrekje? Iets wat zijn oma en zijn oom ook hadden? Henri had er vaak over nagedacht en kwam tot de conclusie dat het zo moest zijn. Waren mensen met een depressieve aanleg, niet dat Jem depressief van aard was, ook niet vaak heel oordelend ten opzichte van zichzelf? Het kostte hem grote moeite om zijn vriend bij te houden en toen steken in zijn zij het hem onmogelijk maakten om verder te rennen stopte hij.

Jem hoorde meteen dat het gedraaf achter hem tot stilstand kwam, hield zelf ook de pas in en keek achterom. “Gaat het wel?” Hij liep terug naar de plek waar Henri op het smalle pad was blijven staan en wist meteen wat er aan de hand was. “Niet voorover buigen, oen! Rechtop blijven staan. Dat is beter.”

“Dank u, o grote wijze,” grapte Henri maar hij had ook meteen spijt van zijn woorden. “Sorry, zo bedoelde ik het niet, Jem.”

“Ik weet het. Soms ben ik onuitstaanbaar.”

“Nee! Ik zei toch dat het mij speet.”

“Ja. En zo wijs ben ik niet. Ik zei het net ook al. Ik… ”

“Niet verder praten. Je hebt alles gezegd wat er gezegd moest worden, Jem. Je woorden waren prachtig. Je inzichten werkelijk verbluffend en … je hebt me eens … heel lang geleden gezegd dat je vond dat ik dingen zo mooi kon zeggen. Weet je nog?”

“Ja. Dat was op die eerste avond dat we bij elkaar waren.”

“Ja. Maar ik kan dat nu alleen maar herhalen naar jou toe. Zo-even op de veranda in bijzijn van je moeder heb je zoveel mooie dingen gezegd en … ik was echt totaal verbaasd. Zoveel had ik je nog nooit achter elkaar horen praten.”

“Vond je me stom?”

“Nee! Absoluut niet! Dat moet je veel vaker doen, jongen! Veel vaker! Je hebt inzicht. Je weet dingen. Niet dat je alles al kunt toepassen, maar dat hoeft ook nog niet. Je moeder had helemaal gelijk. Jij, en ook ik, we kunnen nog niet alles. Met onze eenentwintig jaren hebben we de wijsheid nog niet in pacht. We komen nog maar net kijken. Maar … met dat inzicht dat je tentoonspreidde kunnen we wel verder.”

Jem luisterde aandachtig naar Henri. Naar zijn vriend met wie hij zo vreselijk blij was. Hij besefte dat het halen van de top van de heuvel niet meer mogelijk zou zijn. Ze moesten het hier dan maar afronden. Hij pakte een hand van Henri beet en trok hem mee in een zittende positie zomaar op het sneeuw langs het pad. Hij verbaasde zich dat Henri niet protesteerde want Henri was nogal netjes op zijn kleren. Eerst dat uitpraten waar zijn moeder op had gedoeld en dan de rest. “Wie van ons tweeën begint.”

“Jij mag wel beginnen.”

Jem aarzelde. Hij vond het moeilijk. Was nog steeds bang dat Jem boos op hem zou worden omdat hij iets gedaan had waarvan hij aan hem had beloofd dat hij het niet zou doen. In april was Henri ziek geworden. Op vrijdagavond had hij nog contact met hem gehad … en … het hele scenario ontvouwde zich weer in zijn hoofd. Hij was helemaal van de wereld. Helemaal weer in het verleden.

Henri merkte het en besloot die gedachten te onderbreken. “Ik begin wel en dan is het waarschijnlijk ook niet meer nodig dat jij nog iets vertelt. Wel zo handig.” Niet op een antwoord wachtend ging hij meteen verder. “In april werd ik ziek. Vrijdag had ik ’s avonds nog gesproken met jou via de telefoon. Toen was ik al flink beroerd maar ’s nachts werd ik doodziek. Meteen hoge koorts. Daarna weet ik heel veel niet meer. Het eerste dat ik me daarna kan herinneren is dat je moeder naast het bed zat waarin ik lag en dat stond bij jou thuis in de woonkamer.”

Jem knikte. Als hij ziek was geweest was er overdag ook altijd een bed voor hem beneden geweest.

