24 april 2021

Aan de andere kant … – 25 Het spijt me

“Ik moet het kort houden, we gaan zo naar de kerk”, neem ik mijn telefoon op.
“Alles goed, Victor?”, klinkt het bezorgd aan de andere kant.
“Jawel.”
“Hoe nam ze het op?”
“Ik heb me bedacht”, geef ik schoorvoetend toe.
“Wat zeg je? Hoe kan dat nou? Gistermiddag was je zo stellig, ik dacht dat je je besluit al genomen had. Hoe…”
“Ze was me voor”, lach ik zuur. “Ik heb haar onderschat, ze had het in de gaten.”
“Oh jee, was ze kwaad?”
“Welnee, ze begreep het eigenlijk heel goed”, doe ik mijn best het luchtig te houden. “Ze heeft andere vrouwen gesproken wiens man ook homo is en die hebben haar aangeraden me ruimte te geven als ze ons huwelijk een kans wil geven.”
“Je meent het!”, klinkt het verbaasd. “En daar ga jij in mee?”
“Het huwelijk is heilig, Ruben, dat weet jij net zo goed als ik. Echtscheiding is een laatste redmiddel voor als je er samen echt niet meer uitkomt. Maar Ciska komt me tegemoet, ze begrijpt dat ze me ruimte moet geven als we bij elkaar willen blijven.”
“Als we bij elkaar willen blijven?”, herhaalt Ruben vragend. “Je zegt we. Wil jij echt samen blijven of voel je je alleen maar verplicht?”
“Ik eh…”, hakkel ik, overdonderd door zijn rechtstreekse vraag.

Shit, is dit echt wat ik wil? Heb ik een keuze? Stel dat ik een scheiding wel doorzet, dan stort toch alles in? Dan sleep ik Ciska en de kinderen mee in de ellende, dat wil ik toch niet? Nee, Ciska’s voorstel is zo gek nog niet, het is gewoon het beste dat erin zit.

“Ja, ik wil dat ook”, antwoord ik vastberaden. “We hebben het altijd fijn gehad samen, die vriendschap wil ik niet kwijt”, houd ik hem voor wat Ciska mij gisteravond voorhield. “Ons enige probleem was dat ik me tot mannen aangetrokken voel, maar nu zij dat accepteert, is ook dat geen probleem meer”, antwoord ik opgewekt. “Ik kan doen wat ik wil, heeft ze gezegd. Zolang zij en de kinderen er maar niks van merken.”
“Serieus?”, klinkt het ongelovig. “Dus je blijft hem gewoon zien, maar dan met toestemming van je vrouw? En Manuel ziet dat zitten?”
“Geen idee”, grinnik ik. “Ik niet, in ieder geval.”
“Niet? Waarom niet? Dat je het niet stiekem wilt, kan ik begrijpen, maar als je vrouw het toch goed vindt?”
“Wat heb ik hem te bieden, Ruben? Niks toch? Die jongen is nog geen twintig, hij moet iemand van zijn eigen leeftijd zoeken. Iemand waar hij samen een leven mee op kan bouwen.” Hardnekkig negeer ik de steek van jaloezie in mijn hartstreek en ga verder. “Ik wil niet dat hij blijft hopen dat ik ooit van gedachten verander. Ik wil me niet schuldig voelen omdat ik hem niet kan geven wat hij zoekt. Ik kan hem toch niet alleen maar gebruiken om mijn eigen behoeften te bevredigen?”

Het blijft stil aan de andere kant van de lijn.
“Ruben? Ben je er nog?”
“Hm, hm. Ik denk na. Dus je gaat hem vertellen dat je besloten hebt niet bij Ciska weg te gaan en hem niet meer kunt zien?”
“Inderdaad. Ik wil hem geen hoop geven, Ruben. Ik ga hem niet aan het lijntje houden zoals Eelco vroeger bij mij deed. Hij wist dondersgoed dat ik alleen maar bij hem bleef omdat ik hoopte dat hij ooit echt voor me zou kiezen. Omdat ik zo graag wilde dat hij schijt zou hebben aan zijn familie en de kerk en openlijk toe zou geven dat hij van me hield. Maar dat gebeurde niet, oh nee! In plaats daarvan trapte hij me telkens weer op mijn ziel”, gooi ik al mijn frustratie over Eelco eruit. “Jij denkt toch niet serieus dat ik Manuel hetzelfde aan wil doen? Nee, jongen, dat kan ik niet. Daarvoor hou ik veel te veel van hem.”

