Twijfelend staat ze voor de deur. Hoe vaak heeft ze het bord al bekeken? Te vaak, dat is al duidelijk. Bovendien weet ze al wat erop staat, daarvoor heeft ze zich te lang afgevraagd of ze werkelijk zou afspreken. Het heeft haar slapeloze nachten bezorgd. Heeft ze het echt nodig? Brengt het haar verder? Of maakt ze daarmee andere dingen in haar los? Zaken, die meestal onder de oppervlakte verborgen blijven en af en toe naar boven komen … de laatste tijd wat vaker dan vroeger. Af en toe komt ze wat merkwaardig of doorgedraaid over. Alhoewel ‘af en toe’ toch richting levenslang dreigt te gaan. Zo vaak, als ze afgeleid is door haar gedachten… en absoluut niets meer voor elkaar krijgt, als ze er niet eerst aan toegeeft en de hersenspinsels naar buiten laat komen. Maar ja, daarom staat ze nu hier.
Nog steeds besluiteloos staart ze naar het messing bord, dat onschuldig aan de muur is vastgeschroefd en informeert over de eigenaar en wat die zou kunnen doen om haar te helpen. De spiegeling van het zonlicht laat de tekst serieus, uitnodigend, kalmerend en uiteindelijk geruststellend overkomen. Net zoals de lege gang tegelijk uitnodigt tot komen en gaan. Geen plek, waar mensen hectisch in- en uitlopen. Eerder een plek, waar mensen zich opladen voor of ontladen na een afspraak. De rustige kleuren en planten geven een gevoel van zekerheid. Haar vingertoppen blijven aan de deurklink hangen, zonder die te bewegen. Stil, nadenkend en vooral aarzelend fixeren haar ogen het bord. Net alsof de aangename atmosfeer alleen schijn is, alsof de deurklink onder stroom staat of haar de weg in een afgrond zou openen.
Haar gedachten beginnen op snelheid te komen. Ze houdt het nauwelijks uit, zelfs al gaat het alleen om een eerste gesprek. Niemand zal haar lastig vallen. Niets schokkends. Ze is hier alleen, omdat ze zelf heeft gebeld, zelf een afspraak heeft gemaakt, omdat ze wil weten of ze hulp nodig heeft en of ze die hier kan krijgen. In haar hoofd vloekt ze op zichzelf. Alsof ze al niet genoeg, eeuwig pratende, stemmen in haar hoofd heeft, die haar bijna dwingen om dingen te doen, die in het heldere daglicht een beetje zeldzaam lijken. Tenslotte heeft ze er verder niets mee te maken. Hoe zou dat ook kunnen? Ze kent niemand, die zo leeft! Misschien is dat juist de reden waarom ze hier is, waarom ze denkt dat er iets mis met haar is en hulp nodig heeft … hoe die hulp er misschien ook uitziet.
Het bord aan de muur kan haar vragen niet beantwoorden. Dat antwoord komt alleen, als ze voldoende kracht in haar vingers zet om de deurklink te bewegen. Als ze durft … of ontwikkelt ze een spontane fobie voor gesloten deuren? Ze werpt nog een blik op haar horloge. Eigenlijk was ze veel te vroeg en door haar staren en poging wortel te schieten in de gang nu… precies op tijd. Nu hoeft ze alleen nog de deur te openen en naar binnen te gaan. In principe een heel simpele handeling, die niemand moeite hoeft te kosten.
Nog één keer diep inademen … en dan opent ze in een vloeiende beweging de deur. De eerste hindernis is overwonnen en een licht gevoel van euforie brengt haar trots over de drempel … naar binnen.
„Hallo, u bent werkelijk precies op tijd … Mevrouw Veldhuis verwacht u al.“
Geërgerd kijkt ze rond. De stem uit de afgrond … blijkt echt te zijn en hoort bij de ogen van de assistente, waar de lente bloeit en groeit. De jonge vrouw glimlacht bemoedigend. Zou de assistente weten, waarom ze hier is? Waarschijnlijk wel … of toch niet? De afspraak heeft ze met mevrouw Veldhuis zelf gemaakt. Maar de assistente beheert waarschijnlijk haar dossier. Help, een dossier … over haar … en over haar probleem. De stemmen in haar hoofd, haar zeldzame gedachten en eigenaardigheden, die ze zo goed mogelijk probeert te verbergen.
