Florian 010
door Marko » donderdag 19 juni 2014 12:39
„Ik een sukkel? Ik? Wie heeft veel te lang op het station staan wachten en wie is mij niet komen ophalen?”
„Is dat mijn schuld?”
„Nee, zeker de mijne.”
„Waar ben je?”
„Bij een vriend.”
Manuels gezicht laat steeds meer verwarring zien, de man glimlacht onzeker. Florian haalt zijn schouders op en grijnst.
„Mooi voor je. Waar mag ik je dan ophalen?”
„Niet. Ik weet niet eens wie je bent.”
„Alex ... Alex Wanninger.”
„Joachim zou mij ophalen.”
„Waar kan ik je ophalen?”
„Je hoeft mij niet op te halen, als het je niet uitkomt.”
„Jawel, ook al kan ik mij veel leukere dingen voorstellen om op vrijdagavond te doen dan ... ik spreek toch met Florian Krone?”
„Helemaal. Ik stuur je over een paar minuten het adres.”
„Super! Spannend! Ik ben benieuwd.”
„Tot later!”
„Sukkel!”
„Rukker!”
Snuivend van woede beëindigt Florian het gesprek met zijn aanstaande stiefbroer, die waarschijnlijk krankzinnig is of een extreme idioot, zoals hij nog niet eerder heeft meegemaakt in zijn leven. Met trillende hand bergt hij zijn telefoon weer op. Hoe krijgt iemand, die hij nog nooit heeft ontmoet, het voor elkaar om zoveel woede in hem op te roepen?
„Alles in orde met je?”
De rustig uitgesproken vraag van Manuel helpt Florian het trillen van zijn handen onder controle te krijgen. Voor de zekerheid stopt hij ze onder zijn dijbenen.
„Nee ... ik bedoel, ja. Kan je mij het adres van de praktijk geven? Die rukker ... Alex ... mijn nieuwe stiefbroer ... moet mij blijkbaar ergens ophalen.”
Manuel kijkt Florian met een aparte blik aan. Bezorgd. Het komt lief over op de jongen, die daardoor verder kalmeert. Bij zulke ogen kan hij simpelweg niet agressief of woedend blijven.
„Natuurlijk krijg je het adres. We zijn er zo. Lopend waren we er allang geweest. Het is maar tien minuten, maar de auto is makkelijker met zoveel bagage. Was dat je stiefbroer? Heb je een hekel aan hem?”
Er klinkt zoveel warmte in de stem, dat Florian alleen maar kan glimlachen. Hij voelt zich steeds meer op zijn gemak bij deze aantrekkelijke man.
„Op dit moment hoef ik hem niet te zien. Een echt antwoord heb ik eigenlijk niet, want ik ken hem helemaal niet.”
Daarna vertelt hij Manuel over zijn Ma, haar vriend en hun vertrek naar Afrika en over zijn vader, de nieuwe familie en zijn verhuizing. Kortom alles.
„Zo stond ik daar en niemand kwam mij ophalen. Ik was verdrietig en boos tegelijk, ook omdat ik helemaal geen idee heb wat ik kan verwachten. Ik wist gewoon niet meer wat te doen en ontdekte ik tot overmaat van ramp, dat ik het cadeau van mijn beste vrienden in de trein had laten liggen. Daarna scheet Ikea op mijn broek en de rest ken je.”
Ze parkeren voor een oude stadsvilla. Bij de toegangspoort hangt een bord. ‘Dierenkliniek Bavaria’ met eronder het adres en vijf namen van dierenartsen. Schmidt, Fleischer, Gleisner, Reuter, Schmidt.
„Ik stuur mijn geliefde stiefbroer het adres.”
„Goed. Ik neem Ikea alvast mee. Bij de balie hoef je alleen te zeggen, dat je bij mij hoort.”
De laatste woorden echoën na in Florians hoofd. Dat zei zijn moeder altijd tegen Roland. Voor Florian klinkt het alsof Manuel hem als vriend ziet en hij lacht over zijn eigen fantasie. De man is natuurlijk met een vrouw getrouwd en vader van een paar kinderen. Ondertussen is Manuel naar binnen gegaan en komt een oude man met een wit-bruine teckel door de poort aangelopen. Prompt oogst Florian de volgende sceptische blik, terwijl de man in een rechte lijn naar de voordeur loopt. Volgens zijn horloge is het bijna half negen. Hebben ze nu nog spreekuur? Ach, op het bord staan de spreekuren en op vrijdag is dat tot negen uur. Ruime openingstijden! Waarom staat Florian nog hier? Oh ja, hij moet die Alex nog een bericht sturen. Met tegenzin stuurt hij het adres naar het iets minder onbekende nummer zonder verdere toelichting, aanhef of groet.