“Jullie waren ongerust geworden die zaterdagochtend toen ik niet reageerde op jouw telefoontjes. Er kwam geen enkel bericht van mij en dat was niet zoals gewoonlijk. En dus ontstond er enorme onrust.”

“Ook omdat jij al aangegeven had vrijdag dat je je niet helemaal lekker voelde.”

“Ja. Jij, je moeder en Cor gingen naar mijn huis, belden aan en kregen mijn ouders aan de deur. Jullie vroegen naar mij … het verdere verhaal ken je wel. Mijn ouders wilden jullie niet binnenlaten. Jij en Cor gingen toch naar binnen en troffen mij doodziek aan. Ze hadden totaal niet naar me om gekeken. Me daar doodziek laten liggen. Je moeder twijfelde er hevig aan of ze me niet rechtstreeks naar het ziekenhuis moest brengen omdat ik zowat uitgedroogd was. Maar … ze nam me mee naar mijn veilige plek. Jouw thuis.”

“Ja.” Jem voelde alle emoties van dat moment, waarvan woede de allergrootste was geweest, weer terugkeren.

“Ik weet, schat, dat jij daarna naar mijn ouders bent gegaan. Helemaal in je eentje. En ik weet dat je hen erop gewezen hebt dat ze waardeloze ouders wa… ”

“Ik heb het heel diplomatiek gedaan, Henri, dat moet je geloven!”

“Ja. Ik weet toch hoe je bent!”

“Maar zij … zij … ”

“Je ervoer op dat moment hoe ze in het echt waren. Ze reageerden totaal niet waarschijnlijk.”

“Als standbeelden. Zo stonden ze daar. Geen enkele reactie. Het enige dat ik te horen kreeg was dat ik hun huis onmiddellijk moest verlaten.”

“Waarom heb je het mij nooit verteld, schat?”

“Omdat ik bang was dat je kwaad op me zou zijn. Als we het over je ouders hadden dan was jouw standaardreactie altijd dat jij het zou oplossen, dat het jouw ouders waren en dat ik me er niet mee moest bemoeien. Nou ja … dat laatste zei je nog net niet maar zo voelde het wel voor mij.”

“Sorry. Ik had er een ons-probleem van moeten maken. Maar … waarom … als je dat wist … waarom ben je toen toch gegaan?”

Nadenken hoefde Jem niet. “Omdat ze jou totaal vergeten waren, Henri! Zoiets kan niet! Zoiets mag niet! Terwijl ze hadden kunnen weten, zo heb je later zelf gezegd, dat jij thuis was. Je jas hing in de garderobekast in de hal. Ze hadden het kunnen weten en toch … toch lieten ze je gewoon liggen. Toen ik je zag liggen in je bed was ik echt vreselijk bang dat je dood was! Als Cor mij niet tegen had gehouden was ik je vader aangevlogen. Hij was ons gevolgd naar je kamer en … ik had hem verrot geslagen. Mijn moeder heeft me twee klappen in m’n gezicht moeten geven en toen … toen werd ik pas weer rustig. Een ferme preek van haar kant zorgde ervoor dat ik weer wist wat we moesten doen. En dat was jou daar weghalen.”

“Ze wisten dat ik ziek was. Vrijdags had ik jou al verteld dat ik me niet goed voelde en die avond at ik thuis met mijn ouders en kreeg ik ook amper iets naar binnen omdat ik me ziek voelde en maar bleef snotteren aan tafel. Dus … ”

“Ze brachten jouw leven in gevaar door je gewoon aan je lot over te laten terwijl je doodziek was! En ik hoopte dat ik tot hen zou kunnen doordringen maar … dat deed het niet.”

“Dank je. Jullie ingrijpen toen heeft heel veel ellende voorkomen. Daar ben ik zeker van.”

Maar voor Jem was de kous nog niet af. Zijn bezoek aan de ouders van Henri was een solo-actie geweest. Hij had er niemand iets van gezegd maar later wel zijn moeder in vertrouwen genomen omdat hij gewoon zijn onmacht om tot Henri’s ouders door te dringen kwijt moest. Maar … hij snapte nog steeds niet waarom Henri het hem niet had verteld want … hij had er dus wel van geweten. “Hoe ben jij erachter gekomen dat ik bij jouw ouders ben geweest?”