“Jemig, Victor”, klinkt het zachtjes. “En waar blijf jij in dit hele verhaal? Je doet wat Ciska wil omdat je haar niet wilt kwetsen en tegelijkertijd kwets je jezelf. En Manuel. Jongen toch, waarom? Zodat je als vrienden met je vrouw jullie kinderen op kunt voeden? Zodat niemand merkt dat jullie huwelijksproblemen hebben? Of wil je niet dat iemand weet dat jij op mannen valt? Waarom Victor? Leg me dat eens uit?”, dringt hij aan. “Jij mag dan denken dat je de juiste beslissing neemt, ik denk dat je een hele grote fout maakt. Hier wordt niemand gelukkig van. Jij niet, Manuel niet en ook je vrouw niet.”
“Wat moet ik dan? Ze wil er niet mee geconfronteerd worden”, reageer ik stuurs. “Hoe moeten we elkaar dan zien? Stiekem afspreken in een hotel? Of ergens op een achteraf plekje? Wat denk je dat er dan gebeurt? Kleren uit en op elkaar duiken! Denk je dat dat is wat ik wil?”
“Dat bedoel ik ook niet, maar… Ach, laat ook maar. Als je je ooit bedenkt en toch onderdak nodig hebt, weet dat je welkom bent, oké?”
“Dat gaat niet gebeuren, Ruben”, reageer ik, overtuigd van mijn besluit. “Maar ik zal het onthouden.”
“Het logeerbed is zo opgemaakt, Vic”, benadrukt hij zijn aanbod. “Je hoeft maar te bellen.”
“Dank je. Maar ik moet ophangen, we moeten gaan.”

***

Zuchtend leg ik mijn telefoon op mijn bureau. Naar de kerk, dat is wel het laatste wat ik nu wil! Iedereen begint na afloop natuurlijk over mijn tournee en Martin wil vast weten of Manuel Harro’s positie over wil nemen.
Zou hij dat nog willen? Is dat verstandig? Kunnen wij professioneel met elkaar omgaan? Vrienden, nee, dat gaat niet, maar collega’s? Misschien werkt dat wel. Hoewel… dan krijg ik hem beslist niet uit mijn hoofd. Nee, ik moet sterk zijn, hem geen hoop geven en het mezelf niet nog moeilijker maken.
Misschien kan ik maar beter meteen door de zure appel heen bijten. Met tegenzin hijs ik mezelf overeind en loop naar beneden.

“Cis, ik ga niet mee, hoor. Ik ben doodmoe en voel me helemaal niet lekker. Die tournee is me niet in de koude kleren gaan zitten”, klaag ik, overdreven zuchtend, als ik de kamer binnenkom. “Ik moet echt nog een paar uur slapen. Wil je zeggen dat ik me niet goed voel?”
“Je wordt toch niet ziek, hè?”, moedert ze terwijl ze haar hand tegen mijn voorhoofd legt.
Ik glimlach zwakjes. “Nee, het is vermoeidheid. Morgen is het wel over.”
Ciska knikt. “Ik wilde na afloop van de dienst eigenlijk even bij Susan langs”, aarzelt ze.
“Geen probleem, moet je doen”, moedig ik haar aan. “Praat maar met je zus, dat lucht op.”
“Vind je het niet erg?” Onderzoekend kijkt ze me aan.
“Tuurlijk niet. Ga maar en doe haar de groeten.”
“Zeker weten?”
“Heel zeker”, schenk ik een beker thee in. “Ik kruip weer in bed. Tot straks.”

Terug in de logeerkamer wacht ik gespannen tot Ciska en de kinderen vertrekken. Zodra ik de auto het grindpad af hoor rijden, pak ik mijn telefoon.
‘Ciska is met de kinderen naar haar zus. Kun je komen? We moeten praten’, type ik in.
‘On my way’, verschijnt er prompt op het scherm, gevolgd door een smiley.

Met een bedrukt gevoel leg ik mijn telefoon weer weg, kleed me uit, loop naar de badkamer en zet de douche aan. Terwijl ik me inzeep, dwalen mijn gedachten af naar al die keren dat we samen onder de douche hebben gestaan.
Verlangend naar zijn handen die me strelen, wrijf ik over mijn borst. Mijn tepels staan hard overeind en dat is niet het enige. Ik kreun als ik mijn voorhuid naar achteren schuif. Oh God, was hij maar hier.
‘Shit Victor, doe dit nou niet. Loop jezelf nou niet op te geilen’, foeter ik. Snel spoel ik me af, zet de kraan uit en droog me af.

Spijkerbroek? Schattend kijk ik naar de broek over de stoel. Op zondag? Dat zou Ciska nooit goed vinden, zondag’s draag je geen werkkleding. Maar Ciska is er niet. Ik grinnik en pak de broek van de stoel.
Aan de andere kant… Mijn zondagse pak onderstreept wel precies wat ik Manuel wil zeggen. Donkerblauw met een krijtstreepje. Keurig, niks homo-achtigs aan. Vastberaden hang ik de spijkerbroek terug.

“Vic!”, hoor ik Manuel beneden roepen.
“In mijn studeerkamer”, roep ik, stijf van de zenuwen, terug. Gespannen houd ik de deur in de gaten. Mijn hart krimpt samen van verdriet als ik eraan denk dat dit de allerlaatste keer is dat ik hem zal zien.
Haastige voetstappen komen dichterbij. Dan zwaait de deur open en komt hij binnen.
“Vic?”, aarzelt hij als hij mij als een houten Klaas ziet staan.
Verdrietig kijk ik hem aan. “Manuel… Ik…”, stamel ik getergd.
“Shit! Je doet het niet”, roept hij uit. “Ik wist het wel, je doet het niet!” Wanhopig pakt hij me bij mijn schouders vast en schudt me door elkaar. “Alsjeblieft Vic, vertel me dat het niet waar is!”