Shit. Ze was het liefste direct weggegaan. Omdraaien en naar buiten rennen. Ondanks het serieuze gevoel hier welkom te zijn, de vrijheid opzoeken, met haar stemmen. Op zoek naar een plek om vrede met zichzelf te sluiten. Tegelijk wetend, dat die vrede geen bestaansrecht heeft. Ze is niet in staat om een volgende stap te doen. De assistente staat op en opent een andere deur. Zou die haar nieuwste fobie al herkend hebben? Ze weet het niet. Met een bemoedigde blik wacht de assistente tot ze doorloopt en in een van de twee stoelen gaat zitten.
„Wilt u iets drinken? Koffie, thee, water?“
„Water graag.“
Haar stem klinkt van opwinding gebroken. Nu is het echt. Nu moet ze haar zielenroerselen naakt op tafel leggen. Daarom … doet ze ogen dicht, verzamelt moed om dit gesprek zonder kleerscheuren te overleven. Misschien hoeft ze niet eens terug te komen, maar wordt ze gelijk doorverwezen … wie weet?
Onopgemerkt staan een fles bronwater en twee glazen op de tafel tussen de stoelen. Een goed geklede vrouw van middelbare leeftijd glimlacht naar haar, voordat ze op de andere stoel gaat zitten en haar handen over haar knieën vouwt, precies zoals ze zelf zit. Het komt stijf en gesloten over, precies zoals ze zich op dit moment voelt. Geërgerd kijkt ze de vrouw aan, die haar houding verandert, achterover leunt en glimlacht. Ze voelt zich gelijk een stuk beter, zekerder, waarop ze zelf mevrouw Veldhuis imiteert. Deze therapeute is goed … nog voordat er een woord is gevallen.
„Welkom, mevrouw Bouwman, goed dat u bent gekomen.“
Ze kan niet anders dan glimlachen, wanneer ze de stem hoort en wordt direct rustiger. Hoe doet mevrouw Veldhuis dat? Doet er niet toe.
„Waarmee kan ik u helpen?“
„Eh … zoals ik u al eerder heb verteld … ik maak me een beetje zorgen over mijn geestelijke toestand.“
De therapeute heeft gelukkig nog geen pen vast. Ook al ligt die voor het grijpen op haar schrijfblok. Het is prettig dat er iemand vol aandacht naar haar luistert, zelfs al wordt ze er onzeker van. Doorzetten is nu het devies. Ze zal hoogstens worden weggestuurd … met de rekening in haar handen gedrukt. Ze kijkt even op en stuurt een nerveuze blik naar haar gesprekspartner, die haar rustig observeert met een bijna vastgeroeste, uitnodigende glimlach op haar gezicht. Ze haalt diep adem.
„Ik … ik schrijf homoverhalen … ik bedoel … verhalen over homojongens…“
Waarschijnlijk was de pen uit de vingers van de therapeute gevallen. Hoewel ze op elke reactie is voorbereid, schrikt ze toch van haar eigen uitspraak … of meer van de stilte, die na haar woorden de ruimte vult. Het is ook de eerste keer dat ze het hardop uitspreekt. De therapeute staart haar nu aan, slikt en haar glimlach ontspoort voor een moment op een vriendelijke manier. Ze weet niet zeker wat de vrouw tegenover haar heeft verwacht. Mevrouw Veldhuis is verrast. Aan de telefoon heeft ze alleen over stemmen in haar hoofd gesproken en de drang om alles naar buiten te laten komen. Dat de stemmen bij de hoofdpersonen van haar verhalen horen, heeft ze weggelaten uit angst om uitgelachen te worden.