Daarna gaat hij naar binnen, waar het naar desinfectiemiddel en dieren ruikt. Daar zit een zekere logica achter. Aan de muren hangen foto’s van grasparkieten, honden en nog andere beesten. De eerste indruk is goed. Alles ziet er modern en fris uit. Misschien iets te modern voor Manuel in zijn oude Fiat. Florian vindt hem meer iemand voor een oude, vervallen boerderij en ziet hem al op de hooizolder staan in een hemd en een oude spijkerbroek, compleet bezweet van het omlaag gooien van hooibalen.
„Hallo? Ik vroeg net of ik u kan helpen?”
„Eh ... oh ... sorry ... Ja, ik zoek Manuel ... dokter Schmidt ... ik hoor bij hem ... we zijn samen ... eh ... we zijn samen gekomen, ... eh ... hier bedoel ik ... ”
Pijnlijk! Florian stottert, bloost en schaamt zich over zijn dubbelzinnigheid. De man tegenover kijkt hem onderzoekend aan. Hij heeft een witte jas aan. Blijkbaar is hij een van de andere artsen. De ogen achter een zwarte bril lijken door hem heen te kijken en laten de man op Florian onvriendelijk overkomen, roepen aversie op.
„Oké.”
Meer zegt hij niet en gebaart Florian hem te volgen. Communicatieve dokter. Met het gevoel van een klein kind aan de hand van zijn moeder rent Florian achter de man aan, langs verschillende kamers waar vertwijfelde dieren zich afvragen, waarom ze hier zijn en de jongen met hulpeloze blikken vragen hen te redden. De onvriendelijke arts opent zwijgend een deur voor Florian. Manuel staat voor een tafel en heeft een witte jas en handschoenen aangetrokken. Het ziet er apart uit, maar ook weer passend.
„Ha, daar ben je. Ik vroeg mij al af of je nog zou komen. Kijk, Ikea is wakker. Het gaat alweer beter met haar. Ze heeft haar rechtervleugel gebroken. We moeten afwachten hoe de breuk herstelt. Ik heb haar gelijk medicijnen gegeven tegen wormen, luizen en de standaard inentingen tegen virussen. Met stationsbewoners weet je nooit wat ze met zich meedragen.”
Ikea zit behoorlijk suf op de onderzoekstafel. Haar rechtervleugel is gefixeerd.
„Hallo Ikea, ik ben het, weet je nog. Je hebt mij behoorlijk getreiterd, ondergescheten en ... het spijt me en ik hoop dat je snel weer kunt vliegen. Dat wilde ik eigenlijk zeggen.”
Manuel staat naast Florian. Nu pas merkt Florian, dat dokter Schmidt een kop langer dan hijzelf is. Hij moet omhoog kijken.
„Maak je geen zorgen. Ze is hier in goede handen.”
„Denk je dat ze mij ooit zal vergeven?”, probeert Florian zijn gedeukte imago verder op te poetsen.
„Wie kan je niet iets vergeven?”
Het retorische antwoord bezorgt Florian een warm gevoel, vooral in zijn gezicht. De knipoog van Manuel doet ‘t hem. Het geluid van een schrapende keel laat Florian een stap opzij doen. De onvriendelijke arts staat nog steeds in de open deur en de man staart.
„Marc, ik heb je niet gezien. Kom toch verder. Florian, mag ik je Marc Reuter voorstellen? Hij is mijn collega ...”
„En partner.”
Van een ijzig gezicht krijgt Florian een hand aangeboden, die hem tijdens het schudden stevig vasthoudt. Verbluft kijkt Florian van de een naar de ander. Manuel heeft plotseling een zenuwachtige trek om zijn mond en grijpt nerveus in zijn haar. Goh, Manuel is homo. Dat had Florian totaal niet gemerkt.
„Hallo.”
Wat kan hij anders zeggen?
„Marc, we hebben op het station een gewonde duif gevonden en daarom heb ik Florian en Ikea hierheen gebracht.”
„Interessant.”
