16 december 2021

Breng Licht In Het Donker – 12

Vrijdag 25 december

*

De twee jongens stonden stil op het pad en luisterden naar de klokken. Toen het geluid weg begon te sterven, vervolgden ze hun weg. Dichter bij het huis gekomen, begon Sjeng weer te praten. ‘Zeg … je bent hopeloos verliefd, zoals je zei. Betekent dat dat je niet op iemand anders verliefd kunt worden?’

‘Lastig. Weet het niet. Maar toch … ‘

‘Zou het me kunnen voorstellen. Je moet dat ene eerst verwerken.’

‘Zou jij verliefd op mij kunnen worden?’

‘Echt wel!’ Het was er uitgeschoten voor hij er erg in had.

‘Dank je, Sjeng.’

* * *

In de woonkamer hadden ze na het vertrek van Ben lang gepraat met elkaar. Met z’n allen of in kleinere groepjes. Toen de kerkklokken in het dorp begonnen te beieren, wensten ze elkaar een prettige kerst.

Cas voelde zich wat verlaten ineens. Hij miste Ben. En ook Sjeng. De eerste was een groot aantal jaren geleden alweer in zijn leven gekomen. Logisch dat hij hem miste. De tweede nog maar kort terug. En toch … toch miste hij ook hem.

Trees wilde Hugo tegen zich aan trekken voor een knuffel, maar Hugo wilde daar niets van weten.

‘Moeten we die twee niet ophalen?’

‘Ik weet het niet jongen. Misschien moeten we ze nog wat tij… ‘

‘Nee! Ze horen er bij! Ik baal ervan dat ze er niet gewoon zijn! Ik haal ze op!’ Met het voornemen doof te zijn voor wat wie dan ook zou zeggen, banjerde hij naar de hal. Al mopperend pakte hij zijn jas en trok die aan, deed de rits omhoog. Ineens hoorde hij stemmen bij de zijdeur. Hij had niet de bedoeling om hen af te luisteren, maar kreeg de laatste woorden wel mee. Hij wilde net de klink van de deur naar beneden duwen, toen die uit zichzelf leek te bewegen. Hij schrok enorm.

‘Kwam je ons halen?’ vroeg Ben.

‘Ja, natuurlijk, stelletje rotzakken! Wie blijft er dan ook zolang weg! Denk je dat kerst zonder jullie leuk is! Dan hoor je samen te zijn!’

‘Mijn schuld, Hugo. Het spijt me. Ik had lang tijd nodig om te beslissen wat ik moest doen.’

‘En? Nu wel duidelijk?’

‘Ja.’

‘Dan is het je vergeven. Maar kom op, jassen uit en naar binnen jullie! En zitten bij de open haard, want jullie zijn zowat bevroren!’

‘Niet overdrijven!’

‘Hup naar binnen! Mond dicht en gewoon eens luisteren!’

‘Sorry, moeder,’ grapte Ben.

‘Rotjoch!’

‘Kijk, we zijn weer compleet,’ fluisterde Trees in Cas’ oor.

‘Ja, het kroost kibbelt weer gezellig,’ smiespelde hij terug.

Het vuur van de open haard en een beker glühwein die oma Suus hem had gegeven, zorgden ervoor dat Sjeng goed doorwarmde. Volgens hem waren zijn wangen enorm rood. ‘Moeten we hier nog lang blijven zitten,’ vroeg hij zachtjes aan Ben.

‘Nee, joh. Nog eventjes. Ik ben in elk geval al flink doorgestoofd. Jij?’

‘Ik ook. De vlammen slaan me zowat uit. Toch maar even vragen? Stel je voor dat Hugo weer boos op ons wordt.’

‘Ja. Beter misschien. ‘Mogen we hier al weg, Hugo?’ Een gebrom was het enige dat ze van hem te horen kregen.

‘Daar kun je niet echt iets mee. Kom, we gaan bij de anderen zitten.’

Sjeng nam plaats op een hoge stoel tussen de beide oma’s, waar hij eerder ook gezeten had. Ben plofte neer in de hoek van de bank bij Hugo, Trees en Cas. De spanning nam toe voor hem. De anderen wisten natuurlijk niet dat hij besloten had om te praten, maar het voelde voor hem wel alsof iedereen naar hem keek. Het was flauwekul. Niemand keek naar hem. Maar zodra hij het woord zou nemen … zou dat anders zijn. “Ik ben hier veilig. Voel me hier veilig” liet hij de woorden in zijn hoofd resoneren, voordat hij dan toch begon met: ‘Ik wil jullie graag iets vertellen.’ Het begin was er. ‘Ik … het is niet makkelijk om te vertellen. Maar wel goed om te doen. Dankzij de hulp van Ben, doe ik het dan toch. Lang heb ik gedacht dat ik het nooit zou zeggen, omdat ik het idee had er zelf schuld aan te zijn. Maar iets dat Ben zei, zorgde ervoor dat ik het nu anders kan zien.’ Hij pakte de hand van zijn oma beet. ‘Ama, dat wat ik wil delen zal jou verdriet doen. En dat spijt me. Maar … het is wel deel van het geheel.’

