31 maart 2021

Aan de andere kant … – 1 Danse Macabre

“Victor! Victor!”, galmt het door de Grote Kerk. Hijgend komt mijn collega Harro door het middenpad aangerend. “Kun jij… de laatste… kandidaat… van vandaag… overnemen?”
“Kalm man, kalm. Wat is er gebeurd?” Bezorgd kijk ik hem aan.
“Wendy. Ze belde net”, hijgt hij buiten adem. “Marco. Ze zit met hem op de eerste hulp.”
“Oh jee, niks ernstigs, hoop ik?”, roep ik geschrokken.
“Hij is gevallen. Van de trap. Verder weet ik niks”, hakkelt hij.
Ik knik meelevend. “Geef maar hier”, wijs ik richting de stapel papieren in zijn hand.
“Dank je”, zucht Harro opgelucht.
“Wie is het?”
“Manuel Mulder, negentien jaar, woont hier in de stad”, houdt Harro een inschrijfformulier omhoog. “Hij zit boven al te wachten.”
“Oké, ga jij maar, ik red me wel.”
Ik neem de papieren van hem over, klop hem geruststellend op zijn rug en been met lange passen richting de trap naar het balkon.

“Victor Bos, aangenaam”, loop ik met uitgestoken hand op de jongeman achter het orgel af. Verbaasd kijken twee donkerbruine ogen me aan.
Ik glimlach, hij zal me wel herkennen, ik ben per slot van rekening best bekend. Elf jaar geleden heb ik dit concours zelf gewonnen en sindsdien is het me voor de wind gegaan. Na het afronden van mijn studie, werd ik juist in deze kerk als hoofdorganist benoemd. Daardoor ben ik nu, samen met Harro, mijn vaste registrant, de organisator van het concours en zit ik, voor het vierde jaar alweer, in de jury.
“Manuel Mulder.” Breed grijnzend schudt hij mijn hand.
Nieuwsgierig neem ik hem in me op. Grote jongen, ik denk wel een halve kop groter dan ikzelf, terwijl ik met mijn één meter vierentachtig toch ook niet bepaald klein ben. Met zijn weerbarstige, blonde krullen en zijn stoppelbaard past hij niet echt in het plaatje van de gemiddelde jonge organist. Dat zijn over het algemeen keurige jongens en meisjes, verzorgd uiterlijk, nette kleding, zoals het hoort.
Ik bekijk hem nog eens goed. Zijn spijkerbroek, die overduidelijk zijn langste tijd heeft gehad en het, door het vele wassen vaal geworden, donkerblauwe poloshirt, versterken mijn eerste indruk. Ik mag hopen dat hij zich morgen scheert, zijn haren in model weet te krijgen en zich wat netter kleedt. Zo valt hij wel heel erg uit de toon.

“Excuses dat je zo lang hebt moeten wachten. Mijn collega werd weggeroepen”, verklaar ik mijn aanwezigheid.
“Geeft niks”, knikt hij lachend. “Ik heb me wel vermaakt.”
“Wat ga je spelen?”, vraag ik hem.
“De ‘Danse Macabre’ van Saint-Saëns”, antwoordt hij zelfverzekerd.
“Goeie keuze. Niet makkelijk, maar wel erg mooi”, knik ik. “Laat maar eens horen wat je ervan gemaakt hebt.”
“Ehm”, aarzelt hij.
“Is er iets?”
“Kun je me misschien helpen met de registratie?” Hij lacht verlegen.
Ik frons mijn wenkbrauwen. “Heb je die nog niet zelf uitgedacht?”
Eigenaardig, je zou toch verwachten dat deelnemers dat, samen met hun leraar, van te voren gedaan zouden hebben. Dat is tenminste wel gebruikelijk.
“Thuis wel, maar ik heb nog nooit op een kerkorgel gespeeld”, biecht hij schoorvoetend op.
“Pardon?” Het floept eruit voor ik er erg in heb.
“Ik heb nog nooit op een kerkorgel gespeeld”, herhaalt hij.
“Dat hoor ik, ja”, reageer ik droog. “Het is meer dat het me nogal verbaast. Ik bedoel, je doet mee aan een orgelconcours, dan zou ik toch denken dat je op z’n minst het orgel kunt bespelen.”
Het kost me moeite niet te cynisch over te komen. Dat hij er wat onverzorgd uitziet, mag natuurlijk geen reden zijn hem niet serieus te nemen.
“Dat kan ik ook wel”, probeert Manuel uit te leggen. “Ik speel al jaren orgel. Alleen heb ik nog nooit op een echt pijporgel gespeeld.”
“Sorry, ik snap het niet”, schud ik mijn hoofd. “Heb jij geen les in een kerk dan?”
“Ik heb helemaal geen les”, verklaart hij laconiek. “Al een paar jaar niet meer. Sinds mijn vader niet meer werkt. Te duur.”
Ontgoocheld kijk ik hem aan. “Maar… hoe… ik eh… ik bedoel…”
“Mijn muziekleraar op school heeft me een beetje geholpen”, lacht hij bij het zien van mijn verbaasde gezicht. “Op het orgel van de school. Volgens hem heb ik talent”, voegt hij er trots aan toe.
“Aha, vandaar”, knik ik bedachtzaam. “Wacht, ik help je wel even.”