Marc houdt Florian scherp in het oog en gaat direct naast zijn collega en partner staan om een hand om Manuels middel te slaan. Waarvoor is deze levende geest bang? Florian heeft geen enkele behoefte om Manuel hier tussen de vaccinatiespuiten en medische instrumenten uit te kleden en snelle seks te hebben. Waar is hij nu weer tussen beland? Hoe had hij moeten weten, dat de man een relatie heeft? Bovendien hebben ze niet geflirt? Of toch? Waarom zou iemand als Manuel iets van een jongen als Florian willen? In de ogen van de jongen is de man ongeveer tien jaar ouder en hij heeft blijkbaar een onvriendelijke en desondanks goed uitziende vriend. De naderende pijnlijke stilte krijgt geen kans zich door te zetten, omdat Florian iets op zijn rug voelt trillen. Het is zijn telefoon, die hij nu snel tevoorschijn haalt, onderuit zijn rugzak.
„Excuus voor de onderbreking.”
„Ga je gang.”
Marcs stem is honingzoet, zijn blik dodelijk.
„Hallo?”
„Ook goedenavond. Heb je het naar je zin daar binnen? Haast je niet, ik hou ervan om te wachten en sta hier graag nog langer. Het ruikt zo heerlijk hier naar hondenuitwerpselen.”
„Doe niet zo zielig, rukker. Ik kom eraan.”
„Geweldig. Je kan mij niet over het hoofd zien. Ik ben de jongen met het vrolijkste gezicht en ...”
Zonder pardon beëindigt Florian de verbinding. Zijn hand trilt alweer. Hoe krijgt dit figuur het voor elkaar hem binnen een paar seconden zo te tergen, dat hij vanzelf explodeert? Die arrogante, sarcastische ondertoon in zijn stem is genoeg om Florian in alle staten te brengen en iets kapot te schieten. Het liefste zijn stiefbroer.
Het past niet bij Florians vredelievende natuur. Hij heeft moeite met agressie, is tegen geweld, verdraagt geen onenigheid en zoekt altijd naar harmonie. Hij is gewoon te emotioneel om direct rationele argumenten klaar te hebben en zijn stem schiet altijd zo uit. Daarom vermijdt hij ruzies. Het kost hem allemaal teveel.
„Alles goed? Was dat weer je broer?”
Manuel wrijft zijn handen over elkaar en kijkt bezorgd, hoewel zijn jaloerse vriend hem onder controle houdt. Florian knikt om de vraag te bevestigen.
„Ja, ik moet gaan.”
„Nu al?”
Marcs commentaar wordt genegeerd. Manuel geeft hem een memovel en een pen.
„Zou je je telefoonnummer willen opschrijven? Zodat ik je kan vertellen hoe het met Ikea is.”
Het laatste deel komt er wat gehaast uit en is meer voor zijn vriend bedoeld dan voor Florian, die braaf zijn naam en nummer opschrijft. Je weet tenslotte maar nooit, waar het goed voor het is.
„Ik loop nog even met je mee. Jouw bagage ligt nog in de auto.”
„Ja, klopt. Eh ... Marc ... tot ziens.”
Het was een woest genoegen voor Florian en hij hoopt oprecht, dat ze elkaar snel weer zien. Ergens tussen hemel en aarde.
„Tot ziens.”
Nog een keer die koude hand, een laatste blik op de nu weer slapende Ikea en dan volgt Florian dokter Schmidt naar buiten. Zwijgend loopt de jongen naast Manuel.
„Weet je, Marc ... is eigenlijk een heel ander iemand. Normaal is hij beleefd, vriendelijk, open ... en leuk. Alleen wanneer hij het gevoel heeft, dat ik ...”
Manuel stamelt en dat verbaast Florian. Wat probeert de man te vertellen?
„Hoe anders? Wat voor gevoel?”
Florian probeert Manuel aan te kijken, die zacht antwoordt.
„ ... dat ik mij voor iemand anders zou interesseren ...”
„Dat is totale onzin. Waarom zou jij interesse in mij hebben?”
Florian schudt zijn hoofd en haalt zijn schouders op. Manuel houdt de buitendeur voor hem open. Florian gaat als eerste naar buiten.
„Ach Florian, ...”
Florian hoort niets meer. Direct voor de deur staat een zwarte Daimler. De bestuurder staat er ontspannen naast. Bij het geluid van hun voetstappen kijkt hij op.