‘Het geeft niets, jungske. Vertel het zoals jij het wilt.’

‘Ik wil wel graag dat het opgenomen wordt. Kan dat? Want ik vertel het maar één keer. Als iemand … maakt niet uit wie … later met mij wil praten, zal hij het met die opname moeten doen. Ik doe het niet nog een keer!’

‘Geen probleem,’ gaf Hugo aan. Hij pakte zijn smartphone en klikte er iets op aan.

‘Sjeng, misschien is het goed om vooraf te zeggen wie je bent en waarover je wilt praten: een korte inleiding als het ware,’ was Trees van mening.

‘Oké.’ Heel snel schoten de woorden door zijn hoofd. Goed was goed genoeg. Het hoefde niet perfect, zo sprak hij zichzelf toe. Hugo gaf hem een teken en hij begon. ‘Op woensdag 23 december 2015 werd ik, Sjeng Wilhems, door Cas Geijsbers naar het ziekenhuis in Maastricht gebracht met een schouder uit de kom ten gevolge van een val van de muur rondom ons … mijn thuis. Op de spoedeisende hulp zagen ze bij lichamelijk onderzoek dat er meer aan de hand was. De … euh … er is een aanleiding. Die gaat een flinke tijd terug, maar is wel belangrijk. Daarover ga ik nu vertellen.’ Even stopte hij. Hij zag de duim die Cas opstak. Het voelde goed. Hij zuchtte. Zorgde ervoor de hand van zijn oma beet te houden. ‘Mijn moeder,’ – Hij zag uit zijn ooghoek dat zijn oma een kruisje sloeg. Niet een automatisme, wist hij. Elke keer als Ama haar naam, of een verwijzing naar haar, hoorde werd er even heel bewust aan haar gedacht – ‘en vader waren aardig gelukkig met elkaar. Natuurlijk hadden ze af en toe wel iets. En als dat zo was, konden ze beiden flink tekeergaan. Beiden waren ze geen heiligen. Als klein kind maakte ik me dan altijd heel snel uit de voeten. Later verliet ik wel de ruimte waar we waren, maar bleef buiten de deur wachten. Een stuk nieuwsgierigheid. Ik wilde weten waar ze het over hadden. Ruzie, zo ontdekte ik ooit, hadden ze eigenlijk altijd al wel gehad. Voor hun huwelijk al. Mijn moeder was … Ama, jij zegt het altijd zo mooi.’

‘Wat bedoel je, jungske?’

‘Dat ze niet meer naar de kerk ging.’

‘Else,’ het kruisje werd weer gemaakt, ‘was niet meer traditioneel gelovig.’ Bedoel je dat, Sjeng?’

‘Ja, Ama. Bedankt. Niet meer traditioneel gelovig. Zo geloofde niet meer zoals haar grootouders en ouders, maar geloofde nog zeker wel. Liefde, daarin geloofde ze. Ze was wijs. Onderzocht van alles en nog wat. Ze geloofde ook in mensen. Geloofde in haar vrienden.’ Hij keek naar Trees en zag een traan over haar wang lopen. ‘Mijn vader was anders. Rooms Katholiek opgevoed en dat op orthodoxe wijze. Ze hielden van elkaar. En dus kwam er een huwelijk. Maar … hij wilde een priester erbij en voor haar hoefde dat niet. Ruzie ook toen vast al wel. Ze kwamen eruit. Voor haar sprak er iemand van het Humanistisch Verbond. Moet een lange dienst geweest zijn met twee preken.’

Hugo schoot in de lach. ‘Sorry,’ riep hij meteen erna.

