18 februari 2021

Weekendje Wadden – 29

“Ik heb er zo’n zootje van gemaakt”, snikt Eddy opnieuw.
“Rustig maar, het komt wel weer goed”, kalmeert Diede zijn broertje en ook zichzelf.
“Hoe dan?”, snottert Eddy terwijl hij zijn broer met betraande ogen aankijkt. “Ik ben Remco kwijt, papa is vreselijk teleurgesteld in me en vertrouwt me niet meer, mama is doodsbang dat ik mezelf nog een keer wat aan doe… En dan weten ze nog niet eens dat ik met m’n studie wilde stoppen”, komt er zachtjes achteraan.
Diede spert zijn ogen open. “Wat? Jij? Met je studie stoppen? Waarom dat dan? Jij kan zo goed leren! Dat snap ik even niet…” Stomverbaasd kijkt hij zijn broertje aan.
“Ik wil helemaal niet studeren, ik wil gewoon werken en leren. Remco zei dat ik voor mezelf moest kiezen. Het is mijn toekomst, zei hij. En toen heb ik me over laten halen.” Hij zucht gelaten.
Diede grinnikt. “Sorry Eddy, maar die Remco heeft wel gelijk. Het is jouw leven, jouw toekomst, niet dat van papa.”
Wezenloos staart Eddy naar zijn broer. Tranen druppen op het kussen.
“Hé!”, probeert Diede hem op te beuren. “Kom op man, we lossen het samen wel op, oké? Ik help je.” Hij wrijft zijn broertje geruststellend over zijn schouder. “En Merel ook”, voegt hij eraan toe.
Eddy schudt zijn hoofd. “Nee,” zegt hij beslist, terwijl hij zijn tranen wegveegt. “Dat hoeft niet, ik heb het al opgelost. Ik ga gewoon studeren. Papa heeft gelijk, ik had naar hem moeten luisteren. Remco heeft een slechte invloed op mij. Als ik hem niet had leren kennen, was er niks aan de hand geweest, dan had ik gewoon gedaan wat papa van me verwachtte.”
Diede kreunt. “Eddy! Hoor je wel wat je zegt?” Met moeite weet hij de woede, die opnieuw in hem opkomt, te onderdrukken. “Je hebt toch niks verkeerd gedaan?” Vol ongeloof kijkt hij zijn broertje aan. “Het enige wat je wilt, is jezelf zijn. Dat ga je toch niet aan de kant zetten, alleen maar om papa tevreden te houden?”

Langzaam begint tot hem door te dringen dat Eddy, die vroeger thuis overal zo makkelijk doorheen leek te rollen, blijkbaar nooit iets anders heeft gedaan dan zichzelf wegcijferen uit angst voor zijn vader. Brave Eddy die nooit iets verkeerd deed, verwende Eddy die alles mocht…
Nee, Eddy die op eieren liep om te zorgen dat hij niets deed wat zijn vader niet goed vond, die nooit iets vroeg waarvan hij wist dat het niet mocht en die er alles aan deed te voorkomen dat zijn vader een reden zou hebben hem net zo te behandelen als zijn broer!
Tot hij verliefd werd, op een jongen welteverstaan. Geen wonder dat hij niks gezegd heeft en gewoon stiekem zijn gang is gegaan! Hij weet natuurlijk dondersgoed hoe zijn vader over homo’s denkt…