“Toen ik weer thuiskwam was dat het eerste dat ik te horen kreeg. Mijn vader stormde mijn kamer binnen. Er werd me niet gevraagd hoe het met me was. Hij trok meteen fel van leer. Hoe ik het in mijn hoofd had gehaald om … ” Henri onderbrak zijn praten. “Ik ga zijn woorden niet herhalen.”

“Maar je wist het! En waarom heb je het mij dan nooit gezegd dat je het wist?”

“Omdat ik jou ken, lieve Jem.”

“Ja, dat doe je maar ik snap het nu nog niet.”

“Een week later ben ik uit huis gegaan. Brak ik definitief met ze. De hele week nam ik om me erop voor te bereiden. Er moesten dingen geregeld worden. Ik moest dingen inpakken bijvoorbeeld want als ik hen eenmaal gezegd zou hebben dat ik wegging, dan wilde ik ook geen minuut langer bij hen in huis zijn.”

“Oké. Duidelijk.”

“Het voelde voor mij die week als lopen op de rand van een vulkaan die op uitbarsten stond. De sfeer was grimmiger dan ooit. De harde woorden van mijn vader over jou deden me pijn. En ik voelde gewoon dat er nog meer aan zat te komen. Die zaterdagmiddag werd ik bij mijn vader geroepen. Via de intercom.”

“De lul!”

Henri moet lachen. “Ja. De lul! Ik ging naar hem toe en zag dat mijn moeder er ook was. Hij was duidelijk. Hij eiste van mij dat ik met jou zou breken.”

“Wat?”

“Ja. Ik moest met jou breken van hem. Van hen. En ja … dat wilde ik dus niet. En … dat maakte de breuk definitief.”

“En je hebt dat nooit tegen mij gezegd!”

“Ik wist gewoon dat als ik dat aan jou zou vertellen … dat jij dan … euh … shit shit shit … ”

“Kom op! Knal het er uit!” riep Jem hard en ten einde raad.

Henri pakte de, vanwege de kou, gehandschoende handen van Jem beet. “Jij zou jezelf de schuld gaan geven van de breuk tussen mij en mijn ouders. Niet dan?”

“Nou ja … ” klonk het weifelachtig.

“Wees eerlijk tegen me, Jem! Alsjeblieft!”

“Ik had het natuurlijk ook verkloot. Als ik niet naar jouw ouders toegegaan zou zijn dan … dan hadden ze … ach verdomme, weet ik ook veel. Het is gewoon mijn schuld begrijp ik nu maar al te goed.” Moedeloos liet Jem zijn hoofd hangen

“Nee! Nee! Nee! Nooit, Jem! Kijk me aan!” Henri wachtte tot zijn vriend hem in de ogen keek. Het was een immens droevige blik die hij opmerkte bij Jem. “Het was jouw schuld niet. De breuk is alleen maar definitief geworden omdat ik voor jou heb gekozen. En bovendien … jij weet net zo goed als ik dat die breuk er gewoon aan zat te komen. De afgelopen vijf jaar heb ik meer tijd met jouw familie doorgebracht dan met die van mezelf. Op het moment dat mijn vader zijn voorwaarden formuleerde hoefde ik totaal niet na te denken. Hij kreeg het antwoord meteen.”

Jem begon te gniffelen. “Wat heb je hem gezegd?”

“Het is beter om dat niet te herhalen,” vond Henri.

“Vertel het me.”

“Mijn woorden waren: ‘rot toch op, lul’.

Jem had graag in schaterlachen willen uitbarsten op dat moment maar hij deed het niet. De woorden van Henri waren zo vreselijk terecht maar hij wist dat lachen nu niet de beste reactie was en daarom hield hij zich in en luisterde verder naar Henri.

“En nadat ik dat gezegd had, heb ik een taxi gebeld. Toen die kwam werden mijn eigen bezittingen, alleen dat wat ik met mijn eigen geld had gekocht, ingeladen en liet ik me naar jouw thuis … ”

“Ook jouw thuis.”

“Ja. Het was ook toen al mijn thuis. En … later maakte ik je moeder er deelgenoot van omdat … nou ja … je kent dat gevoel zelf ook wel … soms moet je gewoon iets kwijt. Moet je het met iemand delen.”

“Ja. En mijn moeder is een prachtmens.”

“Ja. Dat is ze maar … nou zit ik nog met één ding. Waarom wilde ze nou per se dat wij dit vandaag nog met elkaar zouden uitpraten?”