‘Geeft niets, Hugo. Heb ik ook wel vaak gedacht en … bovendien … dat wat ik ga zeggen hoeft niet allemaal zwaar te zijn. Dus … als jullie iets in willen brengen, doe dat dan gerust.’ Hij zag knikjes. ‘Kinderen krijgen was een probleem voor mijn ouders. Het wilde niet lukken. Diverse miskramen. Twee kinderen voor mij die beiden maar een paar dagen hebben geleefd.’ De kruisjes bleven komen en hij zag dat oma Suus het ook deed. Een stuk kameraadschap dat tijdens de rit hierheen moest zijn ontstaan. Hij voelde goed voor hem: steun voor zijn oma. ‘Van mijn moeder weet ik dat mijn vader de schuld daarvan op mijn moeder schoof. Zij werkte te veel, volgens hem. Ze moest meer rust nemen. Verplicht rust nemen van hem … terwijl … artsen dat absoluut niet nodig vonden. Als die dat gezegd hadden, dan zou ze dat absoluut gedaan hebben. Ze vertrouwde op haar collega’s. Het ziekenhuis was haar tweede thuis. Mijn vader was ouderwets. Mijn moeder noemde zich Else Soet. Gebruikte haar eigen achternaam. Vreselijk vond hij dat. Ze was zijn vrouw tenslotte en zou dan ook zijn naam moeten dragen. Ze deed het niet. Maakte stampei op het gemeentehuis als op een nieuwe identiteitskaart of paspoort de vermelding stond “echtgenote van” of iets dergelijks. Ze was zichzelf. Niet … vul maar in.’

‘Moedig,’ gaf Suus haar mening weer.

‘Ja. Dat was ze. Mijn naam was ook een strijdpunt. Mijn vader wilde zichzelf vernoemen, hoewel hij eigenlijk liever een dochter had gehad.’

‘Vreemd,’ vond Ben. ‘Willen vaders niet altijd liever een zoon?’

‘Misschien. Die van mij niet. Maar ik moest wel zijn naam dragen: Johannes. Voor mijn moeder was het geen probleem. Haar vader, mijn Ampa, heette namelijk ook Johannes, maar iedereen kende hem als Sjeng. En dus wilde mijn moeder dat ik die roepnaam ook kreeg. Dat stond mijn vader niet aan. Hij was geen geboren Limburger en vond die Limburgse namen maar flauwekul. Het sloeg volgens hem nergens op. Uiteindelijk stemde hij in. Met tegenzin. En het idee hebbend dat hij er wel omheen kon. Lukte niet. Op mijn geboortekaartje liet mijn moeder heel nadrukkelijk zetten dat mijn roepnaam Sjeng was.’

‘Is dat niet gebruikelijk?’ vroeg Ben.

‘Niet altijd,’ gaf Trees aan. ‘Ik heb die van jou gezien, Ben, en daar staat geen roepnaam op.’

‘Oh.’

‘Bij mij werd dat ook niet vermeld,’ liet Cas weten.

‘Maar … was dat niet lastig?’

‘Wat, Hugo?’

‘Jouw opa heette dus Sjeng en jij ook.’

‘Nee. Ligt iets anders. Als er een nieuwe Sjeng komt, verandert de naam van de oudere – vader of opa – in Sjang.’

‘Oké! Nooit geweten, man!’

‘Toch wel handig dat praten. Kunnen we dingen leren, blijkt. Ik ga verder. Mijn moeder was duidelijk. In alles. Dat leidde dus vaak tot ruzie. Ze hield van mijn vader. Daar ben ik van overtuigd. Maar … ‘ Hij had het moeilijk. Het werd lastig. Tot nu toe was het niet meer dan een inleiding geweest. Een opmaat tot. ‘Ik ben op 1 juli geboren. Mijn namen zijn: Johannes, Aaron, naar één van de heiligen die bij die dag horen, en Maria dat je er gratis bij krijgt. Aardig ouderwets. Maar niets mis mee. Alleen als je de drie voorletters achterelkaar zet.’ Hij zag hoe anderen deden wat hij had gezegd en wilden lachen. Ze hielden zich echter in ‘Kom op zeg! Lachen! Is toch best grappig!’ En toen hoorde hij het gelach. Eerst voorzichtig, maar allengs uitbundiger. Met plezier keek en luisterde hij ernaar. Even afleiding. Even gewoon doen. ‘Gelukkig heb ik het nooit gezien alsof iemand mij uitlachte. Bovendien kan het erger. Ooit zag ik ergens een naamboordje. De goede man heette: H.A.M. Worst.’ Nu was er wel meteen uitbundig schateren te horen. Sjeng genoot. Het waren prachtige mensen. Allemaal. ‘En ja … als je dan vergelijkt … Mijn vader was best een goede vader.’

Meteen viel het Ben op dat Sjeng de verleden tijd gebruikte.