“Het is te laat, Diede”, zegt Eddy zachtjes terwijl hij zijn hoofd schudt. “Remco wil niet verder als ik thuis niet vertel dat ik homo ben.”
“Heeft hij dat gezegd?”
Eddy knikt. “Hij ziet het niet zitten om zijn hele leven verstoppertje te moeten spelen.”
“Maar jij hebt hem niet verteld waarom je niet uit de kast durft te komen”, reageert Diede meteen. “Ik bedoel, hij weet niet waarom jij zo bang voor papa bent, toch?”
Eddy schudt zijn hoofd. “Nee”, fluistert hij timide. “Remco denkt dat het wel mee zal vallen, dat papa wel bij zal draaien. Hij snapt het gewoon niet”, zucht hij.
“Denk je dan niet dat hij op z’n minst moet weten wat er precies aan de hand is? Misschien begrijpt hij het dan wel en is hij best bereid er rekening mee te houden.”
“Denk je?” Hoopvol kijkt Eddy zijn broer aan.
“Bel hem nou maar op! Vraag hem hierheen te komen en vertel hem alles”, moedigt Diede hem aan. “Wat heb je te verliezen? Als je niks doet, ben je hem sowieso kwijt.”
“En papa dan? Als papa ontdekt dat ik weer contact met Remco heb…”, jammert Eddy angstig.
“Wat wil je dan, Eddy? Remco nooit meer zien? Wil je dat echt? Denk na, jongen, als je nu niet voor jezelf opkomt, wanneer dan wel? Of wil je je hele leven blijven doen wat papa van je verwacht? Wie is er nou belangrijker? Papa of Remco?” Gespannen kijkt Diede zijn broertje aan.
“Je hebt gelijk”, geeft Eddy toe. Hij pakt zijn telefoon van het nachtkastje. “Ik hoop maar dat hij het begrijpt en niet boos is…”

***

Al meer dan twee uur staat Remco op de parkeerplaats voor Eddy’s flat te wachten. Gespannen houdt hij de omgeving in de gaten. Hoe meer tijd verstrijkt, hoe meer hij overtuigd raakt dat Eddy niet komt. Plotseling schrikt hij op van het geluid van zijn telefoon.
“Eddy?”, vraagt hij aarzelend als hij opneemt. “Ben jij het?”
“Remco”, hoort hij Eddy zeggen.
“Eddy! Is alles goed met je? Wat is er gebeurd? Waar ben je?” Op van de zenuwen vuurt Remco de ene vraag na de andere op hem af.
“Bij m’n broer en nee, alles is niet goed”, klinkt het zachtjes aan de andere kant van de lijn. “Ik moet met je praten, Rem. Kan je hierheen komen?”

***

“Dus nog één keer, wat heb je mij te vertellen?”, herhaalde zijn vader op barse toon.
Eddy’s hart bonkte in zijn keel. “Niks”, was het enige dat hij uit wist te brengen.
“Denk jij nou dat ik gek ben?”, ging zijn vader ongeduldig verder. “Wat verberg jij voor mij? Waar ben jij geweest? Nou? Komt er nog wat van? Ik heb niet de hele avond de tijd!”
“Gaat je niks aan”, gooide Eddy er ineens uit. “Ik ben geen klein kind meer! Bemoei je met je eigen zaken en laat me met rust!”
“Wát zeg jij?”, klonk het aan de andere kant van de lijn. “Nou moet het niet gekker worden!” Hij klonk oprecht verbaasd. “Jij liegt mij voor en dan zou ik me er niet mee mogen bemoeien? Ik vraag het je nog één keer Eddy, wáár was jij?”
“Wat maakt het uit waar ik was?”, reageerde Eddy opstandig. “Als ik het had willen vertellen, had ik dat wel gedaan.”
“Dus je hebt wel iets te verbergen”, concludeerde zijn vader triomfantelijk. “Ik wist het wel! Nou, zeg op! Waar was jij? Wat heb je gedaan?”, drong hij aan.
“Ach man, hou op”, snauwde Eddy. “Als ik het je vertel, word je toch alleen maar boos!”
“Zeg jongeman, let jij eens op de toon die je tegen mij aanslaat! Ik ben je vader, niet één van je vrienden”, zei zijn vader streng.
“Het is toch zeker zo?”, reageerde Eddy verontwaardigd. “Als jou iets niet aanstaat, begin je meteen te schelden en verbied je het! Vind je het gek dat ik dan maar niks zeg?”
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. “Oké”, bond zijn vader in. “Ik weet het goed gemaakt. Jij vertelt mij waar je was en ik beloof je dat ik niet boos word.”
Eddy aarzelde. “Echt niet?”, vroeg hij, verbaasd over zijn vader’s plotselinge omslag.
“Hé, als jij niks verkeerds hebt gedaan, waarom zou ik dan boos worden?”, reageerde zijn vader laconiek.
Eddy twijfelde. “Als ik nou met iemand om zou willen gaan die jij niet ziet zitten,” begon hij voorzichtig, “en ik zou dat gewoon vertellen… Zou je me dan laten gaan?”
“Natuurlijk”, antwoordde zijn vader. “Je bent achttien, Eddy. Waarom denk je dat ik je op kamers heb laten gaan? Jongen, ik ken jou toch? Jij bent oud en wijs genoeg om zelf te bepalen met wie je omgaat en wat je doet. Ik zal het er vast niet altijd mee eens zijn, maar daarom hoef jij nog geen dingen voor mij te verbergen!”
Eddy dacht na. Meende hij dat nou? Had hij zich dan helemaal voor niks zo’n zorgen gemaakt?
“Oké dan,” begon hij aarzelend, “ik was bij Remco.”
“Remco?”, herhaalde zijn vader, duidelijk geschrokken. “Die jongen die jij een keer bij ons thuis hebt uitgenodigd?”
“Die ja”, lachte Eddy opgelucht omdat hij het eindelijk gezegd had.
“Ik dacht dat ik duidelijk was geweest toen ik zei dat ik niet wilde dat je met die jongen omging”, reageerde zijn vader ogenschijnlijk kalm, maar met een dreigende ondertoon in zijn stem.
“Zie je wel! Ik wist het wel!”, riep Eddy verontwaardigd uit. “Je had me nooit laten gaan als ik het gezegd had. Achttien of niet, jij bepa…”
“Je hebt gewoon gelogen!”, viel zijn vader hem boos in de rede. “Nog niet eens alleen over waar je was, maar ook toen je zei dat je die jongen niet meer zou zien! Wat val jij me tegen, zeg…”
“Wat moest ik anders?”, verdedigde Eddy zichzelf.
“Je had moeten luisteren!, wond zijn vader zich verder op. “Die jongen deugt niet Eddy, dat heb ik je toch duidelijk gezegd? Een lapzwans is het, een smerige aandachttrekker!” Hij hijgde van boosheid.
“Dat is niet waar!”, riep Eddy, zijn vriend verdedigend.
“Oh nee?”, schreeuwde zijn vader. “Heb jij niet gezien hoe hij naar je keek? Man, die knul kleedde je zowat met zijn ogen uit! Die jongen wil wat van jou Eddy, en zo ben jij niet, zo hebben wij jou niet opgevoed!”