Op dit moment vraagt ze zich af of therapeuten eigenlijk wel mogen lachen. Natuurlijk mogen ze dat, anders zouden ze rotleven hebben. Maar of ze ook anderen uitlachen of lachen van ongeloof of om hun minachting te verbergen? Soms gebeurt dat, wanneer ze terloops vertelt dat er mensen zijn … die verhalen schrijven … homoverhalen. Dan durft ze niet toe te geven dat ze zelf tot deze groep mensen hoort. In elk geval heeft mevrouw Veldhuis zich hersteld, niet gelachen en kijkt haar nu met een professionele blik aan… om toch de pen ter hand te nemen. Heeft die nu iets in haar handen nodig? Het lijkt erop. Ze is nog steeds in staat elk moment op te springen en met een gepeperd verwijt weg te rennen. Maar de therapeute geeft op geen enkele manier aanleiding hiervoor.
„Hm… U bent schrijfster, heb ik dat goed begrepen?“
Blijkbaar beoordeelt ze haar cliënt, met interesse en respect. Volledig professioneel, zoals het bord naast de deur al heeft beloofd.
„Nou … niet echt … eigenlijk werk ik bij een technische installateur…“
„Maar u schrijft in uw vrije tijd verhalen.“
„Ja, ik schrijf verhalen … homoverhalen.“
De therapeute ademt diep in, uit en maakt een notitie. Wat heeft ze er voor over om te lezen welk woord nu op papier staat? Kan ze daar een interessant en leuk verhaal op baseren? Met twee jongens, die elkaar in de wachtkamer ontmoeten en dan… Of een van de twee is psycholoog en de twee trekken zich niets aan van de ge- en verboden tussen arts en patiënt, gebruiken de stoelen om hun liefde te verklaren en trekken zich niets aan van wat er in de wachtkamer…
Shit! Het gebeurt weer. Ze maant haar stemmen tot rust, het is gewoon niet normaal!
„Hoe voelt u zich als u schrijft?“
„… Goed?“
Het is waar, ze voelt zich dan prettig in haar vel, ook al lijkt het nu anders omdat ze hier zit met een vraag. Water had ze ook op een terras kunnen drinken.
„Kunt u dat gevoel beschrijven?“
Het sceptische oogcontact met de andere vrouw verraadt haar onzekerheid. Ze weet niet welke kant dit gesprek opgaat en heeft nog angst, dat de professional op elk moment de slappe lach krijgt of haar naar buiten stuurt … of doorstuurt naar een collega.
Hoe voelt ze zich dan? Naast goed ook … bevrijd? Omdat de stemmen dan eindelijk tot rust komen, wanneer haar vinger het toetsenbord masseren en het scherm verzadigt raakt met woorden, alinea’s, hoofdstukken … verhalen. Misschien ook trots, omdat het ze mooi vindt dat haar verhalen heel goed te lezen zijn … en goed worden gelezen. Zelfs wanneer sommige dingen in haar hoofd blijkbaar toch te verwarrend zijn en bij haar blijven zodat niemand zich met haar chaos hoeft bezig te houden.
Nu ze er gedwongen over nadenkt, bekruipen haar uitsluitend positieve gevoelens. Afgezien van de vertwijfeling wanneer sommige delen anders op het scherm verschijnen dan zij wil, wanneer zij zich bijna doodergert bij een zin, die voor de vijfde keer mislukt of het toch allemaal onzin is, wat daar staat. Of wanneer een verhaal toch minder goed wordt ontvangen. Al ziet ze dat meestal als aanmoediging voor het volgende verhaal.
In elk geval schijnt mevrouw Veldhuis het net zo te zien. Haar gesprekspartner knikt instemmend en langzaam verdwijnt het gevoel dat dit in een catastrofe eindigt. De therapeute lijkt op het blok te tekenen … en verbergt goed wat daar ontstaat. Ze heeft geen kans om een blik op de krabbels te werpen. Glimlacht de vrouw nu … oprecht? Dat doet ze, zonder twijfel, haar ogen lachen mee, haar mond blijft in de professionele houding steken.
„Verhalen schrijven is blijkbaar goed voor u. U vindt het leuk, ervaart het als een positieve dwang en het is inmiddels een dierbare hobby voor u?“
Deze prikkelende, beknopte samenvatting had niet duidelijker kunnen zijn. Rustgevend op een bepaalde manier. Ze kan er niets aan toevoegen.