‘We hielden allebei van voetbal. En dus ging ik voetballen. Zijn enige voorwaarde was dat ik dat bij zijn oude club deed. Prima. Elke zaterdag ging hij met me mee: uit of thuis, het maakte niet uit. Ik was blij met hem aan de kant. Hij was geen schreeuwer. Liet me gewoon mijn gang gaan binnen de lijnen. Onderweg van of naar huis gaf hij wel eens tactische tips. En daar kon ik wat mee.’ Een nieuwe zucht. ‘Euhh … even opbreken? Even een kleine pauze?’

‘Ja. Is goed,’ reageerde Trees meteen.

‘Eten!’ klonk het uit Hugo’s mond, nadat hij de pauzeknop op zijn opnameapp had ingedrukt. Samen met Ben en de oma’s verdween hij naar de keuken.

Cas en Trees kwamen naast Sjeng zitten. ‘Gaat het, jongen?’ vroeg de eerste.

‘Ja. Maar … ‘

‘Je wilde wel even een rustmoment, vulde Trees in toen het stil bleef.

‘Ja. Goed voor mij. En niet alleen voor mij.’

‘Heel goed van je dat je dat genomen hebt.’

‘Bedankt voor jullie steun. Ik weet dat ik het vast niet mag zeggen, maar … ik had het nooit verteld als … als ik me hier niet op mijn gemak had gevoeld. En … daar hebben jullie en de anderen voor gezorgd. Vandaar dat bedankje.’

‘We zijn onszelf. Niets meer en niets minder.’

‘En dat is genoeg. Voldoende voor mij om het te vertellen. Ruik ik kroketten?’

‘Zou zo maar kunnen, Sjeng. De eigenares liet me een volle diepvries zien waarin ik naast diverse worsten ook frikandellen en kroketten zag. Allemaal met de oven te bereiden.’

‘Mmmm … ik ga even kijken.’ Hij stond op en liep naar achteren.

‘Cas?’

‘Ja?’

‘Als alles rustig wordt deze nacht dan … dan wil ik graag met je praten.’

‘Oh?’

‘Alleen jij en ik. Oké?’

‘Ja. Natuurlijk. Maar … niet iets ernstigs toch?’ Ineens was hij verontrust.

‘Nee. Dat niet.’

‘Gelukkig.’ En het klonk echt heel erg opgelucht.

* * *

Nadat er drinken ingeschonken was, de minder vette hap op tafel was gezet, iedereen iets had genomen, bijna iedereen zijn mond had verbrand, ging Sjeng verder.

‘Het ging mis in de zomervakantie, nadat ik tien was geworden. Mijn moeder had zich al een paar weken niet lekker gevoeld. Was vrijwel meteen naar een collega gegaan in het ziekenhuis. Voordeel dat ze daar werkte. Met mijn vader ging ze de uitslagen ophalen van allerlei onderzoeken. Ik bleef thuis met mijn opa en oma. Opa was er toen nog.’ Hij kneep in de hand van zijn oma.

‘Ja. Gelukkig nog wel.’

‘Het bleek kanker te zijn.’ Hij voelde de tranen komen. Liet ze over zijn wangen rollen. Het was geen probleem voor hem om zijn emoties te laten zien. ‘Toen ze thuis waren, kwam alleen mijn moeder naar de woonkamer waar wij drieën waren. Ze ging zitten, trok mij naar zich toe en vertelde dat ze kanker had, maar dat het te opereren was. Ik was in paniek. Wist zeker dat ze dood zou gaan.’ Hij voelde de druk van zijn oma’s hand in die van hem. ‘Zij weersprak dat. Gaf aan dat na de operatie er een vervolgtraject zou komen, maar dat de artsen het positief inzagen. Het maakte me wat rustiger. Mijn opa en oma gingen naar huis. ’s Avonds zat ik zoals bijna altijd met mijn ouders aan tafel. Aan het eind van de maaltijd begonnen ze te praten met elkaar. Het werd al snel bekvechten. Ik stond op en liep weg. Mijn moeder boos op mijn vader, omdat hij begonnen was met een gesprek dat zij liever met hem alleen had willen voeren. Ik ging niet naar mijn kamer. Bleef, zoals ik al eerder zei, met de deur achter me dichtgetrokken zitten om naar hen te luisteren. De operatie hield in dat een borst van mijn moeder verwijderd moest worden. Mijn vader was daar furieus over. Hij wilde het niet. Ze zei hem dat als dat niet gebeurde … ze dood zou gaan. Wilde hij dat dan? Hij wilde een vrouw! En een vrouw had twee borsten!’