“Dat komt omdat ik haar ook nog iets anders in vertrouwen heb verteld.”

“Oh. Je hebt nog meer skeletten in de kast?”

“Gatver! Wie bewaart er nou skeletten in z’n kast!”

Henri schoot in de lach en deed een uithaal naar Jem maar miste omdat zijn vriend de slag zag aankomen en deze handig ontweek.

“Mooi mis, mannetje! Maar … maar nu even weer serieus. Weet je nog toen ik voor het eerst zei dat ik ook verliefd was op jou?” Jem zag Henri langzaam knikken. “Het had heel lang geduurd. Ik had je gewaarschuwd dat het lang kon duren toen je mij vertelde, die eerste oudjaarsnacht, dat ik de heel leuke persoon was die jij had ontmoet en waarover je mij in de kerstnacht vertelde.”

“Het was al nieuwjaar. Het was na middernacht en ik zei het toen al omdat jij mij had gewaarschuwd dat ik niet al te lang moest wachten.”

“Ja. Mijn eigen schuld dus. Maar ik … toen je het had over die leuke persoon die je ontmoet had toen … toen had ik nooit gedacht dat je het over mij had. Ik wist van dat soort dingen nog helemaal niets en toen je het mij vertelde was ik ook helemaal … nou ja … hoe zeg je zoiets … ”

“Van je stuk gebracht? Is dat het?”

“Ja, zoiets. En toen heb ik opnieuw gezegd dat ik op dat gebied onnozel was. Dat ik niet wist of ik ook verliefd op jou was.”

“En ik heb je gezegd dat je alle tijd moest nemen die je nodig had om dat uit te vinden.”

“Ja en dat was heel lief van je. En … het duurde tot 4 augustus 2007 voor ik eindelijk wist dat ik ook op jou verliefd was.”

“Een heel mooie dag. De allermooiste dag van mijn hele leven.”

“Tot nu toe, mag ik hopen want ik wil nog heel veel mooie dingen met jou beleven, lieve Henri.” Jem ging staan.

Henri stak zijn hand uit om omhoog geholpen te worden maar merkte al snel dat dat niet Jems bedoeling was. Hij kwam zelf overeind en klopte de sneeuw van zijn broek af.

“Lieve Henri, i… ”

“Speechen? Ga jij speechen? Hier in het bos dat steeds donkerder aan het worden is en terwijl het hartstikke koud is?”

“Kop dicht, man! Ben ik eindelijk eens serieu… ”

“Jij serieus!”

“Lieve Henri,” begon Jem opnieuw, “ik wil je bedanken dat je altijd bij me bent gebleven. Dat jij als eerste verliefd was op mij en dat je mij de tijd gaf om voor mezelf te bepalen hoe het was, hoe het moest voelen om verliefd te zijn. Op jou.”

“Die zomervakantie in Frankrijk deed het hem. We liepen alle dagen in zwembroek rond en je vond het maar wat lekker om de hele dag naar mijn kruis te kijken.”

“Wees nou eens serieus!”

Henri begon te grinniken.

“Rotzak! Oké, geen speech meer. Aan jou maak ik geen woord meer vuil.” Jem haalde het rugzakje van zijn rug, zette dat op de grond neer, haalde er een kleine, witte doos – zo een die je krijgt bij de bakker – uit en reikte die Henri aan.

“Voor mij?”

Jem hield zijn woord gestand en zijn mond dicht.

Henri pakte de doos aan. “Moet ik hem openen?” Geen reactie. Dan maar openen die doos, dacht hij. Toen hij de klep omhoog geslagen had, zag hij op de bodem van de doos twee kerstkransen met noten liggen. Beiden hadden ze een rood lint. “Oh. Je hebt eten meegenomen voor het geval we honger kregen?” De enig merkbare reactie bij Jem was het schudden van zijn hoofd. “Wat moeten we dan hiermee doen?”

Jem trok zijn handschoenen uit, deed een greep in de doos, haalde er één kerstkrans uit, pakte de rechterhand van Henri en schoof, nadat hij Henri’s handschoen uitgetrokken en op de grond gegooid had, de krans over zijn ringvinger.

“Je bent gek! Je bent knettergek!