„Dat is geweldig, mevrouw Bouwman. Heel goed en geen reden voor een therapie.“
Geen reden … dat is meer dan geruststellend. Waarom het beslist verhalen over homojongens moeten zijn, dat is nog wel de vraag. Is deze dwangmatigheid aanleiding voor een therapie of is er niets aan te doen? Opnieuw komt de paniek van een uur geleden terug. Alleen al de gedachte aan een jongen en meisje als hoofdpersoon voelt verkeerd aan. Tenminste als hoofdpersonen in een verhaal. In het werkelijke leven is dat honderd procent anders. Is dat normaal of niet?
Ze ontvangt een kritische blik. Mevrouw Veldhuis merkt, dat ze maar voor een deel tevreden is over de professionele mening. Waar denkt haar gesprekspartner nu over na? Hoe voorzichtig bij te brengen dat ze toch niet helemaal in orde is? Welke therapie het beste zou passen?
Ze wordt bijna gek van de beoordelende blik, lang houdt ze het niet meer vol. Uit het niets komt een andere emotie naar voren, die zich meestal ontlaadt in tranen. Zo erg kan het toch niet zijn om over jongens te schrijven, die spannende avonturen beleven, verliefd worden, seks hebben …
Opeens vindt ze het merkwaardig, dat ze moeiteloos seks tussen mannen kan beschrijven, hoewel ze daar geen verstand van heeft. Ze is geen man, ze kan niet uit eigen ervaring schrijven en heeft ook nooit een anonieme enquête ontworpen om daar wijzer van te worden. Waarbij ze zich direct afvraagt, welke vragen ze zou stellen. Waarschijnlijk zou ze heel gericht naar houdingen, rollen, standjes vragen en hoe ze zich daarbij voelen. Misschien zou ze zelfs in een winkelstraat de vragenlijst uitdelen, met hoofdschuddende voorbijgangers als resultaat. Het komt haar nu al over de top voor. Hoe doorgedraaid is ze eigenlijk? Is ze nog wel te redden?
Hoewel … het zou een interessant verhaal kunnen opleveren. Twee kerels, die meedoen aan een onderzoek en ontdekken, dat ze prima bij elkaar passen, elkaar aanvullen en dan … nee, seks in een winkelstraat is te openbaar … in haar hoofd protesteert nu tenminste een van de twee.
Zeldzaam … ze is nu bij een ervaren psychologe en zelfs hier schieten haar verhaallijnen te binnen, terwijl ze wordt geobserveerd … waarschijnlijk zijn haar gedachten al duidelijk voor de vakvrouw. Zou de therapeute ook gedachten kunnen lezen? Levert dat misschien een ernstige diagnose op?
„Mevrouw Bouwman, probeer rustig adem te halen.“
Heeft ze iets gezegd of gedaan in de laatste vijf minuten? Hardop gepraat … hysterisch gelachen … Ze weet het niet meer. Waarschijnlijk niet zo duidelijk, dat haar gesprekspartner het gemerkt zou hebben. Of toch? Hopelijk hebben de stemmen in haar hoofd niet zelfstandig alle woorden en geluiden van een liefdesscène naar buiten gebracht, dat zou toch te gek zijn … in de spreekkamer van haar psychologe.
„Ik kan de gedachten bijna in uw hoofd tekeer zien gaan.“
Als mevrouw Veldhuis nu eens die professionele glimlach in kon houden? Ze wordt er hypernerveus van. Hoe lang kan ze het nog vol houden? Niet zo lang meer, dat is ook niet nodig, omdat ze straks voor gek wordt verklaard en naar een gesloten instelling afgevoerd…
„U hoeft zich geen zorgen te maken. U heeft gewoon een levendige fantasie. Dat is goed.“
Levendige fantasie? In elk geval klopt het eerste woord. In haar fantasie leeft altijd wel iets. Maar waarom willen haar fantasiemannen alleen andere mannen? Alsof ze absoluut tegen man-vrouw relaties is … en zelf niet alleen hetero, maar ook deel van zo’n relatie is.
„Heeft u een vaste vriend?“
Okee … deze therapeute is te professioneel … ze is … eng?