Ik krimp in elkaar en sluit mijn ogen. Oh God, sta me bij, ik wil dit niet! ‘Heere, geef me de kracht sterk te zijn, help me te vechten tegen mijn eigen wil. Nog niet eens voor mijn bestwil, maar voor het zijne.’

“Verdomme man, je houdt van me! Wat moet ik nou zonder jou?”, kreunt hij radeloos.
Ik open mijn ogen en haal diep adem. “Juist daarom, Manuel”, begin ik met trillende stem. “Ik kan mijn gezin niet in de steek laten, wat heb ik jou dan te bieden? Af en toe stiekem afspreken?” Ik kijk hem aan. “Is dat wat jij wil? Nee toch? Maar meer zit er niet in, jongen”, schud ik meewarig mijn hoofd. “Het kan gewoon niet, ik moet je laten gaan, hoe moeilijk ik dat ook vind.” Liefdevol strijk ik een lok van zijn voorhoofd. “Je komt er wel overheen. Je vindt vanzelf iemand die er wel helemaal voor je kan zijn.”
“Maar ik wil jou, Vic. Ik wil niemand anders”, fluistert hij met tranen in zijn ogen.
Zijn armen glijden om me heen terwijl hij me tegen zich aantrekt. Zijn borst voelt warm en stevig. Mijn adem stokt als zijn gezicht langzaam dichterbij komt.
“Ik kan toch niet zonder jou? Jij toch ook niet zonder mij?”, fleemt hij. “Zeg me dat ik moet stoppen, Vic”, fluistert hij zachtjes in mijn oor. “Zeg het me en ik laat je met rust.”

Mijn knieën knikken, mijn hart bonkt in mijn keel. Ik weet dat ik hem van me af moet duwen maar ik kan het niet. Als vanzelf glijden mijn handen om zijn nek glijden en begraven mijn vingers zich in zijn weerbarstige krullen. “Ik wil niet dat je stopt”, fluister ik hees. “Eén keer nog… Maar dan…moet het… stoppen…”, hijg ik zacht.
Voorzichtig beroeren zijn lippen de mijne. Een rilling van verlangen gaat door me heen. Langzaam kust hij me, zijn tong liefdevol op zoek naar de mijne, zijn armen stevig
om me heen. Kreunend geef ik me aan hem over en duw me stevig tegen hem aan.
“Kom”, fluister ik schor terwijl ik me loswurm en zijn hand vastpak. “Naar de logeerkamer.”

***

Overmand door een mengeling van geluk en verdriet lig ik in zijn armen. Mijn keel knijpt dicht bij de gedachte dat dit de laatste keer was. Vechtend tegen mijn tranen sluit ik mijn ogen.
Weet ik wel zeker dat ik de juiste beslissing heb genomen? Hoe kan ik nu gelukkig met Ciska zijn als mijn hart hem toebehoort? Wat stelt ons huwelijk dan nog voor? Verdomme, ik wil hem helemaal niet kwijt, ik hou van hem! Maar de kinderen dan? Ik wil toch niet dat ze opgroeien in een gebroken gezin?
‘Niet nadenken’, probeer ik mijn gedachten te stoppen. ‘Even nog niet nadenken.’ Zachtjes streel ik zijn buik. ‘Laat hem nog heel even de enige voor me zijn…’
Ineens kom ik overeind. “Ik ben zo terug”, slik ik de brok in mijn keel weg als hij me vragend aankijkt.

“Herinner je je dit nog?” Met moeite mijn emoties onder controle houdend, ga ik op de rand van het bed zitten en open het kleine doosje dat ik uit mijn bureaula heb gepakt.
“De sleutel van je hart”, fluistert hij gesmoord. “Shit Vic, die wilde je toch aan Ciska geven?”
“Nee, jongen, die sleutel is van jou”, knipper ik driftig met mijn ogen. “Jij hebt hem gevonden, jij bent de rechtmatige eigenaar, niemand anders”, laat ik mijn emoties gaan. Tranen biggelen over mijn wangen als ik het kettinkje met het zilveren sleuteltje om zijn nek hang. “Wees er alsjeblieft zuinig op”, fluister ik geëmotioneerd. “Koester het, Manuel, het staat voor het beste dat me ooit is overkomen.”
“Vic”, hapt hij naar adem terwijl hij het kleine sleuteltje vastpakt. Met tranen in zijn ogen kijkt hij me aan. “Als je ooit van gedachten verandert…”
“Ssst”, leg ik mijn wijsvinger tegen zijn lippen. “Jij moet niet op mij wachten, jongen, je moet verder. Je hebt nog een heel leven voor je, je komt heus nog wel eens iemand tegen. Ik ben allang blij als je dan glimlachend terug kunt denken aan wat wij hebben gehad.”
“Dus… dit is het?”, slikt hij moeizaam.
“Het spijt me”, fluister ik, opnieuw met een brok in mijn keel.