‘Verdomme! Wat een klootzaak!’ uitte Hugo zich met een van woede trillende stem.

‘Ja. Een klootzak. Dat is hij. Hij zei haar, dat als die borst geamputeerd zou worden zij geen vrouw meer voor hem zou zijn.’ Hij hoorde zijn oma zachtjes snikken. Haar verdriet werd groter en groter. Het werden lange uithalen. Het klonk verscheurend. ‘Het spijt me zo, Ama.’ snikte hij nu ook. ‘Ik… ‘

Hugo drukte de pauzeknop in.

Trees en Suus kwamen op de grond bij Truu zitten.

Ben haalde Sjeng weg bij hen en zei: ‘Hé, even op adem komen. Even proberen alles te los te laten.’ Ze stonden dicht bij de haard, daar waar ze eerder gezeten hadden. Hugo kwam er ook bij.

‘Gaat het?’

‘Niet echt. Ik wist dat dit zou komen. Had Ama gewaarschuwd vooraf, maar … het was niet voldoende. Ik ha… ‘

‘Nee. Je hebt het goed gedaan, Sjeng. Je had het niet verteld als het niet absoluut noodzakelijk was voor je verhaal. Onthoud dat goed. En zo zal je oma het ook zien. Kijk … mijn oma wenkt naar ons.’

Met z’n drieën liepen ze terug naar de anderen. Cas was er ook bijgekomen.

‘Lief jungske,’ zo begon Truu. ‘Waarom heb je dit nooit eerder verteld.’

‘Ik … ik wist dat het je verdriet zou doen, Ama. Daarom.’

‘Wist je moeder dat jij het had gehoord?’

‘Nee.’

‘Ach, schat! Al die jaren heb je dit met je meegedragen. Helemaal alleen.’

‘Het was het beste, Ama. Als Mama geweten had dat ik het had gehoord dan … dan had het haar zoveel verdriet gedaan. En … dat kon ze er niet bijhebben. Ze had voldoende op haar bordje. Nou ja … ‘

‘Er is nog meer?’

‘Ja.’

‘Ben je eraan toe om verder te gaan?’

Hij had alleen maar geknikt. Was weer gaan zitten. De bank was nu leeg. De vier personen die daar gezeten hadden, zaten nu op kussens op de grond bij de drie rechte stoelen. Allemaal dicht bij elkaar. ‘Hugo zei het net al. Mijn vader is een klootzaak. Meteen nadat mijn moeder aangegeven had dat zij die operatie toch zou doorzetten, liet hij haar vallen. Hij werkte lang. Kwam ’s avonds niet thuis voor het eten. Kwam pas laat binnen en was dan of aangeschoten of echt stomdronken. Ongetwijfeld een stuk verw… nee. Gewoon hufterig gedrag. Hij ging niet met haar mee toen ze opgenomen moest worden. Dat weet je, Ama.’

‘Ja. Wij drieën gingen met haar mee. Waren er ook toen ze weer bijkwam. ‘

‘Op een dag liep ik met jou,’ hij keek naar zijn oma, ‘en Mama op het Vrijthof. Ineens zag ik hem. Jullie niet, merkte ik meteen. Hij liep daar met een heel opzichtig geklede vrouw. Hij zoende haar.’

‘Shit! Had hij een ander?’

Het was Hugo geweest. ‘Ja. Vanaf het moment dat mijn moeder hem duidelijk had gemaakt dat zij voor het leven koos, voor een borstamputatie, was het voor hem alsof hij geen huwelijkse plichten meer had. Maar hij zag het ongetwijfeld anders.’

‘Echt? Hoe dan?’

‘Een inschatting van mij. Een mening. Niet hij had haar verlaten, maar zij hem door te kiezen voor die, in eerste instantie levensreddende operatie. Ik moet even wat drinken.’ Het werd hem aangereikt door Trees en toen de beker tussen hun handen wisselde, voelde hij haar hand tegen die van hem. Een bevestiging. Een teken dat zij er was voor hem. Het voelde zo verrekte goed, dat hij er tranen van in zijn ogen kreeg. Dit tweede deel, het gedeelte van het verraad van zijn vader, had hij kunnen vertellen zonder een traan te laten, maar nu kwamen ze dan toch. Opnieuw voelde hij armen om hem heen. Ze drukten iets te strak tegen zijn schouder, maar die lichamelijke pijn was veel minder dan de pijn die hij van binnen voelde. Opnieuw voelde.