„Ja…“
„Weet uw vriend wat u schrijft?“
„Nee…“
„Ah.“
Verdorie … is ze dan toch niet zo hetero als ze altijd dacht? Is dat de boodschap uit haar onderbewustzijn? Dat ze het toch niets vindt en tegen gewoon man-vrouw geluk is?
„Bent u gelukkig met uw vriend?“
Help … wat zal ze daarop nu antwoorden. Natuurlijk is ze gelukkig met hem … ze wonen inmiddels samen, hebben vrienden, huisdieren, alles wat ze willen op dit moment. Moment … als de vakvrouw nu eens gelijk heeft en dat ze onbewust verlangt naar de vrijheid? Het is absoluut verkeerd geweest om deze afspraak te maken, ze had haar twijfels gewoon twijfels moeten laten zijn en dan was alles in orde.
„En? Bent u gelukkig?“
„Ja.. in het algemeen wel … ik geniet overal van.“
„Dan is toch alles in orde met u.“
Het duurt even voordat het tot haar doordringt. Of niet.
„Mevrouw Bouwman, ik kijk er als volgt tegenaan. U bent gelukkig met uw vriend en uw leven en u wil dat op een bepaalde manier delen met anderen.“
Het vraagteken in haar gezicht wordt steeds groter. Ze begrijpt het niet.
„Misschien wilt u nog een dingen uitproberen … zonder te verliezen wat u nu heeft … zonder dat u uw vriend pijn doet … dat lukt u waarschijnlijk in uw verhalen, omdat die alleen van u zijn.“
Ach, op die manier. Ze is gelukkig en ze wil niet onbewust iets daaraan veranderen. Het vraagteken wordt kleiner, de opluchting breekt door als de zon tussen wolken.
„Maakt u zich niet druk hierover, meveouw Bouwman. U schrijft over liefde, daar is niets verkeerds aan…“
Hm… als je het op die manier bekijkt, dan klopt het voor haar. Liefde is altijd goed.
„… en dat uw hoofdpersonen homo zijn … nou ja … daarmee laat u zien dat u open staat voor de wereld, dat u nieuwsgierig bent naar dingen die u verder niet kent … dat zijn positieve eigenschappen.“
Is dat zo? Ze denkt na … ja, ze let erg op de reacties van de passanten als ze een homostel in de winkelstraat ziet lopen … soms spreekt ze de voorbijgangers zelfs aan op hun reactie.
„Ziet u het zelf nu? Het valt allemaal heel erg mee … of niet?“
„Hm.. nee…“
„Zolang u het leuk vindt, geef uw fantasie alle ruimte en typ uw vingers blauw. Laat uw hoofdpersonen gewoon alles beleven, wat ze nodig hebben om uit uw hoofd te verdwijnen. Als u probeert uw fantasie te onderdrukken en stopt met het schrijven van verhalen, dan wordt u echt ongelukkig. Zelfs wanneer het daardoor af en toe wat druk in uw hoofd is. Het is eigenlijk een manier om spanningen kwijt te raken. Probeer te genieten van uw fantasie … van uw hoofdpersonen.“
Eindelijk begrijpt ze waar ze eigenlijk bezig is. Op slag verdwijnen de vraagtekens en onderhuidse angsten. Ze voelt zich leeg, het is rustig in haar hoofd. Voor het eerst in lange tijd. De vakvrouw glimlacht opnieuw en knikt tevreden.
„En ik geloof niet dat u een therapie nodig heeft, laat staan dat u er iets aan zou hebben.“
„Bedankt…“
„Nergens voor nodig, mevrouw Bouwman, dit is mijn werk.“
Nog steeds een beetje overdonderd, maar ook heel erg opgelucht en vrolijk, pakt ze haar tas. Het zal nog even duren voordat ze alles heeft begrepen en is bezonken. Op dit moment overheerst het gelukkige gevoel ook geestelijk gezond te zijn en zorgeloos verder te kunnen. Geweldig!
Mevrouw Veldhuis staat op en begeleidt haar naar de deur. Op het moment, dat ze de praktijk wil verlaten, kijkt de therapeute haar aan, denkt nog een halve seconde na voordat ze fluistert:
„Waar kan ik uw verhalen lezen?“