Terwijl ik de registratie met hem doorneem, denk ik na. Wat moet ik met hem? Denkt die jongen echt dat hij een kans maakt? Het voelt bijna als een belediging voor al die jonge mensen, die keihard studeren om zover te komen dat ze aan dit concours deel kunnen nemen.
Heel even bekruipt me het gevoel dat ik hier mijn tijd zit te verdoen. Direct druk ik dat gevoel weg, iedereen verdient een kans, toch? Ik hoop alleen wel dat zijn muziekleraar gelijk heeft, zodat dit geen enorme teleurstelling voor hem wordt, want ik ben er niet op uit hem te ontmoedigen.

“Oké,” zeg ik als ik de registers ingesteld heb, “laat maar eens horen wat je kunt.”
Ik doe een stap achteruit en geef hem de gelegenheid zich te concentreren. Hij heeft wel lef, dat moet ik hem nageven. Met zo weinig voorbereiding aan dit concours meedoen, zullen maar weinigen hem nadoen.

Zonder al te hoge verwachtingen kijk ik toe hoe hij zijn vingers op de toetsen legt. Lange, slanke vingers. Onwillekeurig glijden mijn ogen langs zijn lichaam. Eigenlijk is het best een mooie jongen. Lekker stoer met die wilde bos haar en dat stoppelbaardje. En dan die versleten spijkerbroek, die staat hem goed. Ik grinnik, hij zal mij wel een saaie pief vinden in mijn nette pantalon, mijn gladgestreken overhemd en mijn keurige colbertje.

Dan vult de kerk zich met de eerste, indringende klanken van de ‘Danse Macabre’. Van het ene op het andere moment verplaatst mijn aandacht zich van het uiterlijk van de jongen naar zijn spel. Zo teer en breekbaar, zo gevoelig. Kippenvel kruipt vanaf mijn nek langs mijn rug naar beneden, mijn mond zakt open van verbazing. Dit is wel het laatste dat ik had verwacht! Oké, technisch is zijn spel bij lange na niet perfect, dat hoort zelfs een leek. Maar wat een emotie weet hij erin te leggen!
Ademloos laat ik het over me heenkomen. Volkomen in de ban van de muziek die hij, ogenschijnlijk moeiteloos, ten gehore brengt, volg ik elke beweging van zijn handen, zijn voeten, zijn hele lichaam… Nog nooit heb ik iemand zo in muziek zien opgaan als deze jongen! Ongelooflijk dat hij dit zichzelf heeft aangeleerd met een beetje hulp van zijn muziekleraar op school. Wat moet dat worden als hij goed begeleid wordt?
Mijn ogen worden vochtig, ik krijg een brok in mijn keel.

Na het slotakkoord blijft hij doodstil zitten, alsof hij nog deel uitmaakt van de langzaam wegstervende muziek. Dan draait zijn hoofd mijn kant op en kijken zijn donkere ogen me vol verwachting aan.
Ik kan hem alleen maar aanstaren, krijg geen woord over mijn lippen. Mijn hart bonkt in mijn keel van opwinding. Wat een talent heeft deze jongen!
“Was het zo erg?”, vraagt hij, zijn teleurstelling bij het uitblijven van mijn reactie verbijtend.
“Oh nee, nee”, haast ik me te zeggen. “Absoluut niet!”
“Nee?” Hoopvol lichten zijn ogen op.
Ik schiet in de lach. “Weet jij eigenlijk wel hoe goed je bent? Ik bedoel, hoe goed jij kan worden met goede begeleiding? Want technisch schort er nog wel wat aan…”
Hoofdschuddend loop ik naar hem toe, sla de muziek een paar bladzijden terug en wijs hem op een passage waar hij helemaal de mist in ging.
“Schuif eens op, dan help ik je.” Ik ga naast hem zitten, leg hem uit wat hij niet goed deed en speel het een keer voor.
“Nu jij”, schuif ik opzij om hem ruimte te geven.
Foutloos speelt hij na wat ik hem net voorgedaan heb. Ik knik bewonderend.
Benieuwd naar wat hij nog meer in zijn mars heeft, pak ik een volgende passage aan, leg uit hoe hij het anders kan spelen, doe het voor en laat hem oefenen. Hij heeft er duidelijk plezier in en leert snel.