Geschrokken hield Eddy zijn mond. Verdomme, hij wist het! Dus toch! Daarom wilde hij niet dat hij met hem omging!
“Daar schrik jij van, hè?”, hoorde hij zijn vader zeggen. “Dat had jij niet gedacht van dat vriendje van je, hè? Die smeerlap is er alleen maar op uit om jou zo ver te krijgen dat je dingen met hem doet die je niet wilt!”
“Remco heeft niks gedaan wat ik niet wilde”, reageerde Eddy snel.
“Kan me niet schelen! Ik wil niet dat je met hem omgaat, hoor je! Geloof me, vroeg of laat probeert hij wat. En dan? Wil jij net zo’n achterbakse smeerlap worden als hij? Nee toch? Nou dan!”, schreeuwde Alfons woedend. “Ik breek zijn beide benen als ik er ooit achter kom dat hij aan je gezeten heeft!”

Met bonkend hart ijsbeerde Eddy door de kamer. Zijn vader wilde Remco wat aandoen? Hij zag hem er voor aan… No way dat hij nu nog zou vertellen hoe het zat!

“Heb ik jou niet gezegd dat die jongen een verkeerde invloed op je zou hebben?”, hoorde hij zijn vader nog steeds tekeer gaan. “Nou? Zeg eens wat! Heb ik gelijk gekregen, of niet? Voor jij die jongen kende, loog je nooit, Eddy. Nooit, zeg ik je! En moet je jezelf nu eens zien? Liegen en bedriegen doe jij, en dat allemaal voor die smerige jongen! Je stelt me teleur Eddy, vreselijk teleur… Je bent nog erger dan je broer! Die had tenminste de ballen om eerlijk te zijn en de consequenties te aanvaarden voor zijn gedrag. Maar jij? Jij ben te laf om me recht in m’n gezicht te zeggen wat je doet!”, tierde hij. “Hier is het laatste woord nog niet over gesproken! Dit weekend moeten jij en ik maar eens een goed gesprek van vader tot zoon hebben!”
Met die woorden verbrak hij de verbinding.