“Ja. Familietrekje,” liet Jem eindelijk weer iets van zich horen. “Maar … waarom ben ik eigenlijk gek?”

“Heb je dit zelf bedacht?”

“Ja. Maar niet helemaal alleen uitgewerkt. Je denkt toch niet dat ik dat lint er zo mooi omheen gekregen zou hebben!”

“Maar wat moet ik nou?”

“Je bent zo geleerd maar soms zo stom, hè! Nu moet jij die andere pak… ”

“Oké, oké, ik snap het.”

“Nadat ik het je eerst heb moeten uitleggen. Lekker, hoor! De hele romantiek naar z’n mallemoer!”

Henri liet zich door de schertsende woorden van Jem niet van de wijs brengen en schoof de tweede kerstkrans onhandig, want zijn handen trilden enorm van de kou en van de emotie die door zijn lijf gierde, aan Jems ringvinger. Zijn lip trilde toen hij zijn vriend in de ogen keek en de tranen begonnen te lopen. “Ik … ik … ”

Jem sloeg zijn armen om Henri heen en trok hem stevig tegen zich aan. Zo stevig dat de kerstkrans om zijn vinger brak maar hij merkte dat op dat moment niet eens op. “Ik weet dat je van me houdt. En ik houd van jou. En dat is heerlijk om te mogen beleven.”

“Ja,” klonk het door het gesnotter heen. “Hè, man! Al dat gejank vandaag.”

“Is goed voor je traanklieren. En nu … nu moeten … oh nee …wacht nog even.” Opnieuw dook Jem met een hand in het rugzakje. En opnieuw kwam er een doosje tevoorschijn.”

“Jem!” Henri was niet gek. Dit doosje herkende hij wel. “Je hebt toch gee… ”

“Maak maar open.”

“Maar waarom?”

“Die kerstkrans van mij is nu al gebroken. Ik wist van tevoren dat ze geen eeuwigheidswaarde zouden hebben maar deze hebben dat wel. Met deze ringen die we nu aan elkaars vinger gaan schuiven wil ik je vragen of je met me wilt trouwen.” Jem ging heel plechtstatig op één knie voor Henri zitten en zei: “Lieve Henri, wil je met me trouwen? We hoeven nog geen datum af te spreken of zo maar ik wil gewoon heel erg graag eens met je trouwen. En met deze ring wil ik daartoe graag de volgende stap zetten.”

“Ja. Ik wil.” klonk het even plechtig.

Jem schoof, nadat hij weer in de benen gekomen was, de dunne gouden ring met daarin de datum van die dag en zijn naam gegraveerd – hij wist precies welke van de twee hij moest hebben – aan de vinger van Henri en deze deed dat met de andere ring bij hem.

“Mooi, man! Prachtig gewoon! Zelf uitgekozen?” vroeg Henri terwijl hij de ring bewonderde.

“Natuurlijk heb ik m’n moeder meegenomen. Ik … ik heb daar niet zoveel verstand van. Maar zij wist me met zekerheid te vertellen dat jij deze heel erg mooi zou vinden. Had ze gelijk?”

“Ja. Ik vind ze prachtig. Echt … hè shit! Nou ga ik alweer janken.”

Jem sloeg opnieuw zijn armen om Henri heen en zo bleven ze een hele tijd staan. Stilletjes bij elkaar. Tranen kwamen en verstilden. Het duurde heel lang voordat er eindelijk iemand sprak. En het was natuurlijk Jem die opende. “Ik had liever gehad dat het nu hoog zomer was. ”

“Waarom?”

“Dan zouden we hier en nu heerlijke seks met elkaar kunnen hebben.”

“Ja, en dat zit er nou echt niet in. Die van mij is vanwege de kou verrekte klein en wat je ook zou doen, je zou het formaat echt niet kunnen veranderen, zo heb ik het idee.”

Jem keek op zijn horloge. “Het is vier uur geweest.”

“En?”

“Als we opschieten kunnen we nog voor het eten iets doen.”

“Seks?”

“Ja, natuurlijk, man! Dit moeten we vieren. Kom! Schiet op!”

En opnieuw zag Henri hoe Jem wegstoof. Het was zo goed als helemaal donker in het bos en hoewel hij wist dat Jem hier goed de weg kende, vond hij het toch wel link om met zo’n snelheid als Jem voor hem ontwikkelde de heuvel af te rennen. Het pad was smal, zat vol bochten, vol kuilen, er lag sneeuw en de bovenlaag daarvan was inmiddels weer bevroren wat het pad glad maakte. “Jem! Doe nou voorzichtig!”