“Wat is het eeuwig zonde dat jij geen les hebt”, zucht ik als zijn repetitietijd erop zit. “Zoveel gevoel jij in je spel weet te leggen… Ongekend… Iemand zou jou onder zijn hoede moeten nemen.”
“Zinloos om over na te denken”, wuift Manuel mijn opmerking weg. “Ik heb geen geld voor les.” Berustend haalt hij zijn schouders op.

Peinzend kijk ik hem aan. Als ik hem nu eens lesgeef? Het geld boeit me niet zo, ik wil het zelfs wel gratis doen. Maar heb ik daar wel tijd voor?
Volgende maand staat mijn jaarlijkse tournee door Duitsland op het programma en daarvoor geef ik nog twee concerten in Nederland. Dat betekent sowieso al extra repeteren. Daarnaast heb ik natuurlijk de wekelijkse erediensten op zondag en verzorg ik de muzikale omlijsting van de zaterdagmiddag-openstellingen van de kerk. En dan ook nog het concours waar ik de komende twee weken mijn handen aan vol heb. Als ik heel eerlijk ben, heb ik het eigenlijk veel te druk om een leerling aan te kunnen nemen.

Aan de andere kant… Zoveel talent mag toch niet verloren gaan? Dat kan ik toch niet laten gebeuren? Saint-Saëns zou zich omdraaien in zijn graf als ik deze jongen niet zou helpen! Ik kan toch wel ergens een uurtje voor hem vrijmaken?

“En als ik je nu eens lesgeef?”, hak ik de knoop door. “Hoe zou je dat vinden?”
“Ik zeg net, ik heb geen geld voor lessen”, benadrukt hij zijn financiële situatie.
“Je hoeft me niet te betalen”, zeg ik snel. “Ik doe het gratis.”
Manuel trekt zijn wenkbrauwen op. “Waarom zou je dat doen? Lijkt me dat je het druk genoeg hebt zonder mij.”
“Omdat ik denk dat jij heel veel talent hebt.”
Schattend kijkt hij me aan. “Denk je dat echt?”, vraagt hij bescheiden. “Of zit je me te stangen?”
“Waarom zou ik dat doen? Waarom zou ik tijd in iemand stoppen als ik denk dat hij geen talent heeft?”
“Da’s waar”, grinnikt hij. Nadenkend strelen zijn vingers de toetsen van het orgel. “Helemaal voor niks?”, vraagt hij ineens terwijl hij me met een mengeling van ongeloof en verlangen aankijkt.
Ik knik, hoop zo dat hij ‘ja’ zegt! Ik kan haast niet wachten om met hem aan de slag te gaan. Sterker nog, het liefste zou ik vandaag al met hem beginnen!
“Wow”, fluistert hij vol ontzag. “Les van
Victor Bos, als mijn muziekleraar dat hoort!”
“Dus je doet het?”, vraag ik gespannen. ‘Niet te vroeg juichen, Victor’, spreek ik mezelf in gedachten toe. ‘Leg het er niet te dik bovenop, hij is goed, maar hij moet het wel nog waarmaken!’
“Hoe kan ik zo’n aanbod weigeren?”, grijnst Manuel.
Opgelucht sla ik hem op zijn schouder. “Mooi! Kun je maandagavond om half acht?”
“Oh ja, zeker!”, laat hij me nauwelijks uitpraten. “Hier?” Opgetogen kijkt hij me aan.
Ik knik lachend, haal mijn mapje met visitekaartjes uit mijn binnenzak en overhandig hem er eentje. “Bel me als er onverhoopt iets tussen komt”, wijs ik hem mijn telefoonnummer.
“Maak je maar niet ongerust”, glundert hij, terwijl hij het kaartje in de binnenzak van zijn jas stopt. “Ik zorg dat ik er ben! Al moet ik komen kruipen, deze kans laat ik beslist niet lopen!”

***

In opperbeste stemming rij ik naar huis, mijn dag kan niet meer stuk! Voortdurend dwalen mijn gedachten af naar Manuel. Zoals hij achter het orgel zat, tot het uiterste geconcentreerd, helemaal opgaand in de muziek.
Even komt de twijfel opzetten. Wat als de ‘Danse Macabre’ het enige is dat hij fatsoenlijk ten gehore kan brengen?
Direct druk ik de gedachte weer weg. Nee, dat geloof ik niet, daarvoor is de moeilijkheidsgraad te hoog. Ik heb het echt wel goed gehoord. Deze wat onverzorgd uitziende jongen is een natuurtalent, een ruwe diamant en ik mag hem polijsten! Toch wonderlijk, mijn eerste indruk van hem klopte totaal niet.
Opgewonden knijp ik in mijn stuur, nog een paar dagen, dan mag ik met hem aan de slag! Ineens schiet ik in de lach. Verdorie, ik lijk wel een klein kind dat verlangend de dagen aftelt tot zijn verjaardag!
Glimlachend parkeer ik mijn auto naast het huis.