„Is dat mijn schuld?”
„Nee, zeker de mijne.”
„Waar ben je?”
„Bij een vriend.”
Manuels gezicht laat steeds meer verwarring zien, de man glimlacht onzeker. Florian haalt zijn schouders op en grijnst.
„Mooi voor je. Waar mag ik je dan ophalen?”
„Niet. Ik weet niet eens wie je bent.”
„Alex ... Alex Wanninger.”
„Joachim zou mij ophalen.”
„Waar kan ik je ophalen?”
„Je hoeft mij niet op te halen, als het je niet uitkomt.”
„Jawel, ook al kan ik mij veel leukere dingen voorstellen om op vrijdagavond te doen dan ... ik spreek toch met Florian Krone?”
„Helemaal. Ik stuur je over een paar minuten het adres.”
„Super! Spannend! Ik ben benieuwd.”
„Tot later!”
„Sukkel!”
„Rukker!”
Snuivend van woede beëindigt Florian het gesprek met zijn aanstaande stiefbroer, die waarschijnlijk krankzinnig is of een extreme idioot, zoals hij nog niet eerder heeft meegemaakt in zijn leven. Met trillende hand bergt hij zijn telefoon weer op. Hoe krijgt iemand, die hij nog nooit heeft ontmoet, het voor elkaar om zoveel woede in hem op te roepen?
„Alles in orde met je?”
De rustig uitgesproken vraag van Manuel helpt Florian het trillen van zijn handen onder controle te krijgen. Voor de zekerheid stopt hij ze onder zijn dijbenen.
„Nee ... ik bedoel, ja. Kan je mij het adres van de praktijk geven? Die rukker ... Alex ... mijn nieuwe stiefbroer ... moet mij blijkbaar ergens ophalen.”
Manuel kijkt Florian met een aparte blik aan. Bezorgd. Het komt lief over op de jongen, die daardoor verder kalmeert. Bij zulke ogen kan hij simpelweg niet agressief of woedend blijven.
„Natuurlijk krijg je het adres. We zijn er zo. Lopend waren we er allang geweest. Het is maar tien minuten, maar de auto is makkelijker met zoveel bagage. Was dat je stiefbroer? Heb je een hekel aan hem?”
Er klinkt zoveel warmte in de stem, dat Florian alleen maar kan glimlachen. Hij voelt zich steeds meer op zijn gemak bij deze aantrekkelijke man.
„Op dit moment hoef ik hem niet te zien. Een echt antwoord heb ik eigenlijk niet, want ik ken hem helemaal niet.”
Daarna vertelt hij Manuel over zijn Ma, haar vriend en hun vertrek naar Afrika en over zijn vader, de nieuwe familie en zijn verhuizing. Kortom alles.
„Zo stond ik daar en niemand kwam mij ophalen. Ik was verdrietig en boos tegelijk, ook omdat ik helemaal geen idee heb wat ik kan verwachten. Ik wist gewoon niet meer wat te doen en ontdekte ik tot overmaat van ramp, dat ik het cadeau van mijn beste vrienden in de trein had laten liggen. Daarna scheet Ikea op mijn broek en de rest ken je.”
Ze parkeren voor een oude stadsvilla. Bij de toegangspoort hangt een bord. ‘Dierenkliniek Bavaria’ met eronder het adres en vijf namen van dierenartsen. Schmidt, Fleischer, Gleisner, Reuter, Schmidt.
„Ik stuur mijn geliefde stiefbroer het adres.”
„Goed. Ik neem Ikea alvast mee. Bij de balie hoef je alleen te zeggen, dat je bij mij hoort.”
De laatste woorden echoën na in Florians hoofd. Dat zei zijn moeder altijd tegen Roland. Voor Florian klinkt het alsof Manuel hem als vriend ziet en hij lacht over zijn eigen fantasie. De man is natuurlijk met een vrouw getrouwd en vader van een paar kinderen. Ondertussen is Manuel naar binnen gegaan en komt een oude man met een wit-bruine teckel door de poort aangelopen. Prompt oogst Florian de volgende sceptische blik, terwijl de man in een rechte lijn naar de voordeur loopt. Volgens zijn horloge is het bijna half negen. Hebben ze nu nog spreekuur? Ach, op het bord staan de spreekuren en op vrijdag is dat tot negen uur. Ruime openingstijden! Waarom staat Florian nog hier? Oh ja, hij moet die Alex nog een bericht sturen. Met tegenzin stuurt hij het adres naar het iets minder onbekende nummer zonder verdere toelichting, aanhef of groet.