“Opschieten! Anders wordt het een vlugge… Ho ho ho!”

En toen hoorde Henri het gekraak van takken en struiken dat gevolgd werd door een doffe klap. “Jem! Jem! Wat is er gebeurd?” Zo snel hij kon en durfde, haastte hij zich voort in de richting waarvan het geluid was gekomen een heel eind verder op het pad voor hem. De stilte die was ingetreden na de klap werd ineens verbroken door een schaterend lachen. Henri zag dat de bocht naar rechts ging en dat als Jem iets overkomen zou zijn hij hier waarschijnlijk uit de bocht gevlogen was. En ja … de tekenen waren duidelijk: platgewalst sneeuw en geplette struiken. Bovendien was het schaterlachen van Jem nu heel erg duidelijk te horen. Henri volgde het pad dat zijn glijdende vriend had gemaakt door de struiken en zag hem even verderop languit in de sneeuw liggen. “En dan ga je lachen?” vroeg hij verbaasd.

“Ja … natuurlijk … ” klonk het tussen het lachen door.

“Jij bent ook knettergek, hè! Je had wel te pletter kunnen vallen, man!”

“Ach, kom. Volgens mij is alles prima in orde. Ik heb alleen pijn in mijn buik.”

“Oh, man! Laat me kijken!” Henri was vreselijk ongerust. Hij ging naast Jem ziten en trok hem uit de hoop sneeuw. “Waar doet het zeer?” wilde hij weten toen hij Jem overeind had gehesen.

“Het doet alleen zeer als ik lach,” kwam het er opnieuw lachend uit.

“Doe dat dan ook niet, sufferd! Je bent kletsnat van de sneeuw!”

“Ja. Ik voel het. Begin het koud te krijgen ook.”

“Kom op, laten we verder gaan.” Henri pakte Jem bij zijn hand beet, liep met hem het pad weer op en verder naar beneden. Hij was was niet van plan hem weer los te laten voordat ze thuis zouden zijn. Je moest hem ook altijd in de gaten houden! Maar het had één voordeel. “Weet je, Jem?”

“Ik weet niets. Alleen maar dat ik het koud heb.”

“Jouw valpartij heeft een groot voordeel voor mij.”

“Wat zeur je nou!”

“Zodra we thuis zijn en je moeder je ziet, stuurt ze je meteen onder de douche en dan ga ik met je mee en krijg ik de beloofde seks in mijn meest favoriete standje.”

“Wie van ons beiden is nou knettergek?”

“Euh … jij toch?”

“Jij natuurlijk! Ik breek zowat mijn nek en jij denkt aan seks!”

“Ja. Ik probeer van iets dat niet zo goed uitpakte iets leuks te maken,” zei Henri zich iets omdraaiend naar Jem terwijl hij een brede glimlach op zijn gezicht toverde in de hoop dat die te zien zou zijn.

“En ik ben daarbij het lijdende voorwerp. Ik die al zowat mijn nek bra… ”

Henri bleef plotsklaps stil staan en trok de verraste Jem in zijn armen. Hij kuste hem op zijn mond en tongde hem vurig.

“Je hebt echt zin in me, hè?” verzuchtte Jem toen de zoen verbroken was.

“Ja! Jij tegen de muur en je mooie bolle billen uitdagend in mijn richting … mmmm daar geniet ik nu al van.”

“Merk ik nog niet veel van trouwens. Dat door de kou bevangen, kleine pick-upnaaldje van jou moet nog wel wat groeien wil ook ik er wat plezier aan beleven.”

Soms wist Henri dat praten met Jem onmogelijk was. En dit was zo’n moment. De laatste plagende opmerking van zijn maat kon hij echter niet over zijn kant laten gaan en daarom liet hij zijn rechterhand met een harde klap op Jems achterwerk neerkomen.

“Auw!”

En zo had Jem, zoals zo vaak, toch weer het laatste woord.

EINDE

***

Reacties zijn van harte welkom via mijn e-mailadres: lucky_eye2@yahoo.co.uk
©Lucky Eye, december 2015
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.