Verslagen zakte Eddy op de bank neer. Een gesprek van vader tot zoon… Hij rilde bij de herinnering aan de vele gesprekken van vader tot zoon die zijn broer had gehad. Die hadden hem steevast blauwe plekken of gekneusde ribben opgeleverd. Verdomme, wat moest hij nu? Krampachtig probeerde hij grip te krijgen op zijn gedachten.
“Kalmeer Eddy”, sprak hij zichzelf toe. “Rustig. Neem een glas wijn, relax…”
Met trillende handen schonk hij een glas in, dronk het in één keer op en schonk een tweede glas in.
Een teleurstelling, had zijn vader hem genoemd. Een lafaard, een leugenaar… Hij kromp in elkaar en nam een flinke slok wijn.
Wat had hij dan moeten doen? Zijn vader recht in zijn gezicht zeggen dat hij verliefd op Remco was? Net als zijn broer, de confrontatie aangaan?
Op van de zenuwen dronk hij in één teug de rest van zijn glas leeg en schonk het meteen weer vol.
Hij had toch geen keuze? Zijn vader zou hem de deur hebben gewezen, net als zijn broer. Als hij hem van te voren tenminste niet had afgemaakt…

Tranen prikten achter zijn ogen toen hij zich ineens herinnerde hoe hij op de dag dat zijn broer thuis vertrok, samen met zijn moeder, onderaan de trap had staan luisteren. Diede was gezakt voor zijn examen en zijn vader was razend geweest!

“Gelukkig ben jij niet zoals je broer”, huilde zijn moeder. Ze trok hem dicht tegen zich aan en sloeg haar armen liefdevol om hem. “Zorg maar dat je vader geen reden heeft zo boos op jou te worden”, hield ze hem voor.

En dat had hij gedaan. Jarenlang had hij zich geschikt naar zijn vader’s wil. Want zoals zijn broer, zo wilde hij beslist niet zijn! Dat leverde alleen maar problemen op…

“Ga uit mijn ogen, ik wil je hier nooit meer zien!”, schreeuwde zijn vader boven tegen zijn broer. “Je bent mijn liefde niet waard, stuk onbenul! Een eigenwijze nietsnut ben je! Als jij je leven wil vergooien, moet je dat zelf maar weten, maar niet onder mijn dak! Voor mij besta je niet meer! Mijn huis uit, jij bent mijn zoon niet meer!”
“Denk je dat ik hier nog langer wil blijven?”, schreeuwde zijn broer terug. “Rot toch op met je achterlijke ideeën, klootzak! En blijf van me af! Als jij mij nog één keer aanraakt, geef ik je aan!”
Zijn vader lachte schamper. “Denk jij werkelijk dat iemand jou gelooft? Iedereen weet toch wat voor een waardeloos stuk vreten jij bent? Nee, jongen, als jij denkt mij zwart te kunnen maken, heb je het goed mis! Iedereen zal denken dat je gestoord bent, dat je onder invloed van drugs bent… Zo kennen ze je toch allemaal?”

En zijn vader had gelijk gekregen, niemand geloofde Diede. Net zoals niemand hem zou geloven, net zoals Remco hem niet zou geloven…
Tranen stroomden inmiddels over zijn wangen. Jarenlang had hij zijn best gedaan geen fouten te maken. En nu? Nog erger dan zijn broer was hij, had zijn vader gezegd. Zijn moeder zou er kapot van zijn als ze het zou weten. En Remco? Die was hij sowieso kwijt, het kon gewoon niet…

“Oh God”, kreunde hij getergd. Wanhopig goot hij zijn derde glas wijn naar binnen en vulde het nog een keer bij. De kamer draaide om hem heen, het kostte hem de grootste moeite zijn gedachten nog logisch te rangschikken. Driftig veegde hij de tranen uit zijn ogen.
“What de hell”, lalde hij. “Remco geloof me to nie… Wat maakut danog uit… Pwoost!” Hij hief zijn glas in de lucht.
“Vock!”, vloekte hij met dubbele tong toen hij het glas tegen de rand van de tafel kapot stootte.
“Au! Sjit!” Met een van pijn verwrongen gezicht trok hij de scherf waaraan hij zich gesneden had, uit zijn pols. Gebiologeerd keek hij toe hoe het bloed op de grond drupte…