Daarna gaat hij naar binnen, waar het naar desinfectiemiddel en dieren ruikt. Daar zit een zekere logica achter. Aan de muren hangen foto’s van grasparkieten, honden en nog andere beesten. De eerste indruk is goed. Alles ziet er modern en fris uit. Misschien iets te modern voor Manuel in zijn oude Fiat. Florian vindt hem meer iemand voor een oude, vervallen boerderij en ziet hem al op de hooizolder staan in een hemd en een oude spijkerbroek, compleet bezweet van het omlaag gooien van hooibalen.
„Hallo? Ik vroeg net of ik u kan helpen?”
„Eh ... oh ... sorry ... Ja, ik zoek Manuel ... dokter Schmidt ... ik hoor bij hem ... we zijn samen ... eh ... we zijn samen gekomen, ... eh ... hier bedoel ik ... ”
Pijnlijk! Florian stottert, bloost en schaamt zich over zijn dubbelzinnigheid. De man tegenover kijkt hem onderzoekend aan. Hij heeft een witte jas aan. Blijkbaar is hij een van de andere artsen. De ogen achter een zwarte bril lijken door hem heen te kijken en laten de man op Florian onvriendelijk overkomen, roepen aversie op.
„Oké.”
Meer zegt hij niet en gebaart Florian hem te volgen. Communicatieve dokter. Met het gevoel van een klein kind aan de hand van zijn moeder rent Florian achter de man aan, langs verschillende kamers waar vertwijfelde dieren zich afvragen, waarom ze hier zijn en de jongen met hulpeloze blikken vragen hen te redden. De onvriendelijke arts opent zwijgend een deur voor Florian. Manuel staat voor een tafel en heeft een witte jas en handschoenen aangetrokken. Het ziet er apart uit, maar ook weer passend.
„Ha, daar ben je. Ik vroeg mij al af of je nog zou komen. Kijk, Ikea is wakker. Het gaat alweer beter met haar. Ze heeft haar rechtervleugel gebroken. We moeten afwachten hoe de breuk herstelt. Ik heb haar gelijk medicijnen gegeven tegen wormen, luizen en de standaard inentingen tegen virussen. Met stationsbewoners weet je nooit wat ze met zich meedragen.”
Ikea zit behoorlijk suf op de onderzoekstafel. Haar rechtervleugel is gefixeerd.
„Hallo Ikea, ik ben het, weet je nog. Je hebt mij behoorlijk getreiterd, ondergescheten en ... het spijt me en ik hoop dat je snel weer kunt vliegen. Dat wilde ik eigenlijk zeggen.”
Manuel staat naast Florian. Nu pas merkt Florian, dat dokter Schmidt een kop langer dan hijzelf is. Hij moet omhoog kijken.
„Maak je geen zorgen. Ze is hier in goede handen.”
„Denk je dat ze mij ooit zal vergeven?”, probeert Florian zijn gedeukte imago verder op te poetsen.
„Wie kan je niet iets vergeven?”
Het retorische antwoord bezorgt Florian een warm gevoel, vooral in zijn gezicht. De knipoog van Manuel doet ‘t hem. Het geluid van een schrapende keel laat Florian een stap opzij doen. De onvriendelijke arts staat nog steeds in de open deur en de man staart.
„Marc, ik heb je niet gezien. Kom toch verder. Florian, mag ik je Marc Reuter voorstellen? Hij is mijn collega ...”
„En partner.”
Van een ijzig gezicht krijgt Florian een hand aangeboden, die hem tijdens het schudden stevig vasthoudt. Verbluft kijkt Florian van de een naar de ander. Manuel heeft plotseling een zenuwachtige trek om zijn mond en grijpt nerveus in zijn haar. Goh, Manuel is homo. Dat had Florian totaal niet gemerkt.
„Hallo.”
Wat kan hij anders zeggen?
„Marc, we hebben op het station een gewonde duif gevonden en daarom heb ik Florian en Ikea hierheen gebracht.”
„Interessant.”
