25 oktober 2021

Tafelrede (anno 2017)

„Eh … Petra, ik geloof, dat je vader nog wil spreken …“
„Oh, nee, niet hij …“
„Te laat …“
„Eh …,“ klopt Karel met een lepel tegen het glas om de aandacht van iedereen te vragen. Het wordt inderdaad stil, waarop Karel begint, „Eh … ja … lief … wat zal ik zeggen? Bruidspaar? Is dat correct? Tenslotte wil ik niets verkeerds zeggen. Hoe dan ook, lieve Petra, lieve … eh …“
„Esther,“ souffleert Annelies haar man, die nerveus glimlacht.
„Esther … lieve familie en andere bekenden, wij zijn heel gelukkig, dat wij hier en vanavond een … ja, dat kunnen we echt wel zeggen … een vrolijke, mooie gebeurtenis vieren, want … goed, ook al is het voor sommigen hier aan tafel wat ongewoon, want … er waren ooit tijden, waar alleen een man en een vrouw mochten trouwen … een aantal van jullie kan zich die tijd misschien nog herinneren … toen we zelf jong waren …“
Er wordt zacht gefluisterd en achter sommige handen gehoest of gegiecheld.
„… maar de gewoontes en zeden zijn blijkbaar veranderd, alleen omdat een paarse regering er ooit meende goed aan te doen, zoiets … ja, zoiets … met grote steun van links, maar wie is daar verbaasd over, want links wil ook drugs legaliseren en dat past weer goed in het algemene … verval … of moet je verwaarlozing zeggen … van de algemene normen en waarden.“
„Karel!“, waarschuwt Annelies met ingehouden, geknepen stem.
„Maar genoeg daarover, dus … lieve Petra en lieve …“
„Esther!“
„Esther, wij zijn vandaag voor een vrolijke … ik zou het zelfs feestelijk willen noemen … voor een historische gebeurtenis bij elkaar, omdat wij door de bank genomen jullie, en dat is werkelijk waar, het beste wensen … voor jullie relatie … die op een dag natuurlijk door een echte ambtenaar van de burgerlijke stand … ook al is dat in Utrecht, tenslotte is het daar altijd al iets anders geweest dan hier in Sint Oedenrode, hoewel je daarbij ook moet melden, dat ook de katholieke kerk in Utrecht ertegen is, misschien mag ik daarbij nog zeggen, dat de almachtige God wellicht toch een bijgedachte had, toen hij man en vrouw heeft geschapen. Tenslotte staat in de Bijbel iets over Adam en Eva en niets over Eva en … en …“
„Esther.“
„Esther en het idee, dat nu ook nog het ouderschap van kinderen moet worden uitgebreid … daarover kan ik alleen zeggen … zolang het Cda en de Christenunie …“
„Karel,“ beëindigt Annelies dit onderwerp met een scherpe uithaal.
„Maar de tijden veranderen, dat is ook van alle tijden en ergens heel natuurlijk, en wij … wensen het jonge … paar alle goeds voor de toekomst … en dat iedereen alleen doet, wat goed is, … zolang niemand er last van heeft … en natuurlijk met de gordijnen dicht … maar … en Petra, God weet dat … ik heel graag voor jou gewild had, dat … maar goed, dat is nu niet meer belangrijk … ze heet … Esther. Sorry, Esther … maar dit soort dingen … zijn voor ouders niet altijd zo gemakkelijk.“
„Maar Johan was ook zo,“ breekt Karels zus en Petra’s tante in,
„Annelies …“
„Niet nu, Hanneke!“
„Je broer was ook zo, Annelies, ik weet dat! Hij had ja ook nooit een vriendin, is nooit getrouwd en heeft ook niet ergens anders kinderen verwekt. Het komt echt uit jouw familie! En toen is hij iemand tegengekomen, die woonde in Schijndel, en het was een zeer goed verzorgde man … die vond ik echt mooi …“
„Jouw familie is echt leuk,“ fluistert Esther in Petra’s oor, die zelf inmiddels naar haar bord staart.
„Echt, Hanneke, het is goed zo,“ bewaakt Annelies de status quo binnen de familie.
„Hij rook weliswaar heel erg naar deodorant, maar hij was groot, goed gebouwd, elegant … Henk, dat was zijn naam en met Henk heeft Johan een paar maanden wat gehad … ik heb ze toch altijd en elke zaterdag op de markt gezien, maar toen was het ineens voorbij en sindsdien was hij alleen … ik dacht, dat hij tegen Henk gezegd had, dat hij niet meer langs mocht komen, omdat iedereen al begon te praten … en toen was Johan dus alleen en hij had ook niemand met wie daarover durfde te praten en daarna is hij begonnen met drinken …“
„Ach, hou je mond, alsjeblieft,“ zucht Annelies.
„… en zo is hij uiteindelijk met een dronken kop tegen een boom geëindigd. Maar het is goed, Annelies, als je maar weet, dat het uit jouw familie komt.“
„Echt waar? Hoe zit het dan met Judith?“
„Judith?“
„Ja, jouw zus en mijn schoonzus.“
„Weet ik veel wat er met Judith is. Ze werkt toch in België samen met haar parachutespringster bij een betonmixbedrijf?“
Karel pakt een glas van tafel en houdt het omhoog, „Zo, heeft iedereen een vol glas? Dan kunnen we proosten. Lieve Petra, lieve … eh …“
„Esther.“
„Esther, ja, goed, wij wensen jullie het beste en doe wat je moet doen. Proost!“
Op een hoek van de tafel proost Petra’s jongere broer met zijn vriend, die hem met een schuin hoofd aankijkt en vraagt, „Wil jij nog steeds met mij trouwen?“
„Ik begin te twijfelen.“