Marc houdt Florian scherp in het oog en gaat direct naast zijn collega en partner staan om een hand om Manuels middel te slaan. Waarvoor is deze levende geest bang? Florian heeft geen enkele behoefte om Manuel hier tussen de vaccinatiespuiten en medische instrumenten uit te kleden en snelle seks te hebben. Waar is hij nu weer tussen beland? Hoe had hij moeten weten, dat de man een relatie heeft? Bovendien hebben ze niet geflirt? Of toch? Waarom zou iemand als Manuel iets van een jongen als Florian willen? In de ogen van de jongen is de man ongeveer tien jaar ouder en hij heeft blijkbaar een onvriendelijke en desondanks goed uitziende vriend. De naderende pijnlijke stilte krijgt geen kans zich door te zetten, omdat Florian iets op zijn rug voelt trillen. Het is zijn telefoon, die hij nu snel tevoorschijn haalt, onderuit zijn rugzak.
„Excuus voor de onderbreking.”
„Ga je gang.”
Marcs stem is honingzoet, zijn blik dodelijk.
„Hallo?”
„Ook goedenavond. Heb je het naar je zin daar binnen? Haast je niet, ik hou ervan om te wachten en sta hier graag nog langer. Het ruikt zo heerlijk hier naar hondenuitwerpselen.”
„Doe niet zo zielig, rukker. Ik kom eraan.”
„Geweldig. Je kan mij niet over het hoofd zien. Ik ben de jongen met het vrolijkste gezicht en ...”
Zonder pardon beëindigt Florian de verbinding. Zijn hand trilt alweer. Hoe krijgt dit figuur het voor elkaar hem binnen een paar seconden zo te tergen, dat hij vanzelf explodeert? Die arrogante, sarcastische ondertoon in zijn stem is genoeg om Florian in alle staten te brengen en iets kapot te schieten. Het liefste zijn stiefbroer.
Het past niet bij Florians vredelievende natuur. Hij heeft moeite met agressie, is tegen geweld, verdraagt geen onenigheid en zoekt altijd naar harmonie. Hij is gewoon te emotioneel om direct rationele argumenten klaar te hebben en zijn stem schiet altijd zo uit. Daarom vermijdt hij ruzies. Het kost hem allemaal teveel.
„Alles goed? Was dat weer je broer?”
Manuel wrijft zijn handen over elkaar en kijkt bezorgd, hoewel zijn jaloerse vriend hem onder controle houdt. Florian knikt om de vraag te bevestigen.
„Ja, ik moet gaan.”
„Nu al?”
Marcs commentaar wordt genegeerd. Manuel geeft hem een memovel en een pen.
„Zou je je telefoonnummer willen opschrijven? Zodat ik je kan vertellen hoe het met Ikea is.”
Het laatste deel komt er wat gehaast uit en is meer voor zijn vriend bedoeld dan voor Florian, die braaf zijn naam en nummer opschrijft. Je weet tenslotte maar nooit, waar het goed voor het is.
„Ik loop nog even met je mee. Jouw bagage ligt nog in de auto.”
„Ja, klopt. Eh ... Marc ... tot ziens.”
Het was een woest genoegen voor Florian en hij hoopt oprecht, dat ze elkaar snel weer zien. Ergens tussen hemel en aarde.
„Tot ziens.”
Nog een keer die koude hand, een laatste blik op de nu weer slapende Ikea en dan volgt Florian dokter Schmidt naar buiten. Zwijgend loopt de jongen naast Manuel.
„Weet je, Marc ... is eigenlijk een heel ander iemand. Normaal is hij beleefd, vriendelijk, open ... en leuk. Alleen wanneer hij het gevoel heeft, dat ik ...”
Manuel stamelt en dat verbaast Florian. Wat probeert de man te vertellen?
„Hoe anders? Wat voor gevoel?”
Florian probeert Manuel aan te kijken, die zacht antwoordt.
„ ... dat ik mij voor iemand anders zou interesseren ...”
„Dat is totale onzin. Waarom zou jij interesse in mij hebben?”
Florian schudt zijn hoofd en haalt zijn schouders op. Manuel houdt de buitendeur voor hem open. Florian gaat als eerste naar buiten.
„Ach Florian, ...”
Florian hoort niets meer. Direct voor de deur staat een zwarte Daimler. De bestuurder staat er ontspannen naast. Bij het geluid van hun voetstappen kijkt hij op.
Marko- Berichten: 243
- Geregistreerd: vrijdag 14 september 2012 08:50
- Woonplaats: Mrkopalj
- Heeft Bedankt: 149 keer
- Ontvangen Bedankjes: 173 keer